ECLI:NL:RBROT:2025:10214

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/702706 / JE RK 25-1384 C/10/703058 / JE RK 25-1430
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking over voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 14 juli 2025, wordt een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot gesloten jeugdhulp verleend voor een minderjarige, geboren in 2008. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze maatregelen vanwege ernstige zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die zich onttrekt aan het gezag van haar ouders en de jeugdhulp. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders belast zijn met het ouderlijk gezag en dat de minderjarige momenteel verblijft bij een gecertificeerde instelling. Tijdens de zitting is de minderjarige gehoord, en er zijn zorgen geuit over haar netwerk en bezigheden, waaronder vermoedens van middelengebruik. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. Tevens is besloten dat gesloten jeugdhulp noodzakelijk is om te voorkomen dat de minderjarige zich onttrekt aan de hulpverlening. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 3 oktober 2025, en het verzoek voor een open plaatsing afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/702706 / JE RK 25-1384
C/10/703058 / JE RK 25-1430
Datum uitspraak: 14 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaken van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Rijnmond,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] hierna te noemen [minderjarige] ,
bijgestaan door advocaat mr. W. Suttorp, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats] ,
bijgestaan door advocaat mr. A.J.M. Vélu, kantoorhoudende te Rotterdam,
en
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
bijgestaan door advocaat mr. A.J.M. Vélu, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen de GI.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift van de Raad met bijlagen, ontvangen op 4 juli 2025;
  • het verzoekschrift van de Raad met bijlagen, ontvangen op 11 juli 2025;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper, ontvangen op 11 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren is voortgezet op 14 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [minderjarige] met haar advocaat;
  • de moeder en de vader met hun advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1] ;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam 2] en [naam 3] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] (tevens voorafgaand aan de zitting) naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij [naam instelling] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 3 juli 2025 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 3 oktober 2025.
2.4.
De kinderrechter heeft bij dezelfde beschikking een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 31 juli 2025.
2.5.
Vervolgens heeft de kinderrechter in deze rechtbank op 10 juli 2025 een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 10 juli 2025 voor de duur van twee weken. De beslissing op de verzoeken is voor het overig verzochte aangehouden.

3.De aangehouden verzoeken van de Raad

Ten aanzien van verzoek C/10/702706 / JE RK 25-1384
3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Ook verzoekt de Raad met onmiddellijke ingang een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Ten aanzien van verzoek C/10/703058 / JE RK 25-1430
3.2.
De Raad verzoekt een machtiging gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verlenen voor [minderjarige] voor de duur van drie maanden.
3.3.
De Raad handhaaft de verzoeken ter zitting en licht dit als volgt toe. De eerdere plaatsing van [minderjarige] heeft niet het gewenste effect gehad, nu [minderjarige] vrijwel direct na de plaatsing op een open groep van de radar is verdwenen. Er spelen ernstige zorgen over de [minderjarige] ’s netwerk en bezigheden wanneer zij buiten zicht is. Zo zijn er vermoedens van middelengebruik en vermoedt de Raad dat [minderjarige] zich in risicovolle situaties bevindt. Ondanks dat [minderjarige] een slimme meid is die bereid is zich in te zetten voor de hulpverlening, heeft de hulpverlening tot op heden niet het beoogde effect gehad. [minderjarige] onttrekt zich stelselmatig aan het gezag van de ouders en de instelling. Om deze reden dient er vanuit een gesloten setting door middel van diagnostiek inzicht te komen op de het antwoord op de vraag waarom zij telkens wegloopt. De huidige machtiging voor de duur van twee weken zal naar verwachting niet volstaan om een duurzame verandering in het gedrag van [minderjarige] tot stand te brengen.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad en dit als volgt toegelicht. Doordat [minderjarige] de afgelopen twee weken zich heeft onttrokken aan het zicht van de GI, beschikken zij over beperkte nieuwe informatie. Het is de komende periode van belang dat er diagnostiek plaatsvindt zodat er passende hulpverlening ingezet wordt voor [minderjarige] . De GI zal in overleg met de ouders en [minderjarige] de koers bepalen, waar ook aandacht besteed zal worden aan de start van [minderjarige] ’s opleiding aan het Zadkine.
4.2.
Door en namens [minderjarige] is ter zitting het volgende naar voren gebracht. [minderjarige] begrijpt dat er zorgen over haar spelen. [minderjarige] heeft goed nagedacht en wil graag leren beter prioriteiten stellen en de afspraken nakomen. Verder wil zij graag beter leren praten met de hulpverlening en wil zij graag rechtstreeks met de hulpverleners in gesprek, in plaats van dat zij over haar praten. Tenslotte is school erg belangrijk voor [minderjarige] . [minderjarige] heeft zelfinzicht en is gemotiveerd om zichzelf te verbeteren. Ondanks de zorgen heeft [minderjarige] onlangs haar opleiding succesvol afgerond en heeft zij een duidelijke toekomstvisie. In dit kader is namens [minderjarige] bepleit dat een zoveel mogelijk open setting helpend zou zijn, waar in overleg met [minderjarige] de in te zetten hulpverlening wordt afgestemd.
4.3.
Door en namens de ouders is ter zitting ingestemd met de verzoeken. De ouders zijn erg verdrietig over de huidige situatie waarin zij zich bevinden. Hoewel de ouders in gesprek gaan met [minderjarige] maakt zij andere keuzes. De ouders zijn erg betrokken bij [minderjarige] en hebben zelf om hulp gevraagd, omdat zij er niet in slagen om [minderjarige] voldoende bij te sturen. De ouders willen het beste voor [minderjarige] en op dit moment houdt dat in dat zij gesloten wordt geplaatst, zodat de nodige hulpverlening zo snel mogelijk wordt opgestart. Zij zijn beschikbaar om haar te ondersteunen en zullen dit ook blijven doen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een voorlopige ondertoezichtstelling is voldaan. Er spelen grote zorgen dat de ontwikkeling van [minderjarige] acuut en ernstig wordt bedreigd. Direct na de plaatsing in Arnhem heeft [minderjarige] zich onttrokken aan het gezag van de instelling door weg te lopen en gedurende een periode van een week weg te blijven. De kinderrechter maakt zich ernstig zorgen over het netwerk en de bezigheden van [minderjarige] . De voorlopige ondertoezichtstelling was en is in dit kader noodzakelijk om die bedreiging weg te nemen. Om deze reden laat de kinderrechter de voorlopige ondertoezichtstelling in stand. Het is aan de GI om de komende periode de nodige hulpverlening in te zetten. De kinderrechter hoopt dat [minderjarige] zich open zal stellen voor de hulpverlening. Het is positief dat de hulpverlening op zeer korte termijn van start zal gaan, maar desondanks zal er meer tijd nodig zijn om uit te vinden welke hulpverlening ten aanzien van [minderjarige] ingezet moet worden.
5.2.
Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten instelling noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. Het is namelijk meermalen gebleken dat [minderjarige] zich onttrekt aan het toezicht en de begeleiding die haar wordt geboden. Daarbij zijn er zorgen over waar – en met wie – zij zich op dat moment bevindt. Er zijn zorgen over haar veiligheid. Daarom machtigt de kinderrechter de GI om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot 3 oktober 2025. De kinderrechter overweegt hierbij dat het zal afhangen van de mate waarin [minderjarige] openheid van zaken geeft en de te maken afspraken nakomt of de machtiging voor deze duur dient te worden benut. De kinderrechter hoopt dat de op zitting door [minderjarige] getoonde motivatie om mee te werken stand zal houden, ook als dat voor haar moeilijk kan zijn. Begeleiding en (een start van) behandeling in een gesloten setting is voor haar nu de meest passende weg.
5.3.
Nu de kinderrechter zich genoodzaakt ziet om ten behoeve van [minderjarige] een machtiging te verlenen voor gesloten jeugdhulp, wijst zij het verzoek voor een machtiging voor plaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (open groep) af.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 14 juli 2025 tot 3 oktober 2025;
6.2.
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2025 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Vos als griffier, en op schrift gesteld op 28 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking over de machtiging tot uithuisplaatsing is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.