In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 1 augustus 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen een verhuurder, aangeduid als [eiser], en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De huurovereenkomst betreft een kantoorruimte die sinds 1 november 2020 door [gedaagde] wordt gehuurd. [eiser] heeft [gedaagde] aangeklaagd wegens huurachterstand en heeft ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd. De huurachterstand bedraagt € 6.627,81 tot en met januari 2025, en daarnaast eist [eiser] een contractuele boete van € 14.400,- en buitengerechtelijke kosten van € 722,58. Tevens vordert [eiser] dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat [gedaagde] de kantoorruimte ontruimt.
Tijdens de procedure heeft [gedaagde] betwist dat er sprake is van een huurachterstand en heeft hij aangevoerd dat [eiser] stilzwijgend heeft toegestaan dat hij de huur in delen betaalt. [gedaagde] heeft ook een tegenvordering ingediend, waarin hij schadevergoeding eist voor waterschade en te veel betaalde servicekosten. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de huurachterstand vaststaat en dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De kantonrechter heeft de eisvermeerdering van [eiser] toegestaan en geoordeeld dat [gedaagde] de huurachterstand, de boete en de buitengerechtelijke kosten moet betalen. Ook is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van voorschotten voor stookkosten over de periode van november 2020 tot en met juli 2025, en moet hij de kantoorruimte ontruimen binnen vier weken na betekening van het vonnis. Alle eisen van [gedaagde] zijn afgewezen, en hij is in de proceskosten veroordeeld.
De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiser] het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als [gedaagde] in hoger beroep gaat.