ECLI:NL:RBROT:2025:10349

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
FT RK 25/1071 – FT RK 25/1072
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet in het kader van een huurgeschil met betrekking tot ontruiming

In deze zaak heeft verzoeker op 23 juni 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b, eerste lid, van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek was gericht op het verbieden van de uitvoering van een ontruimingsvonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 mei 2025. Verzoeker stelde dat hij door omstandigheden, waaronder de inschrijving van derden op zijn adres, niet in staat was zijn huurverplichtingen na te komen, maar dat zijn situatie inmiddels was verbeterd en hij weer een stabiel inkomen ontving. De rechtbank heeft op 30 juli 2025 de zaak behandeld en op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw, en dat verzoeker voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij in staat was om aan zijn huurverplichtingen te voldoen. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits verzoeker zijn huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens werd verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kreeg hij de mogelijkheid om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de huurovereenkomst wordt verlengd en dat de schuldhulpverlening verslag moet uitbrengen over de voortgang van de buitengerechtelijke schuldregeling. De rechtbank heeft hiermee een balans gezocht tussen de belangen van verzoeker en verweerster, waarbij het belang van verzoeker om in zijn woning te blijven zwaarder woog dan de belangen van verweerster.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [rekestnummer] – [rekestnummer 2]
uitspraakdatum: 6 augustus 2025
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [plaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 23 juni 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 23 juni 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 30 juli 2025.
Ter zitting van 30 juli 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw L. van Dam , schuldhulpverlener.
[persoon A] , werkzaam bij GGN Mastering Credit B.V. heeft namens [verweerster] (hierna: verweerster) op 28 juli 2025 aan de rechtbank een verweerschrift toegezonden.
De schuldhulpverlener van verzoeker heeft op 4 augustus 2025 aanvullende stukken aan de rechtbank toegezonden.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 mei 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker stelt dat hij eerder niet in staat was zijn huurverplichtingen na te komen, omdat hij – vanwege de inschrijving van derden op zijn adres – geen recht had op toeslagen. Inmiddels is dit, in samenwerking met de gemeente Rotterdam, opgelost en ontvangt verzoeker weer een stabiel inkomen inclusief toeslagen. De schuldhulpverlener bevestigt dat sprake is van een stabiele inkomenssituatie. Op 15 juli 2025 is het schuldhulpverleningstraject gestart. Verzoeker is sindsdien dagelijks bereikbaar geweest en heeft actief meegewerkt aan het aanleveren van de benodigde stukken. Alle schuldeisers zijn inmiddels aangeschreven en budgetbeheer zal op korte termijn worden opgestart. De huur over de maand juli 2025 is inmiddels voldaan.

3.Het verweer

Verweerster stelt zich op het standpunt dat verzoeker zijn huurverplichtingen nog steeds niet naar behoren nakomt. De huurachterstand is sinds de uitspraak van de kantonrechter opgelopen en bedraagt inmiddels € 13.570,24, exclusief rente en kosten. Verzoeker heeft tussen 5 september 2024 en 2 juli 2025 geen enkele betaling verricht, ondanks dat het wijkteam al sinds december 2024 betrokken is bij het op orde brengen van de financiële situatie. Volgens [verweerster] is in deze periode weinig tot niets bereikt, zonder dat daarvoor een geldige reden is aangevoerd. Verzoeker heeft aangegeven geen recht te hebben op toeslagen vanwege de inschrijving van derden op zijn adres. Volgens [verweerster] is dit aan verzoeker zelf te wijten. Gezien de langdurige betalingsachterstand, het ontbreken van zicht op structurele verbetering en het feit dat verzoeker eerder – zonder resultaat – toezegde de volledige vordering te voldoen, is er volgens [verweerster] geen aanleiding om hem opnieuw tijd te gunnen. Daarbij merkt verweerster op dat onvoldoende is gebleken van zekerheid of waarborgen voor de betaling van de lopende huurtermijnen en vaste lasten gedurende het moratorium. [verweerster] heeft geen vertrouwen meer in verzoeker en wenst het vonnis van 16 mei 2025 ten uitvoer te leggen, zodat zij de woning aan een huurder kan toewijzen die zijn verplichtingen wél nakomt.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 mei 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 18 juni 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 25 juni 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 16 mei 2025 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker beschikt over een stabiel inkomen en heeft de huur voor de maand juli 2025 voldaan. Uit het bericht van 4 augustus 2025 van de schuldhulpverlener blijkt bovendien dat ook de huur voor de maand augustus 2025 is voldaan. Daarnaast zal budgetbeheer worden opgestart, waarmee de toekomstige huurbetalingen voldoende zijn gewaarborgd. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 16 mei 2025 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres] te [plaats] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
23 juni 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.