ECLI:NL:RBROT:2025:10224

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/701049 / JE RK 25-1159
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 21 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2010. De zaak betreft de minderjarige die onder voogdij staat van haar oma en momenteel verblijft op een behandelgroep. De kinderrechter heeft de procedure gevoerd met gesloten deuren, waarbij de oma, een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, en de pleegouders aanwezig waren. Vanwege taalproblemen van de oma is er een beëdigde tolk ingeschakeld.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat er grote zorgen zijn over haar emotionele, sociale en seksuele ontwikkeling. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van één jaar, wat door de betrokkenen werd ondersteund. De kinderrechter heeft de zorgen over de minderjarige bevestigd en besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 28 juli 2026, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. Tegen deze eindbeslissing is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag, waarbij belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak of betekening in beroep kunnen gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/701049 / JE RK 25-1159
Datum uitspraak: 21 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ), hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam oma],
hierna te noemen de oma, wonende in [woonplaats] ,
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[pleegvader] en [pleegmoeder] ,
hierna te noemen de pleegvader en de pleegmoeder, tezamen de pleegouders, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 10 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de oma;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 1] ;
- de pleegouders.
1.3.
Omdat de oma de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Spaanse taal en de taal Papiamento, heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling doen plaatsvinden met bijstand van [naam 2] , tolk in Spaans/Papiamento. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft een brief geschreven aan de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft geschreven. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is onder voogdij gesteld van de oma.
2.2.
[minderjarige] verblijft op een behandelgroep van [naam instelling] in [plaatsnaam] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 juli 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 28 juli 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 juli 2025 de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 28 juli 2025.

3.Het verzoek van de GI

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit als volgt toe. Het gaat wisselend met [minderjarige] op haar nieuwe plek op de behandelgroep. [minderjarige] is een slimme meid met een sterke wil, waardoor zij lastig stuurbaar is. Hoewel de oma ontkent dat [minderjarige] trauma’s heeft, geeft [minderjarige] aan veel baat te hebben bij de creatieve therapie en cognitieve gedragstherapie die zij hiervoor volgt. Op dit moment kan [minderjarige] niet op verlof omdat zij geen openheid geeft over met wie en waar zij dan zou zijn tijdens haar verlof. [minderjarige] is het er nu mee eens dat ze bij [naam instelling] verblijft, maar dat verandert ook wel eens. Hoewel [minderjarige] wisselend is in haar wensen ten aanzien van haar verblijfplek, is de GI van mening dat [minderjarige] op dit moment goed op haar plek is bij [naam instelling] . De komende periode wil de GI de mogelijkheid tot begeleid wonen onderzoeken.

4.De standpunten

4.1.
De oma heeft ter zitting met het verzoek van de GI ingestemd. Zij wil het beste voor [minderjarige] en op dit moment is dat het respecteren van [minderjarige] ’s beslissing.
4.2.
De pleegouders geven ter zitting aan dat zij beschikbaar zijn voor [minderjarige] en liefde voor haar hebben. Zij zal altijd bij hen terecht kunnen. De pleegouders willen het beste voor [minderjarige] en willen haar ondersteunen waar nodig.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overlegde stukken en hetgeen ter zitting besproken blijkt dat [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [1] Ook is de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding. [2] Er zijn grote zorgen over de emotionele, sociale en seksuele ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] heeft veel begeleiding nodig bij dagelijkse taken en persoonlijke verzorging. Het afgelopen jaar is [minderjarige] geplaatst op een nieuwe plek bij [naam instelling] , waar zij school en behandeling volgt. [minderjarige] had veel ruzie met haar oma en het verblijf bij de pleegouders was niet meer mogelijk, ondanks hun grote inzet om het mogelijk te maken. [minderjarige] had meer specialistische hulp nodig. Daarbij wilde [minderjarige] niet langer terug naar de pleegouders, waardoor er een plek op een behandelgroep voor haar is gezocht. Het is positief dat [minderjarige] hard voor zichzelf aan het werk is. Desondanks is het niet gelukt om de zorgen voldoende weg te nemen het afgelopen jaar. Het is daarom van belang dat de hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling en haar verblijfplek onder de machtiging uithuisplaatsing wordt gecontinueerd, zodat [minderjarige] kan opgroeien tot een stabiele volwassene die zichzelf staande kan houden in de maatschappij. Het is aan de GI om met [minderjarige] duidelijke afspraken te maken over wat de vervolgstappen kunnen zijn, zodat [minderjarige] weet waar zij aan toe is.
5.2.
De kinderrechter overweegt dat uit het voorgaande blijkt dat de zorgen over [minderjarige] in onverminderde mate aanwezig zijn. Daarnaast stemmen alle betrokkenen in met een verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing. De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing voor de duur van één jaar.
5.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 28 juli 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 28 juli 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2025 door mr. D.I. Hendriks-van Wel, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Vos als griffier, en op schrift gesteld op 30 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.