ECLI:NL:RBROT:2025:10296

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
ROT 24/7557
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV over arbeidsongeschiktheid en benutbare mogelijkheden

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, waarbij haar arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 52,25%. Eiseres had eerder een WIA-uitkering aangevraagd en was ziek gemeld op 22 januari 2020. Het UWV had haar in eerste instantie een uitkering toegekend per 18 januari 2023, met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 49,74%. Na bezwaar werd dit percentage verhoogd. Eiseres betwistte de vaststelling van haar benutbare mogelijkheden en voerde aan dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat. De rechtbank heeft de zaak op 5 augustus 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, maar de werkgever niet. De rechtbank oordeelde dat de door eiseres ingebrachte gronden niet ontvankelijk waren, omdat deze niet tijdig waren ingediend. De rechtbank concludeerde dat het UWV de functionele mogelijkheden van eiseres correct had vastgesteld en dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7557

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. I.T.A. Duijs),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,

(gemachtigde: mr. T. Rook),
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[werkgever] B.V., gevestigd te [plaats] , werkgever,
(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

Met het besluit van 11 september 2023 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend per 18 januari 2023. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is daarbij vastgesteld op 49,74%.
Met het besluit van 24 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres is gewijzigd naar 52,25%.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank bij beslissing van 18 november 2024 bepaald dat de werkgever geen inzage van de medische stukken ten aanzien van eiseres krijgt.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiseres heeft aanvullende gronden ingediend en de rapportage Gecombineerd Psychiatrisch Verzekeringsgeneeskundig onderzoek van [psychiater] en [verzekeringsarts] , gedateerd 28 januari 2024 (het rapport).
Het UWV heeft hier op 6 mei 2025 op gereageerd, met als bijlage een rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 22 april 2025.
Eiseres heeft op 14 juli 2025 een reactie daarop van [verzekeringsarts] ingediend (de reactie).
De rechtbank heeft het beroep op 5 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV. De werkgever is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank stelt voorop, zoals reeds ter zitting beslist, dat zij de door eiseres ter zitting naar voren gebrachte arbeidskundige gronden wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing laat. Niet valt in te zien dat eiseres die gronden niet had kunnen indienen op een moment dat het UWV zich nog had kunnen voorbereiden op een reactie daarop.
Verder heeft eiseres de rechtbank geen toestemming gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan de werkgever te brengen. Gelet hierop zal de rechtbank de motivering van haar oordeel voor zover nodig beperken om te voorkomen dat die gegevens langs deze weg alsnog in de openbaarheid worden gebracht.
Totstandkoming van het bestreden besluit
2. Eiseres, laatstelijk werkzaam als assistent bedrijfsleider, heeft zich op
22 januari 2020 ziek gemeld. Op 1 november 2021 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur en een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. De arbeidsdeskundige heeft, met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiseres, geconcludeerd dat zij niet geschikt is voor het verrichten van haar eigen werk en een vijftal functies geselecteerd die zij wél zou kunnen vervullen. Het loon dat met de middelste van de drie eerstgenoemde functies (de mediaanfunctie) verdiend kan worden, ligt 48,74% lager dan het loon dat eiseres met haar eigen werk zou kunnen verdienen (het maatmaninkomen). Vervolgens heeft het UWV het primaire besluit genomen.
3. In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te concluderen dat eiseres geen benutbare mogelijkheden heeft. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet in de in de bezwaarprocedure overgelegde medische informatie wél aanleiding om de FML aan te passen, waarbij ook het aantal per week te werken uren wordt aangepast van 22 naar 20 uur per week en van vijf naar vier uur per dag. Op basis van de gewijzigde functieduiding heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres gewijzigd vastgesteld op 52,25%. Vervolgens heeft het UWV het bestreden besluit genomen.
Standpunt van eiseres
4. In beroep voert eiseres aan dat haar beperkingen zijn onderschat en dat onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten. Zij wijst erop dat uit het rapport en de reactie volgt dat zij gelet op haar klachtenbeeld tijdelijk geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft. Reeds gelet daarop moet worden vastgesteld dat de voor haar geduide functies evenmin passend zijn te achten.
5. Partijen zijn verdeeld over de vraag of eiseres benutbare mogelijkheden voor betaald werk heeft. Volgens artikel 2 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheids-wetten (het Schattingsbesluit) is daarvan geen sprake indien iemand ADL-afhankelijk is, opgenomen is in een bepaalde instelling, intensief in dagbehandeling is gedurende meerdere dagen per week of er sprake is van een slechte prognose of sterk wisselende mogelijkheden.
6. De medische informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd, geeft geen aanleiding tot twijfel over de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. In de rapporten van 6 juni 2024 en 22 april 2025 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op inzichtelijke wijze uiteengezet dat eiseres niet op medische gronden volledig arbeidsongeschiktheid is, aangezien eiseres niet voldoet aan de in artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit opgenomen limitatieve criteria om te kunnen aannemen dat er geen benutbare mogelijkheden aanwezig zijn. Hetgeen in het rapport en de reactie afgeleid wordt uit het dagverhaal komt niet overeen met disfunctioneren op micro-, meso- en macroniveau op de datum in geding. Dat volgt reeds uit het feit dat eiseres in de periode hier van belang zelfstandig met een camper naar Spanje is gereisd en daar maanden zelfstandig heeft verbleven. Er is dan ook geen aanleiding de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet in zijn standpunt te volgen.
7. Uit het voorgaande volgt dat het UWV de functionele mogelijkheden van eiseres correct heeft vastgesteld. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van eiseres overschrijdt. Vergelijking van het inkomen dat eiseres in de voorgehouden functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat zij in haar eigen werk zou hebben verdiend als zij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verlies aan verdienvermogen te zien van 52,25%. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is juist vastgesteld door het UWV.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Damen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.