In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor. Verzoeker, wonende te Hoogblokland en vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Meeuwsen, heeft het verzoek ingediend tegen verweerster, eveneens wonende te Hoogblokland en vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Steenbeek. Het verzoekschrift is op 24 maart 2025 ingekomen, gevolgd door een verweerschrift op 16 juli 2025 en een mondelinge behandeling op 30 juli 2025.
Verzoeker verzoekt de rechtbank om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen, omdat hij het niet eens is met de beoordeling van zijn verzekeraar ASR, die beide partijen aansprakelijk heeft gesteld voor een ongeval. Verzoeker wil in rechte laten vaststellen dat hij geen schuld heeft aan het ongeval en wil verweerster en zichzelf als getuigen laten horen. De rechtbank oordeelt echter dat het verzoek wordt afgewezen, omdat het gebrek aan belang bij de procedure tegen verweerster blijkt. Het uiteindelijke geschil betreft de dekking of het eigen risico van verzoeker in relatie tot ASR, en niet verweerster.
De rechtbank heeft verzoeker in het ongelijk gesteld en veroordeelt hem in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.737,00. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin.