5.2.Op de zitting heeft eiser verklaard dat hij het beroep op artikel 16, eerste lid, van de Pw niet langer handhaaft.
Waarom is het beroep ongegrond?
Periode in geding
6. De door de voorzieningenrechter te beoordelen periode loopt van 13 maart 2025, de datum van de aanvraag, tot en met 15 april 2025, de datum van het afwijzingsbesluit.
7. Op grond van artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Pw wordt een gezamenlijke huishouding in ieder geval aanwezig geacht indien de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander.
8. Niet in geschil is dat eiser en zijn ex-partner in de te beoordelen periode (van 13 maart tot en met 15 april 2025) hun hoofdverblijf hadden in dezelfde woning en dat uit hun relatie een kind is geboren. Dat eisers ex-partner haar hoofdverblijf inmiddels naar Rockanje heeft verplaatst, zoals eiser stelt, maakt de situatie in de te beoordelen periode niet anders. Daarmee is aan het onweerlegbaar rechtsvermoeden van artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Pw voldaan. Het college stelt zich daarom op goede gronden op het standpunt dat in de te beoordelen periode sprake was van een gezamenlijke huishouding tussen eiser en zijn ex-partner.
9. Het college heeft in wat eiser aanvoert geen aanleiding hoeven zien om, met voorbijgaan aan het hiervoor genoemde onweerlegbare rechtsvermoeden, de bijstand afwijkend vast te stellen. Omdat sprake is van een onweerlegbaar rechtsvermoeden speelt de vraag of in de periode in geding ook daadwerkelijk sprake was van wederzijdse zorg tussen eiser en zijn ex-partner geen rol. Voor de toepassing van de Pw moet de aard van de relatie buiten beschouwing blijven en moeten eiser en zijn ex-partner in de te beoordelen periode als gehuwd worden aangemerkt. Eiser kan daarom niet worden beschouwd als zelfstandig subject van bijstand en had dus geen recht op bijstand naar de norm voor een alleenstaande.
10. Het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel kan niet slagen. Niet is gebleken dat de betreffende medewerker bevoegd was toezeggingen te doen wat betreft eisers recht op een uitkering. Daarbij is het de vraag of eiser goed heeft verstaan wat er tegen hem is gezegd. Hij heeft immers ook het advies om zich te melden bij Centraal Onthaal aan het Delftseplein niet goed verstaan en begrepen dat hij werd doorverwezen naar de daklozenopvang in Delft.
11. De toepassing van de gehuwdennorm vloeit dwingend voort uit een wet in formele zin (artikel 21 en artikel 3, vierde lid, van de Pw). Naar de huidige stand van de rechtsontwikkeling staan dan artikel 11 van de Wet algemene bepalingen en het toetsingsverbod van artikel 120 van de Grondwet in zijn algemeenheid in de weg aan toetsing aan algemene rechtsbeginselen zoals het evenredigheidsbeginsel.Dat eiser de woning al vanaf 15 juli 2025 had moeten verlaten, nu onmiddellijk uitzetbaar is en de bijstandsuitkering nodig heeft voor het verkrijgen van vervangende woonruimte, kan daarom niet tot het oordeel leiden dat het bestreden besluit onevenredig is.
12. De voorzieningenrechter ziet echter wel dat eiser op dit moment in een impasse verkeert. Zij raadt eiser daarom aan zich te melden bij Centraal Onthaal, Delftseplein 29 in Rotterdam. De gemachtigde van het college heeft op de zitting toegezegd dat, mocht Centraal Onthaal geen plek hebben voor eiser, hij zich met een daartoe strekkende schriftelijke verklaring van Centraal Onthaal bij de gemeente Barendrecht kan melden om een nieuwe bijstandsaanvraag te doen. Eiser dient dan wel aannemelijk te maken dat geen sprake is van hoofdverblijf van hem en zijn partner gezamenlijk in de woning en dat zijn ex-partner (al) voor langere tijd elders verblijft. Onder dit voorbehoud en mogelijk na nader onderzoek zal hem een voorschot worden toegekend.