In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een rechtszaak aangespannen tegen een gedaagde die zelf procedeert, met betrekking tot een zorgverzekeringsovereenkomst. De gedaagde heeft een betalingsachterstand van € 1.655,02 erkend, die is ontstaan over de periode van april tot en met september 2024. VGZ eist dat de gedaagde deze achterstand betaalt, evenals een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 273,71 en rente. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstand en de incassokosten, maar heeft de tweede BIK-brief van VGZ gedeeltelijk afgewezen omdat deze niet aan de wettelijke eisen voldeed. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de gedaagde opgelegd, die in totaal € 1.041,14 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat VGZ het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, zelfs als de gedaagde in hoger beroep gaat. De uitspraak is gedaan op 8 augustus 2025.