ECLI:NL:RBROT:2025:10107

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
11702877 CV EXPL 25-11652
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van betalingsachterstand in zorgverzekeringsovereenkomst met gedeeltelijke afwijzing van incassokosten

In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een rechtszaak aangespannen tegen een gedaagde die zelf procedeert, met betrekking tot een zorgverzekeringsovereenkomst. De gedaagde heeft een betalingsachterstand van € 1.655,02 erkend, die is ontstaan over de periode van april tot en met september 2024. VGZ eist dat de gedaagde deze achterstand betaalt, evenals een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 273,71 en rente. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstand en de incassokosten, maar heeft de tweede BIK-brief van VGZ gedeeltelijk afgewezen omdat deze niet aan de wettelijke eisen voldeed. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de gedaagde opgelegd, die in totaal € 1.041,14 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat VGZ het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, zelfs als de gedaagde in hoger beroep gaat. De uitspraak is gedaan op 8 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11702877 CV EXPL 25-11652
datum uitspraak: 8 augustus 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
VGZ Zorgverzekeraar N.V.,
vestigingsplaats: Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘VGZ’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 10 april 2025, met bijlagen;
  • het mondelinge antwoord;
  • het actuele overzicht van de betalingsachterstand die VGZ tijdens de zitting heeft overgelegd;
  • het overzicht van de schulden die [gedaagde] verder bij VGZ heeft openstaan die VGZ tijdens de zitting heeft overgelegd.
1.2.
Op 8 juli 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was namens de gemachtigde van VGZ [naam] aanwezig. [gedaagde] is niet verschenen.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde] heeft met VGZ een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst moet [gedaagde] maandelijks premie aan VGZ betalen. [gedaagde] heeft een betalingsachterstand laten ontstaan. VGZ eist dat [gedaagde] veroordeeld wordt die betalingsachterstand aan haar te betalen. Omdat [gedaagde] niet op tijd heeft betaald, eist VGZ dat [gedaagde] ook een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten en de rente aan haar moet betalen.
2.2.
[gedaagde] moet van de kantonrechter de betalingsachterstand van € 1.655,02, een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten van € 273,71 en de rente aan VGZ betalen. Hieronder wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
[gedaagde] moet een betalingsachterstand van € 1.655,02 betalen
2.3.
Volgens VGZ heeft [gedaagde] over de periode van april tot en met september 2024 een betalingsachterstand van € 1.655,02 laten ontstaan. [gedaagde] heeft deze betalingsachterstand erkend. Hij heeft uitgelegd hoe deze schuld is ontstaan en dat hij het financieel moeilijk heeft. De kantonrechter begrijpt dat het voor [gedaagde] financieel niet makkelijk is, maar dat betekent niet dat hij te laat mag betalen. De kantonrechter veroordeelt daarom [gedaagde] om de betalingsachterstand van € 1.655,02 aan VGZ te betalen.
2.4.
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] voor de andere schulden die hij bij VGZ heeft al een betalingsregeling met VGZ heeft afgesproken. VGZ heeft tijdens de zitting aangegeven dat zij bereid is om ook voor deze schuld een betalingsregeling af te spreken. [gedaagde] kan daarvoor contact opnemen met de gemachtigde van VGZ.
[gedaagde] moet incassokosten van € 273,71 betalen
2.5.
Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt € 273,71 toegewezen. Dit is het bedrag dat staat in de brief van 20 augustus 2024 waarmee [gedaagde] de kans heeft gekregen om alsnog zonder extra kosten de betalingsachterstand die op dat moment open stond, te betalen. Er bestaat geen recht op een hogere vergoeding. De tweede brief van 19 december 2024 die VGZ heeft verstuurd, voldoet namelijk niet aan de wet omdat daarin een hoger bedrag staat dan € 20,00 (€ 24,20 inclusief btw). Dat is niet toegestaan, omdat VGZ voor wat betreft de maandelijkse premiebetalingen in de zes maanden voor die brief al een aanmaning heeft verstuurd op basis waarvan [gedaagde] buitengerechtelijke kosten moet betalen (artikel 6:96 lid 8 BW en Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten).
[gedaagde] moet rente betalen
2.6.
De rente wordt toegewezen, omdat VGZ genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Berekend tot 4 april 2025 bedraagt de rente € 96,69.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan VGZ moet betalen op € 146,14 aan dagvaardingskosten, € 385,00 aan griffierecht, € 408,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 204,00) en € 102,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.041,14. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat VGZ dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VGZ te betalen € 2.025,42 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.655,02 vanaf 4 april 2025 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van VGZ worden begroot op € 1.041,14;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
62828