ECLI:NL:RBROT:2025:10270

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
10-102637-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vuurwapenbezit en witwassen in Rotterdam met veroordeling tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 31 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag. De verdachte had op 3 april 2025 een geladen vuurwapen van het merk Zoraki en bijbehorende munitie in zijn bezit, wat leidde tot ernstige beschuldigingen. Tijdens een politie-inval in een woning in Rotterdam werd het vuurwapen aangetroffen, evenals drugs en vals geld. De verdachte ontkende het wapen te bezitten, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaring niet aannemelijk was. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het vuurwapen en de munitie voorhanden had, en dat hij wist dat het in beslag genomen geldbedrag van € 8.490,= afkomstig was uit een misdrijf. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met zijn eerdere veroordelingen en de ernst van de feiten. De rechtbank verklaarde het geldbedrag verbeurd en onttrok het vuurwapen en de munitie aan het verkeer. De uitspraak benadrukt de ernst van vuurwapenbezit en witwassen en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-102637-25
Datum uitspraak: 31 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. O.E. Maan, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 juli 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Drunen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest;
  • onttrekking aan het verkeer van het onder de verdachte in beslag genomen vuurwapen van het merk Zoraki (hierna: vuurwapen) en bijbehorende munitie (hierna: munitie);
  • verbeurdverklaring van de onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 8.490,00 euro;
  • bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de onder de verdachte in beslag genomen 55 tassen van het merk Hermes;
  • teruggave aan de verdachte van de onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 290,00 euro.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feit 1
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent een vuurwapen en munitie voorhanden te hebben gehad en dient daarom te worden vrijgesproken. De verdachte heeft verklaard dat het vuurwapen niet van hem was en dat hij het pas ontdekte op het moment dat de politie de woning binnenviel. In een schrikreactie heeft hij het wapen vervolgens naar buiten gegooid. Het enkel kortstondig vastpakken en uit het raam gooien van het vuurwapen is onvoldoende om aan te nemen dat de verdachte daarover de beschikkingsmacht heeft gehad en het wapen voorhanden heeft gehad.
Beoordeling
De politie is op 3 april 2025 in de ochtend een woning aan de Zaagmolendrift in Rotterdam binnengetreden na een melding dat zich hier vuurwapens en drugs zouden bevinden. In een slaapkamer links naast de voordeur waren twee personen aanwezig. In deze kamer trof de politie een geladen vuurwapen, diverse drugs, versnijdingsmiddelen, en in een kluis een stapel vals geld aan. De verdachte bevond zich in een andere slaapkamer aan de voorzijde van de woning en gooide, direct na de politie-inval, een vuurwapen uit het raam naar buiten. Op straat werd naast het vuurwapen een kogel aangetroffen van hetzelfde kaliber.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij zich pas op het moment van de politie-inval bewust werd van de aanwezigheid van het vuurwapen in de kamer, niet aannemelijk. De verdachte heeft verklaard dat hij hier al gedurende enkele uren verbleef om cannabis te gebruiken en dat hij op het moment van de inval lag te slapen. Ook als wordt uitgegaan van zijn verklaring dat hij door de inval wakker schrok en zich direct bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen, impliceert dat naar het oordeel van de rechtbank dat hij dit wapen al eerder moet hebben zien liggen en hier ook beschikkingsmacht over heeft gehad. De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op straat direct naast het vuurwapen een kogel werd aangetroffen die geschikt was om met dit wapen te verschieten. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat de verdachte ook de munitie voorhanden heeft gehad.
Conclusie
Het pleidooi tot vrijspraak wordt verworpen.
4.2
Feit 2
Standpunt verdediging
De verdachte heeft verklaard dat het in beslag genomen geldbedrag van € 8.490,= aan hem toebehoort en dat hij vermoedt dat hij dit van familieleden heeft ontvangen en vervolgens heeft opgespaard.
Beoordeling
De omstandigheden waaronder het in beslag genomen geld werd aangetroffen, in een woning waar meerdere wapens, drugs, versnijdingsmiddelen en vals geld aanwezig waren, rechtvaardigen zonder meer een vermoeden van witwassen. Gegeven dit vermoeden, mag van de verdachte verlangd worden dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het geld. Zijn uitleg dat het geldbedrag mogelijk afkomstig is van familieleden, voldoet niet aan deze eis. Bij die stand van zaken moet ervan worden uitgegaan dat het contante geldbedrag van € 8.490,= uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
4.3
Feit 3
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.4
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend dat hij het in beslag genomen geld voorhanden heeft gehad en er geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1. hij op
of omstreeks3 april 2025 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Zoraki, model 906, kaliber 7.65mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
/ofvoor dat vuurwapen geschikte munitie, te weten 1 kogelpatroon, voorhanden heeft gehad;
2. hij op
of omstreeks3 april 2025 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van € 8490,-,
althans enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad,
heeft overgedragen, heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, wist
, althans redelijkerwijs moest vermoeden,dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.de eendaadse samenloop van:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

2.eenvoudig witwassen

De feiten zijn dus strafbaar.

6.Motivering straf en maatregel

6.1
Algemene overweging
De straffen en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
6.2
Feiten waarop de straffen en de maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Hij heeft het vuurwapen weggegooid tijdens een doorzoeking in een woning door de politie. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie leidt niet zelden tot het plegen van ernstige geweldsdelicten. Mensen gaan zich onveilig voelen op straat door de wetenschap dat anderen een vuurwapen bij zich kunnen hebben. Daarnaast heeft de verdachte een fors contant geldbedrag voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dit afkomstig was uit enig misdrijf. Witwassen vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
6.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Omstandigheden rondom de aanhouding van de verdachte
De verdachte stelt zich op het standpunt dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het wetboek van Strafvordering (Sv) en dat dit zou moeten leiden tot strafvermindering. Volgens de verdediging is niet voldaan aan de verbaliseringsplicht, waardoor onvoldoende duidelijk is waarom de politie de woning is binnengetreden en of dit rechtmatig is gebeurd. De verdachte heeft daar nadeel van ondervonden, doordat inbreuk is gemaakt op zijn privacy en zijn huisrecht is geschonden. Het niet naleven van de verbaliseringsplicht vormt ook een belemmering van de strafvorderlijke waarheidsvinding.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De woning is naar aanleiding van een concrete melding en met toestemming van de hulpofficier van justitie binnengetreden op grond van de Wet wapens en munitie. Van enige onrechtmatigheid jegens de verdachte is de rechtbank niet gebleken, zodat geen sprake is van een vormverzuim.
6.4
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat sprake is van recidive, dat de verdachte in een proeftijd liep en dat hij geen enkele verantwoordelijkheid lijkt te nemen voor de door hem gepleegde strafbare feiten. De rechtbank acht het zorgelijk dat hij in 2020 eerder onder vergelijkbare omstandigheden in een drugspand werd aangetroffen en naar aanleiding daarvan tot een gevangenisstraf werd veroordeeld voor vuurwapenbezit en het voorhanden hebben van harddrugs. Begeleiding in het kader van destijds gestelde bijzondere voorwaarden heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich opnieuw met vuurwapens in te laten. De rechtbank benoemt hierbij de omstandigheid dat ook op een ander vuurwapen dat in de huidige zaak is aangetroffen, dna is aangetroffen dat matcht met het dna van de verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.In beslag genomen voorwerpen

7.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen contante geldbedrag van € 8490,= verbeurd te verklaren en het vuurwapen en de munitie te onttrekken aan het verkeer. Verder heeft de officier van justitie gevorderd een geldbedrag van € 290,= uit de fouillering van de verdachte aan hem terug te geven, en om de 55 tassen van het merk Hermes in bewaring te houden ten behoeve van de rechthebbende.
7.2
Beoordeling
Het in beslag genomen geldbedrag van € 8.490,= zal worden verbeurdverklaard. Het bewezen feit is met betrekking tot dit voorwerp begaan. Ten aanzien van het overige geld (een bedrag van € 290,=) zal een last tot teruggave worden gegeven aan de verdachte.
Het in beslag genomen vuurwapen en de bijbehorende munitie zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
Ten aanzien van de in beslag genomen 55 tassen van het merk Hermes zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende, nu thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 55, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de bewezen feiten: het contante geldbedrag van € 8.490,=;
- gelast de teruggave aan de verdachte van het contante geldbedrag van € 290,=;
- verklaart onttrokken aan het verkeer: het vuurwapen en 1 stuk munitie;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende: 55 tassen van het merk Hermes.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en L. Postma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Yenice, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. hij op of omstreeks 3 april 2025 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Zoraki, model 906, kaliber 7.65mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en/of voor dat vuurwapen geschikte munitie, te weten 1 kogelpatroon, voorhanden heeft gehad;
2. hij op of omstreeks 3 april 2025 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van € 8490,-, althans enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
3. hij op of omstreeks 3 april 2025 te Rotterdam, 55 tassen van het merk Hermes, althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;