ECLI:NL:RBROT:2025:10217

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
c/10/701088 / JE RK 25-1165
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling van minderjarigen

Op 14 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Rijnmond betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. V.T.E. Kuijpers, en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond gehoord. De vader was niet aanwezig, maar was wel opgeroepen. De kinderrechter heeft de mening van de minderjarigen gevraagd en de aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

De Raad verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden, omdat er zorgen waren over de ontwikkeling van de minderjarigen, met name over [minderjarige 1] die problemen vertoonde zoals schoolverzuim en drugsgebruik. De moeder heeft verweer gevoerd en aangegeven dat de situatie verbeterd is en dat zij zelf hulp heeft gezocht. De GI heeft ook aangegeven dat de thuissituatie verbeterd lijkt, maar twijfelt of een nieuwe ondertoezichtstelling nodig is.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende grond is voor een ondertoezichtstelling van [minderjarige 2], maar heeft het verzoek voor [minderjarige 1] aangehouden tot een pro forma datum op 1 november 2025. De kinderrechter heeft de Raad verzocht om twee weken voor deze datum te rapporteren over de actuele stand van zaken. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/701088 / JE RK 25-1165
Datum uitspraak: 14 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Rijnmond,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1] ,
geboren op [geboortedatum 1] 2008 in [geboorteplaats ] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2] ,
geboren op [geboortedatum 2] 2009 in [geboorteplaats ] , hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats ] ,
bijgestaan door advocaat mr. V.T.E. Kuijpers, kantoorhoudende te Capelle aan den IJssel,
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats ] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 10 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 2] .
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.

3.Het verzoek van de Raad

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen voor de duur van negen maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit als volgt toe. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Zij hebben veel meegemaakt en lange tijd in een instabiele, onzekere situatie verkeerd. Er zijn zorgen over het zelfbepalende gedrag, schoolverzuim en blowen van [minderjarige 1] . [minderjarige 2] houdt zich veelal afzijdig van de gezinsproblematiek en stelt zich teruggetrokken op. De afgelopen maanden zijn er prille verbeteringen zichtbaar. Ondanks dat de moeder openstaat voor hulp, is zij niet in staat om voldoende bij te sturen en levert de hulpverlening tot nu toe niet het gewenste resultaat op. Er dient in samenwerking met de moeder hulp ingezet te worden op de gezinssystematiek.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Toen het gezin maanden geleden dringend hulp nodig had, heeft de moeder zelf hulp gezocht, maar was er geen ondersteuning beschikbaar. Ze kwam toen regelmatig, soms twee keer per week, langs om hulp te vragen. Inmiddels is er veel tijd verstreken sinds de melding en rapportage van de Raad. Het verzoek om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen is nu achterhaald. Het gaat beter met het gezin en er is rust. De moeder krijgt begeleiding van een praktijkondersteuner en [minderjarige 2] heeft speltherapie gevolgd. Gedwongen hulpverlening zou in dit licht niet helpend zijn: de moeder heeft veel ervaring en weet de weg naar de hulpverlening indien nodig.
4.2.
De GI heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn twee keer eerder onder toezicht gesteld. Inmiddels lijkt de thuissituatie verbeterd te zijn. Er vinden minder escalaties plaats tussen de moeder en [minderjarige 1] en de moeder lijkt de weg naar de hulpverlening te kunnen vinden. De komende tijd zal moeten blijken of de prille positieve ontwikkelingen bestendig zijn. De GI vraagt zich af of een nieuwe ondertoezichtstelling nodig is, of dat hulpverlening voortgezet kan worden in het vrijwillig kader. In het verleden is er een breed scala aan hulpverlening ingezet, waardoor de vraag rijst wat een ondertoezichtstelling nog kan opleveren. Bovendien is er momenteel geen zicht op een vaste jeugdbeschermer voor het gezin.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter ziet ten aanzien van [minderjarige 2] onvoldoende grond voor de verlening van een ondertoezichtstelling. Ondanks dat [minderjarige 2] in het verleden binnen het gezin veel heeft meegemaakt, lijkt het met hem goed te gaan. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren gebracht, volgt onvoldoende concrete aanleiding om aan te nemen dat [minderjarige 2] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter zal het verzoek van de Raad zal ten aanzien van [minderjarige 2] afwijzen.
5.2.
Betreffende [minderjarige 1] zijn er de afgelopen maanden positieve ontwikkelingen zichtbaar. Eerder bestonden er echter serieuze zorgen over zijn welzijn, drugsgebruik, weglopen en school. De kinderrechter acht het positief dat [minderjarige 1] nu een baan heeft en voornemens is vanaf september te starten met een BBL-traject. Ook thuis, in het gezin, lijkt er meer rust te zijn. Het is van belang dat deze positieve lijn doorzet, zodat [minderjarige 1] zich kan ontwikkelen tot een gezonde, stabiele en zelfstandige volwassene. Gezien de prille positieve ontwikkelingen, waarbij de moeder bereid en in staat lijkt te zijn om hulpverlening in te schakelen en er niet direct voor het gezin een vaste jeugdbeschermer beschikbaar is, ziet de kinderrechter aanleiding om een vinger aan de pols te houden en het verzoek ten aanzien van [minderjarige 1] aan te houden tot de na hierna te noemen pro forma datum. Het is noodzakelijk voor [minderjarige 1] dat de positieve ontwikkelingen zich doorzetten en dat de moeder, indien nodig, de weg naar de hulpverlening weet te vinden.
5.3.
De kinderrechter verzoekt de Raad
uiterlijktwee weken voor de hierna vermelde pro forma-datum te rapporteren over de actuele stand van zaken en daarbij aan te geven of zij het resterende deel van het verzoek handhaaft (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. V.T.E. Kuijpers).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek ten aanzien van [minderjarige 2] af;
en alvorens verder te beslissen:
6.3.
houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 november 2025 pro forma;
6.4.
bepaalt dat de Raad en de belanghebbende op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.5.
verzoekt de Raad
uiterlijktwee weken voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. V.T.E. Kuijpers) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2025 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Vos als griffier, en op schrift gesteld op 28 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.