ECLI:NL:RBROT:2025:10104

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
11728839 VZ VERZ 25-4035
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking verzoekschrift in arbeidsovereenkomst geschil

In deze zaak heeft de verzoekster, een werkgever, een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met de verweerster, een werknemer, te ontbinden. Dit verzoek volgde op een eerder geweigerd ontslag door het UWV op 3 april 2025. De partijen hebben op 23 mei 2025 een beëindigingsovereenkomst gesloten, maar de verzoekster trok haar verzoek op 17 juni 2025 in, omdat de verweerster geen gebruik had gemaakt van haar recht om de overeenkomst te ontbinden binnen de bedenktermijn. De verweerster heeft daarop verzocht om een proceskostenveroordeling, maar de verzoekster betwistte dit, aangezien de verweerster geen proceskosten had gemaakt.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verweerster geen griffierecht heeft betaald en geen proceshandelingen heeft verricht. Op basis van artikel 289 Rv heeft de kantonrechter besloten dat beide partijen hun eigen proceskosten moeten dragen. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om de verzoekster in de proceskosten van de verweerster te veroordelen, omdat er geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De beschikking is gegeven door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11728839 VZ VERZ 25-4035
datum uitspraak: 27 juni 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoekster],
vestigingsplaats: [plaats] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. H. Moltmaker,
tegen
[verweerster],
woonplaats: [plaats] ,
verweerster,
gemachtigde: mr. M.C.V. Dornstedt.
De partijen worden hierna ‘ [verzoekster] ’ en ‘ [verweerster] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift (ontvangen op 30 mei 2025), met bijlagen;
  • de e-mail van [verzoekster] van 17 juni 2025;
  • de brief van [verweerster] van 18 juni 2025;
  • de e-mail van [verzoekster] van 18 juni 2025.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[verweerster] was werkzaam bij [verzoekster] op basis van een arbeidsovereenkomst. [verzoekster] heeft in oktober 2024 voor [verweerster] een ontslagvergunning aangevraagd bij het UWV. Het UWV heeft deze ontslagvergunning op 3 april 2025 geweigerd. Partijen hebben vervolgens op 23 mei 2025 een beëindigingsovereenkomst gesloten.
2.2.
[verzoekster] heeft op 30 mei 2025 een verzoekschrift bij de kantonrechter ingediend. [verzoekster] heeft de kantonrechter daarin verzocht om, indien [verweerster] gebruik maakt van haar recht om de beëindigingsovereenkomst binnen twee weken te ontbinden, de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden.
2.3.
[verzoekster] heeft op 17 juni 2025 haar verzoek ingetrokken omdat de bedenktermijn inmiddels is verstreken en [verweerster] geen gebruik heeft gemaakt van haar recht de beëindigingsovereenkomst te ontbinden. [verweerster] heeft de kantonrechter vervolgens op 18 juni 2025 verzocht om [verzoekster] conform het geldende tarief in de proceskosten te veroordelen. [verzoekster] heeft de kantonrechter laten weten het daar niet mee eens te zijn, omdat [verweerster] geen proceskosten heeft gemaakt.
De kantonrechter bepaalt dat de partijen de eigen proceskosten dragen
2.4.
Op grond van artikel 289 Rv kan de kantonrechter ambtshalve of op verzoek een proceskostenveroordeling uitspreken.
2.5.
De kantonrechter ziet in dit geval geen aanleiding om [verzoekster] in de proceskosten van [verweerster] te veroordelen. [verweerster] heeft namelijk geen griffierecht hoeven betalen en door of namens [verweerster] zijn ook geen processtukken ingediend. Hoewel de kantonrechter zich kan voorstellen dat naar aanleiding van het verzoekschrift van [verzoekster] aan de zijde van [verweerster] werkzaamheden zijn verricht, zijn dit geen werkzaamheden die in het kader van deze procedure voor een vergoeding in aanmerking komen. De kantonrechter bepaalt daarom dat beide partijen de eigen proceskosten dragen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
bepaalt dat de partijen de eigen proceskosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
62828