ECLI:NL:RBROT:2025:10223

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/701575 / JE RK 25-1242 C/10/701578 / JE RK 25-1245
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 21 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar, omdat er zorgen zijn over de opvoedsituatie en de ontwikkeling van de kinderen. De moeder van de kinderen, die samen met haar partner het ouderlijk gezag uitoefent, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Zij stelt dat het goed gaat met de kinderen en dat de zorgen voortkomen uit het gedrag van een andere gezinslid, [naam 4]. De kinderrechter heeft de situatie van de kinderen en de thuissituatie zorgvuldig beoordeeld. Er zijn zorgen over de emotionele en sociale ontwikkeling van beide kinderen, die voortkomen uit een onveilige en onstabiele thuissituatie. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de stabiliteit en rust in de thuissituatie te waarborgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling uitgesproken in het openbaar en op schrift gesteld op 30 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/701575 / JE RK 25-1242
C/10/701578 / JE RK 25-1245
Datum uitspraak: 21 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaken van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen de Raad,
over
inzake C/10/701578 / JE RK 25-1245
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2016 in [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige 1],
en
inzake C/10/701575 / JE RK 25-1242
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2020 in [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt ten aanzien van [minderjarige 2] als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats 1].
De kinderrechter merkt ten aanzien van [minderjarige 1], naast de moeder, tevens als belanghebbende aan:
[naam 1],
hierna te noemen de partner van de moeder, wonende in [woonplaats 2].
De kinderrechter merkt ten aanzien van [minderjarige 2] de partner van de moeder aan als informant.
De kinderrechter merkt ten aanzien van beide kinderen aan als informant:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west regio Zuid-Holland Zuid,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 18 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de partner van de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 2];
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 3].

2.De feiten

2.1.
De moeder en de partner van de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 2]. De moeder is belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1].
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.

3.Het verzoek van de Raad

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen voor de duur van één jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit als volgt toe. De kern van de zorgen over de kinderen ziet op de onrustige opvoedsituatie. Hoewel de Raad ziet dat de moeder haar best doet, blijkt zij niet altijd in staat om de kinderen te begrenzen. Zowel de moeder als de kinderen hebben ieder te maken met eigen problematiek. Om deze reden dient er stevig ingezet te worden op systemische therapie.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad en dit als volgt toegelicht. De begeleiding van het gezin zal zo spoedig mogelijk opgepakt worden, waarbij advies zal worden ingewonnen van de Viersprong over welke vorm van hulpverlening het meest geschikt is voor het gezin.
4.2.
De moeder heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Het gaat goed met [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder ervaart het als oneerlijk dat haar hele gezin onder de loep genomen wordt. De problematiek komt immers voort uit het gedrag van [naam 4]. Ook stelt de moeder dat in het onderzoek van de Raad gefocust wordt op de problematiek van de moeder in het verleden, terwijl dit niet relevant is. De moeder heeft meegewerkt aan alle hulpverlening en ook zelf om hulp gevraagd. Het gaat inmiddels veel beter met de moeder. Zij betwist dan ook dat de zorg voor de kinderen te zwaar voor haar is. De zorgen die naar voren komen in het raadsrapport zien vooral op de schoolgang van [minderjarige 1] en de cognitieve ontwikkeling van [minderjarige 2]. Deze zorgen zijn echter al bekend bij de moeder en zij heeft altijd het voortouw genomen in het onderzoeken van de kinderen en daarmee de inzet van hulpverlening.
4.3.
De partner van de moeder heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. Vanwege negatieve ervaringen met jeugdzorg in het verleden is het lastig voor de moeder om positief te blijven. De focus die de borderline-problematiek van de moeder krijgt is niet terecht. Dit ligt inmiddels in het verleden. De problematiek binnen het gezin komt op dit moment voornamelijk voort uit het gedrag van [naam 4]. Haar broertjes kijken naar haar op en nemen ook gedrag over. Om deze reden zal er hulp moeten komen voor [naam 4], wat uitwerking zal hebben op de rest van het gezin. Zodra dit verbetert, zal de moeder ook meer draagkracht hebben voor de opvoeding van de andere kinderen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat ten aanzien van beide kinderen aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. [1] [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben een moeilijke jeugd gehad met wisselende partnerrelaties en ruzies in het gezin, waardoor zij een onveilige en onstabiele thuissituatie hebben gehad. De emotieregulatieproblemen van [minderjarige 1] zijn op school tot uiting gekomen, waardoor hij al langere tijd veel school mist en heel veel aan het gamen is. Ook [minderjarige 2] vertoont gedrag waarmee hij grenzen opzoekt en zich boos opstelt. Er zijn hierdoor grote zorgen over de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderen zijn gebaat bij stabiliteit en rust in de thuissituatie. Hoewel de grootste zorgen binnen het gezin voortkomen uit de gedragsproblematiek van [naam 4], spelen er ten aanzien van alle kinderen kindspecifieke zorgen die extra aandacht behoeven. Ondanks dat de kinderrechter ziet dat het beter gaat met de moeder en dat zij haar uiterste best doet, vraagt de situatie ook veel van haar en is het de vraag of zij voldoende draagkracht heeft en houdt om met de huidige complexe gezinsdynamiek om te gaan. Daarbij is er systemische hulpverlening nodig voor het hele gezin en daar staat de moeder nu niet achter. De thuissituatie dient in het belang van de kinderen met behulp van extra ondersteuning nader gestabiliseerd te worden. De kinderrechter wil de moeder deze ondersteuning voor het gezin bieden en hoopt dat zij dit ook zo zal ervaren.
5.2.
De ondertoezichtstelling is daarom in dit geval nodig. De kinderrechter stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht voor de duur van één jaar.
5.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
inzake C/10/701578 / JE RK 25-1245
6.1.
stelt [minderjarige 1] en onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland met ingang van 21 juli 2025 tot 21 juli 2026;
inzake C/10/701575 / JE RK 25-1242
6.2.
stelt [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland met ingang van 21 juli 2025 tot 21 juli 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2025 door mr. D.I. Hendriks-van Wel, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Vos als griffier, en op schrift gesteld op 30 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 BW.