ECLI:NL:RBROT:2025:10155

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
11808364 VV EXPL 25-432
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van gebruiksrecht in kort geding tussen ex-partners in gezamenlijke huurwoning

In deze zaak, die op 20 augustus 2025 door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee ex-partners, [eiseres] en [naam 1], die samen in een huurwoning verblijven. [eiseres] heeft de eis ingediend om [naam 1] te veroordelen de woning binnen twee weken te verlaten en om haar voorlopig het gebruiksrecht van de woning toe te kennen. De bewindvoerder van [naam 1] heeft de eis afgewezen en verzocht om een ruimere ontruimingstermijn van zes maanden. De kantonrechter heeft de eis van [eiseres] afgewezen, omdat de vereiste spoedeisendheid ontbreekt. De rechter oordeelt dat [eiseres] niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een dringende noodzaak is voor een onmiddellijke voorziening. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de woonsituatie sinds het einde van de relatie niet is veranderd en dat [eiseres] geen feiten heeft aangedragen die de spoedeisendheid onderbouwen. Bovendien is de kantonrechter van mening dat het te ver gaat om op basis van een belangenafweging het exclusieve gebruiksrecht aan een van de medehuurders toe te kennen. De voorwaardelijke tegeneis van de bewindvoerder is niet beoordeeld, omdat de eis van [eiseres] is afgewezen. De partijen zijn veroordeeld om hun eigen proceskosten te dragen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11808364 VV EXPL 25-432
datum uitspraak: 20 augustus 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: Vlaardingen,
eiseres,
gemachtigde: mr. B. van Gestel,
tegen
EURO-WIJZER B.V.in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[naam 1]die woont in Vlaardingen,
vestigingsplaats: Valkenswaard,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S. Kara.
Partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘de bewindvoerder’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 29 juli 2025, met bijlagen 1 t/m 10;
  • het antwoord met een (voorwaardelijke) eis in reconventie, met bijlagen 1 t/m 7;
  • de brief van 5 augustus 2025 van mr. Kara, met bijlagen 8 t/m 14;
  • het stuk dat mr. Van Gestel tijdens zitting heeft overgelegd.
1.2.
Op 6 augustus 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [eiseres] met mr. Van Gestel,
  • namens de bewindvoerder [naam 2] (via een digitale beeld- en geluidverbinding), mr. Kara en de heer [naam 1].

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiseres] en [naam 1] zijn ex-partners, maar wonen nog samen met de twee kinderen van [eiseres] in de huurwoning aan de [adres] waarvan zij beide medehuurder zijn. [eiseres] is in november 2023 met haar kinderen naar Nederland gekomen en ingetrokken bij [naam 1]. Sinds april 2024 huren zij samen de huidige eengezinswoning. [eiseres] vindt dat de ontstane woonsituatie niet in het belang is van haar kinderen. Volgens haar is ruim een jaar na het verbreken van haar affectieve relatie met [naam 1], ondanks toezeggingen van zijn bewindvoerder, niets concreet over een moment waarop [naam 1] de woning zal verlaten. [eiseres] eist nu dat [naam 1] wordt veroordeeld de woning binnen twee weken te verlaten en ontruimen en om haar voorlopig het gebruiksrecht van de woning toe te kennen. De bewindvoerder wil dat de eis wordt afgewezen of dat een ruimere ontruimingstermijn van zes maanden wordt vastgesteld. Als voorwaardelijke tegeneis vraagt de bewindvoerder het gebruiksrecht van de woning voorlopig aan [naam 1] toe te kennen. De kantonrechter wijst de eis van [eiseres] af en komt niet toe aan de eis van de bewindvoerder. De beslissing wordt hierna uitgelegd.
Het toetsingskader in kort geding
2.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiseres] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [naam 1] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Spoedeisendheid
2.3.
De eis van [eiseres] wordt afgewezen, omdat de vereiste spoedeisendheid ontbreekt.
Volgens [eiseres] is de spoedeisendheid gelegen in de omstandigheid dat nu ruim een jaar na het einde van de relatie, ondanks toezeggingen van de bewindvoerder over het vertrek van [naam 1] uit de huurwoning, nog steeds geen concrete afspraken zijn gemaakt en onduidelijk blijft met welke termijn [eiseres] rekening moet houden. De partijen zijn het niet eens over het moment in 2024 waarop de affectieve relatie is geëindigd, maar [eiseres] – op wie de stelplicht rust – stelt zelf dat sinds het einde van de relatie ruim een jaar is verstreken. Daarvan uitgaande is onduidelijk waarom nu een onmiddellijke voorziening bij voorraad nodig is en waarom [eiseres] niet de uitkomst van een (in de woorden van [eiseres]: zo nodig te starten) gewone procedure over de exclusieve voortzetting kan afwachten. [eiseres] heeft namelijk geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit spoedeisendheid kan worden afgeleid. Zo is de woonsituatie c.q. feitelijke verdeling van de woonruimtes tussen [naam 1] en [eiseres] sinds het einde van de relatie blijkbaar ongewijzigd. Die verdeling is dat [eiseres] en de twee kinderen verblijven in de drie slaapkamers boven, dat [naam 1] verblijft in de woonkamer beneden en dat de keuken, badkamer en wc voor gezamenlijk gebruik zijn.
2.4.
Ook als wel een spoedeisend belang was aangenomen, was de eis van [eiseres] afgewezen. De kantonrechter kan bij de huidige stand van zaken zoals gepresenteerd door de partijen namelijk niet vaststellen dat de situatie onhoudbaar is en dat, daarom, een onmiddellijke voorziening moet worden getroffen die erop neerkomt dat [naam 1] de woning moet verlaten. [eiseres] legt aan haar eis ten grondslag dat de ontwikkeling van haar twee minderjarige kinderen in het gedrang komt door de woonsituatie, maar zij onderbouwt dat op geen enkele manier. Voor een van de twee kinderen is een verklaring van een docent over zijn gedrag en houding op school in het geding gebracht, maar enig verband tussen dat gedrag op school en de woonsituatie wordt (daarin) niet gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt. [eiseres] betoogt verder dat zij zich in een kwetsbare en onzekere positie bevindt, omdat zij voor het betalen van de huur afhankelijk is van de bewindvoerder van [naam 1]; er is al een keer een huurachterstand ontstaan die ook weer is afgelost. De kantonrechter overweegt hierover dat [eiseres] als medehuurder hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van de huur en op dat punt dus ook zelf verantwoordelijkheid kan nemen. Dat geldt in dit geval des te meer omdat zij, zoals ter zitting is besproken, zelf een inkomen geniet en pas zeer recent, terwijl zij al langer werkt, is gaan meebetalen aan de huur. De kantonrechter is verder van oordeel dat het in de concrete omstandigheden van dit geval te ver voert om enkel op basis van een belangenafweging voorlopig het exclusief gebruiksrecht aan de ene medehuurder toe te kennen (en dat daarmee dus te ontzeggen aan de ander).
Voorwaardelijke tegeneis
2.5.
De kantonrechter komt niet toe aan het beoordelen van de voorwaardelijke tegeneis van de bewindvoerder. Die eis is ingesteld voor het geval de kantonrechter ter zake de eis van [eiseres] oordeelt dat er spoedeisend belang is en dat het nodig is dat een van de ex-partners de woning moet verlaten. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de bewindvoerder toegelicht dat (dus) niet op haar eis hoeft te worden beslist als de kantonrechter de eis van [eiseres] afwijst. Omdat de eis van [eiseres] wordt afgewezen, wordt de eis van de bewindvoerder niet beoordeeld.
Iedere partij draagt de eigen proceskosten
2.6.
De kantonrechter bepaalt dat de partijen de eigen proceskosten dragen. Dat betekent dat zij geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij heeft gemaakt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eis van [eiseres] af;
3.2.
bepaalt dat de partijen de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken.
34286