ECLI:NL:RBROT:2025:10302

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
10-013378-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van terbeschikkingstelling met voorwaarden naar terbeschikkingstelling met dwangverpleging

Op 8 augustus 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de terbeschikkingstelling van een individu, geboren in 1995, die preventief gedetineerd is. De rechtbank heeft eerder op 14 oktober 2024 de terbeschikkingstelling gelast met voorwaarden, waaronder opname in een klinische zorginstelling. De ter beschikking gestelde heeft echter herhaaldelijk geweigerd om in een kliniek te worden opgenomen, wat leidde tot een vordering van de officier van justitie op 21 februari 2025 voor dwangverpleging. Deze vordering werd op 23 april 2025 afgewezen, omdat de rechtbank niet overtuigd was van de onuitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden. Op 10 juli 2025 werd opnieuw een vordering tot dwangverpleging ingediend, die op 8 augustus 2025 werd behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ter beschikking gestelde niet in staat is geweest om zijn motivatie te tonen, omdat hij niet is opgenomen in een kliniek. De reclassering heeft bevestigd dat een klinische behandeling noodzakelijk is, maar dat alle klinieken de ter beschikking gestelde hebben afgewezen. De rechtbank concludeert dat het belang van de veiligheid van anderen eist dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, en heeft de vordering tot omzetting naar dwangverpleging toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10-013378-24
Datum uitspraak: 8 augustus 2025
Beslissingvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, met betrekking tot de terbeschikkingstelling van:
[ter beschikking gestelde](hierna: de ter beschikking gestelde),
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
preventief gedetineerd in de [penitentiaire inrichting] ,
raadsman mr. E.G.S. Roethof, advocaat in Amsterdam.

1.Inleiding

Bij vonnis van deze rechtbank van 14 oktober 2024 is de terbeschikkingstelling van [ter beschikking gestelde] gelast met voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde. Eén van de voorwaarden van de terbeschikkingstelling is – kort gezegd – dat de ter beschikking gestelde zich laat opnemen in een klinische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, aan te vangen aansluitend aan de detentie van de ter beschikking gestelde. De terbeschikkingstelling met voorwaarden is dadelijk uitvoerbaar verklaard. De terbeschikkingstelling is gelast ter zake van mishandeling, meermalen gepleegd en zware mishandeling. De termijn van de terbeschikkingstelling is aangevangen op 26 februari 2024.
De officier van justitie heeft eerder, op 21 februari 2025, een vordering ingediend tot het alsnog bevelen van de dwangverpleging van de ter beschikking gestelde. Op 23 april 2025 heeft de rechtbank deze vordering afgewezen omdat zij er nog niet van overtuigd was dat de tbs met voorwaarden onuitvoerbaar was.

2.Procesverloop

De rechtbank heeft op 10 juli 2025 van het openbaar ministerie wederom een vordering ontvangen tot het alsnog bevelen van de dwangverpleging van de ter beschikking gestelde.
De vordering is op de openbare terechtzitting van 8 augustus 2025 behandeld. De officier van justitie mr. M. van Eykelen, de ter beschikking gestelde, bijgestaan door zijn raadsman, en als [deskundige] , werkzaam bij Reclassering Nederland, zijn gehoord.

3.Adviezen

Advies reclassering
De rapporten van de reclassering van 10 juli 2025 en 4 augustus 2025 houden – kort gezegd – het volgende in. Een klinische behandeling van de ter beschikking gestelde is noodzakelijk, zoals ook beide pro Justitia-rapporteurs hebben gesteld in augustus 2024. Dit vanwege de verstandelijke beperking van de ter beschikking gestelde, zijn persoonlijkheidsproblematiek en de psychotische stoornis, in combinatie met het hoge risico bij een onbehandelde terugkeer in de maatschappij. Een ambulante start van de maatregel is onverantwoord. Echter, een klinische opname kan niet gerealiseerd worden. De ter beschikking gestelde is op 26 mei 2025, na het afgeven van een indicatiestelling voor plaatsing in een FPK met een hoge zorgintensiteit en een hoge mate van beveiliging, aangemeld bij [instelling 1] , [instelling 2] , [instelling 3] , [instelling 4] , [instelling 5] , [instelling 6] , [instelling 7] en [instelling 8] . Allen is verzocht een fysieke of digitale intake te houden. De ter beschikking gestelde is echter wederom afgewezen op basis van eerdere kennismakingen, dossierstudie en het feit dat hij gedurende zijn huidige detentie hulpverlening afwijst. In de afwijzingen valt op dat men de problematiek versus het justitiële kader versus de behandelsetting niet bij elkaar vinden passen. Het is niet mogelijk om te indiceren op een hoger beveiligingsniveau binnen dit justitiële kader waardoor een klinische plaatsing niet mogelijk is. De ketenpartners onderschrijven de visie van de reclassering: dwangbehandeling c.q. dwangmiddelen worden nodig geacht om de benodigde zorg te bieden aan betrokkene en de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. Een ambulante start van de maatregel is onverantwoord, omdat er geen sprake is van beschermende factoren die het risico op recidive momenteel matigen en beheersbaar kunnen houden. De omzetting naar dwangverpleging wordt geadviseerd.
Op de terechtzitting gegeven adviezen
De deskundige heeft haar advies op de terechtzitting toegelicht. Zij heeft onder meer – zakelijk weergegeven – verklaard dat iedereen vanaf het begin heeft aangegeven dat de behandeling van de ter beschikking gestelde klinisch moet starten. Er is informatie over de ter beschikking gestelde opgevraagd bij zijn casemanager uit [instelling 9] , waar hij inmiddels niet meer verblijft. Deze heeft een uitgebreide mail opgesteld waaruit blijkt dat meerdere malen is geprobeerd met de ter beschikking gestelde in gesprek te gaan, maar dat hij dit niet wilde. Als de deskundige zelf met de ter beschikking gestelde spreekt, geeft hij aan dat hij mee wil werken en nooit te weigeren. In het verleden is echter gebleken dat hij ja zegt, maar vervolgens niet meewerkt. Na de vorige beslissing van de rechtbank zijn de klinieken nogmaals benaderd, maar hebben zij de ter beschikking gestelde alsnog afgewezen.

4.Standpunt van partijen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot het alsnog bevelen van de dwangverpleging. Na de afwijzing van de vordering door de rechtbank in april 2025, zijn opnieuw inspanningen gedaan om de ter beschikking gestelde geplaatst te krijgen in een kliniek voor klinische opname. Dit heeft echter niet tot een andere uitkomst geleid waardoor de omzetting alsnog moet plaatsvinden om de maatschappij te beschermen.
Standpunt van de ter beschikking gestelde
De ter beschikking gestelde en de raadsman verzetten zich tegen toewijzing van de vordering. De rapporten van de reclassering over de ter beschikking gestelde zijn steeds negatiever geworden in de loop der tijd. Er wordt gesteld dat er een hoog recidivegevaar is, maar dat blijkt niet uit het strafblad. Sinds de afwijzende beslissing van de rechtbank van
23 april 2025 is er niets veranderd. Toen was ook al duidelijk dat klinieken hem niet graag wilden aannemen. Geen enkele kliniek heeft hem willen zien voor een intake. Dan valt zijn motivatie ook niet te toetsen. Bij een omzetting dient het er om te gaan dat iemand de voorwaarden niet naleeft en zich niet gedraagt. Dat is niet het geval bij deze ter beschikking gestelde, omdat hij graag wil meewerken.

5.Beoordeling

Artikel 6:6:10, eerste lid, aanhef en onder e, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de rechtbank indien de ter beschikking gestelde een voorwaarde niet heeft nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zulks eist, gedurende de looptijd van de terbeschikkingstelling bevoegd is te beslissen dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechtbank stelt voorop dat geen sprake is van een situatie waarin de ter beschikking gestelde één van de gestelde voorwaarde niet heeft nageleefd. Hij heeft onvoldoende kans gehad om zijn motivatie te laten zien en na de vorige beslissing van de rechtbank heeft hij niet alsnog medewerking geweigerd. Vaststaat dat er een hoog risico was en is op recidive. Dat blijkt uit zowel de pro Justitia-rapporten die ten grondslag lagen aan het vonnis van 14 oktober 2024, het vonnis zelf als uit de recente reclasseringsrapporten. Daarmee zijn alle partijen het erover eens dat een klinische behandeling noodzakelijk is en dat niet kan worden volstaan met een ambulante behandeling. Na de vorige kritische beslissing van de rechtbank van 23 april 2025 is nogmaals uitvoerig geprobeerd om na te gaan hoe de klinische behandeling vormgegeven kan worden. De reclassering heeft uitgebreid gedocumenteerd bij welke klinieken een aanvraag voor plaatsing is gedaan en om welke redenen al die klinieken deze vervolgens hebben afgewezen. Daarmee heeft de reclassering alles gedaan wat in haar vermogen ligt, met als eindresultaat dat binnen het kader van een tbs met voorwaarden de vereiste klinische behandeling niet mogelijk is. Net als de officier van justitie en de reclassering hebben omschreven, is de rechtbank met handen en voeten gebonden aan de weigeringen van de klinieken om de ter beschikking gestelde op te nemen. Het gevaar voor recidive zonder behandeling blijft echter groot. Het voorgaande maakt dan ook dat het belang van de veiligheid van anderen eist dat de omzetting naar een tbs met dwangverpleging zal worden bevolen en dat de vordering wordt toegewezen.

6.Beslissing

De rechtbank:
beveeltdat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Deze beslissing is genomen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. G.C. Bos en F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 augustus 2025.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de uitspraak en de ter beschikking gestelde binnen veertien dagen na betekening daarvan beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.