ECLI:NL:RBROT:2025:10109

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
11649131 CV EXPL 25-9498
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot oproeping in vrijwaring wegens onvoldoende onderbouwing van rechtsverhouding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 augustus 2025 uitspraak gedaan in een vrijwaringsincident. De eiseres, woonachtig in Spijkenisse, heeft een koopovereenkomst gesloten met de gedaagden, woonachtig in Almere, voor de verkoop van haar woning. Na ontbinding van de koopovereenkomst door eiseres, heeft zij gedaagden aangesproken voor betaling van een contractuele boete. Gedaagden hebben in het incident verzocht om toestemming om een derde partij, [naam bedrijf], en een persoon, [naam 1], in vrijwaring op te roepen, omdat zij meenden dat deze partijen tekortgeschoten zijn in hun rol als aankoopmakelaar. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat gedaagden niet voldoende bewijs hebben geleverd voor het bestaan van een rechtsverhouding met de derde partijen. De kantonrechter heeft de vordering tot oproeping in vrijwaring afgewezen en gedaagden veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal op 16 september 2025 verder worden behandeld in de hoofdzaak, waarbij gedaagden nog de gelegenheid hebben om te reageren op de dagvaarding.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11649131 CV EXPL 25-9498
datum uitspraak: 15 augustus 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: Spijkenisse,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
gemachtigde: mr. F. Günes,
tegen

1.[gedaagde 1],

2. [gedaagde 2],
woonplaats: Almere,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
gemachtigde: mr. L.L. Metselaar.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagden]’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 1 april 2025, met bijlagen;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, met bijlagen;
  • het antwoord in het incident.

2.De eis in de hoofdzaak

2.1.
[eiseres] heeft (samen met haar ex-partner) op 22 februari 2024 een koopovereenkomst gesloten met [gedaagden], ter verkoop van haar woning aan de [adres]. In de koopovereenkomst is een boetebeding opgenomen. [eiseres] heeft op 29 november 2024 aan [gedaagden] laten weten dat zij de koopovereenkomst ontbindt.
2.2.
[eiseres] stelt dat [gedaagden] tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst en dat zij om die reden de koopovereenkomst heeft ontbonden. Volgens [eiseres] dient [gedaagden] daarom de helft van de contractuele boete aan haar te betalen (waarbij de andere helft van de contractuele boete aan haar ex-partner toekomt). [eiseres] eist derhalve dat [gedaagden] wordt veroordeeld om € 19.500,00 aan haar te betalen. [eiseres] eist daarnaast dat [gedaagden] een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten en de rente aan haar moet betalen.
2.3.
[gedaagden] is het niet eens met de eis van [eiseres]. [gedaagden] betwist dat [eiseres] aanspraak kan maken op de contractuele boete. Volgens [gedaagden] heeft [eiseres] de koopovereenkomst niet rechtsgeldig ontbonden en is geen sprake van een
toerekenbaretekortkoming van haar zijde. Voor zover [eiseres] wel aanspraak kan maken op de contractuele boete, meent [gedaagden] dat de boete gematigd moet worden.

3.De eis en het verweer in het incident

3.1.
[gedaagden] heeft de kantonrechter verzocht haar toestemming te verlenen om [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf]) en [naam 1] (hierna: [naam 1]) in vrijwaring op te roepen. [gedaagden] stelt dat zij tijdens het aankooptraject van de woning [naam 1], bestuurder en enig aandeelhouder van [naam bedrijf], heeft ingeschakeld als aankoopmakelaar/bemiddelaar. [gedaagden] stelt dat [naam bedrijf], althans [naam 1], tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst van opdracht en/of onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar en dat [naam bedrijf], althans [naam 1], om die reden aansprakelijk is voor de gevolgen die dat handelen voor haar heeft. Volgens [gedaagden] heeft [naam 1] namelijk nagelaten zorg te dragen voor de financiering voor de aankoop van de woning en – in het verlengde daarvan – voor de levering conform de koopovereenkomst. [gedaagden] stelt dat zij er recht op en belang bij heeft om [naam bedrijf] en [naam 1] in deze procedure in vrijwaring op te roepen om de eventuele kosten waarin zij in de hoofdzaak wordt veroordeeld op [naam bedrijf] en [naam 1] te verhalen.
3.2.
[eiseres] is het niet eens met de vordering tot oproeping in vrijwaring van [gedaagden]. [eiseres] betwist dat er sprake is van een rechtsverhouding tussen [gedaagden] en [naam bedrijf] en/of tussen [gedaagden] en [naam 1].

4.De beoordeling in het incident

De kantonrechter geeft geen toestemming om [naam bedrijf] en [naam 1] in vrijwaring op te roepen
4.1.
Voor toewijzing van een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring is vereist dat de eiser in het incident, de gewaarborgde, zich beroept op een rechtsverhouding met een derde, de waarborg, die meebrengt dat de waarborg verplicht is om de nadelige gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak tegen de gewaarborgde (gedeeltelijk) te dragen. Hoewel het bestaan van die rechtsverhouding in het vrijwaringsincident niet aangetoond hoeft te worden, dient de gewaarborgde zijn stelling dat er sprake is van een rechtsverhouding met de waarborg wel voldoende te onderbouwen. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagden] dit niet heeft gedaan. [gedaagden] heeft namelijk geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij aan [naam bedrijf], althans [naam 1], opdracht heeft gegeven om op te treden als aankoopmakelaar/bemiddelaar. Meer in het algemeen heeft [gedaagden] geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat er contact is geweest tussen haar en [naam 1] of een andere medewerker van [naam bedrijf] over de aankoop van de woning. De whatsappberichten tussen ‘[naam 2]’ en ‘[naam 3]’ die [gedaagden] heeft overgelegd, zijn in dit verband niet voldoende. Nog daargelaten dat op basis van de namen niet duidelijk is wie deze personen zijn, zeggen deze gesprekken immers niks over het bestaan van een (juridische) relatie tussen [gedaagden] en [naam bedrijf] of [naam 1].
4.2.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geeft de kantonrechter [gedaagden] geen toestemming om [naam bedrijf] en [naam 1] in vrijwaring op te roepen (artikel 210 Rv). De vordering van [gedaagden] wordt afgewezen.
[gedaagden] moet de proceskosten in het vrijwaringsincident betalen
4.3.
[gedaagden] moet de proceskosten in het vrijwaringsincident betalen, omdat zij ongelijk krijgt. De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [eiseres] op € 543,00 (één punt).
Het vervolg in de hoofdzaak
4.4.
[gedaagden] heeft nog niet gereageerd op de dagvaarding. Dat mag zij nog doen. De kantonrechter verwijst de zaak daarvoor naar de rolzitting van
dinsdag 16 september 2025 om 11:30 uur.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
5.1.
geeft geen toestemming om [naam bedrijf] en [naam 1] in vrijwaring op te roepen;
5.2.
veroordeelt [gedaagden] in de kosten, die aan de kant van [eiseres] tot vandaag worden vastgesteld op € 543,00;
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat [gedaagden] op de rolzitting van
dinsdag 16 september 2025 om 11:30 uurmag reageren op de dagvaarding;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
62828