Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- mevrouw L. van Dam , schuldhulpverlener.
2.Het verzoek
3.Het verweer
4.De beoordeling
5.De beslissing
23 juni 2025;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoeker op 23 juni 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b, eerste lid, van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek was gericht op het verbieden van de uitvoering van een ontruimingsvonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 mei 2025. Verzoeker stelde dat hij door omstandigheden, waaronder de inschrijving van derden op zijn adres, niet in staat was zijn huurverplichtingen na te komen, maar dat zijn situatie inmiddels was verbeterd en hij weer een stabiel inkomen ontving. De rechtbank heeft op 30 juli 2025 de zaak behandeld en op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw, en dat verzoeker voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij in staat was om aan zijn huurverplichtingen te voldoen. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits verzoeker zijn huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens werd verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kreeg hij de mogelijkheid om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen.
De beslissing van de rechtbank houdt in dat de huurovereenkomst wordt verlengd en dat de schuldhulpverlening verslag moet uitbrengen over de voortgang van de buitengerechtelijke schuldregeling. De rechtbank heeft hiermee een balans gezocht tussen de belangen van verzoeker en verweerster, waarbij het belang van verzoeker om in zijn woning te blijven zwaarder woog dan de belangen van verweerster.