ECLI:NL:RBROT:2025:10355

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/704447 / KG ZA 25-799
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurder moet medewerking verlenen aan dringende werkzaamheden en renovatiewerkzaamheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een stichting (eiseres) en een gedaagde huurder. De eiseres vorderde dat de gedaagde medewerking verleent aan dringende werkzaamheden en renovatiewerkzaamheden in de door hem gehuurde woning, op basis van artikel 7:220 BW. De gedaagde weigerde medewerking te verlenen, omdat hij eerst gebreken aan zijn woning verholpen wilde zien. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde verplicht is om zijn medewerking te verlenen aan de werkzaamheden, ongeacht de gebreken die hij aanvoert. De vorderingen van de eiseres werden toegewezen, met uitzondering van de sanctie voor het niet verlenen van medewerking aan de voorinspectie. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op drie dagen na betekening van het vonnis, en de gedaagde werd veroordeeld om de woning tijdelijk te verlaten van 1 september tot en met 17 oktober 2025, of eerder indien de werkzaamheden eerder zijn afgerond. De proceskosten werden aan de gedaagde opgelegd, die grotendeels in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/704447 / KG ZA 25-799
Vonnis in kort geding van 21 augustus 2025
in de zaak van
de stichting
[eiseres],
gevestigd te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. Y.F. Rijswijk te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 6 augustus 2025, met producties 1 tot en met 7.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 14 augustus 2025 plaatsgevonden.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] huurt van [eiseres] een woning aan [adres] ( [postcode] ) te [plaats] (hierna: de woning). De woning maakt deel uit van een appartementencomplex. [eiseres] wil vanaf 1 september 2025 werkzaamheden uitvoeren in de woning van [gedaagde] en in de andere woningen die deel uitmaken van het appartementencomplex. [gedaagde] wil hieraan niet onvoorwaardelijk zijn medewerking verlenen. [eiseres] vordert daarom op grond van artikel 7:220 BW – samengevat weergegeven – dat [gedaagde] moet gedogen dat [eiseres] verschillende werkzaamheden laat uitvoeren in de woning (vordering 1) en dat [gedaagde] moet gedogen dat [eiseres] voorafgaand aan die werkzaamheden een vooropname uitvoert in de woning (vordering 2). Voor zover [gedaagde] weigert zijn medewerking te verlenen aan een voorinspectie en de werkzaamheden, vordert [eiseres] dat [gedaagde] wordt veroordeeld de woning binnen 24 uur na betekening van dit vonnis tijdelijk en/of gedeeltelijk te ontruimen (vordering 3).
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [eiseres] toe, met dien verstande dat er geen sanctie wordt opgelegd indien [gedaagde] geen medewerking verleent aan de voorinspectie. Verder wordt de ontruimingstermijn bepaald op drie dagen na betekening van dit vonnis. Hierna wordt uitgelegd hoe de voorzieningenrechter tot dit oordeel is gekomen.

3.De beoordeling

3.1.
Van een spoedeisend belang is, gelet op de aard van de vorderingen, genoegzaam gebleken. Dit betekent dat de vorderingen van [eiseres] kunnen worden behandeld.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij dringende werkzaamheden en renovatiewerkzaamheden wenst uit te voeren in de woning, waarvoor de medewerking van [gedaagde] noodzakelijk is. Zij doet een beroep op artikel 7:220 BW.
3.3.
[gedaagde] voert aan dat er sprake is van gebreken en/of schade aan zijn woning, bestaande uit een overlopende douche en een ontbrekende keukendeur. Daarnaast zijn er spullen van [gedaagde] gestolen op het moment dat hij zijn woning moest verlaten in verband met een brand in het appartementencomplex. [gedaagde] heeft brieven gestuurd aan [eiseres] met betrekking tot de gebreken en/of schade aan zijn woning. [eiseres] heeft die brieven nooit beantwoord. [gedaagde] wil pas meewerken aan de werkzaamheden in zijn woning als de gebreken worden hersteld en/of zijn schade wordt vergoed door [eiseres] en als [eiseres] de brieven van [gedaagde] beantwoordt.
3.4.
De voorzieningenrechter overweegt hierover als volgt.
3.5.
De werkzaamheden die [eiseres] in het appartement wil uitvoeren betreffen dringende werkzaamheden en renovatiewerkzaamheden. Artikel 7:220 lid 1 BW bepaalt dat [gedaagde] verplicht is om zijn medewerking aan dringende werkzaamheden te verlenen. Artikel 7:220 lid 2 BW bepaalt dat [gedaagde] verplicht is zijn medewerking aan renovatiewerkzaamheden te verlenen, onder de voorwaarde dat [eiseres] alle huurders uit het appartementencomplex hiertoe een redelijk voorstel heeft gedaan. Uit de door [eiseres] overgelegde stukken volgt dat [eiseres] dit heeft gedaan. Ten minste 70% van de huurders in het appartementencomplex heeft met het voorstel van [eiseres] ingestemd. [gedaagde] is daarover vervolgens per brief geïnformeerd en hij heeft niet binnen acht weken na ontvangst van deze brief een oordeel van de kantonrechter gevraagd over de redelijkheid van het voorstel. Op grond van artikel 7:220 lid 3 BW staat daarmee de redelijkheid van het voorstel van [eiseres] in deze procedure vast.
3.6.
Het verweer van [gedaagde] , dat er volgens hem sprake is van gebreken aan zijn woning en/of schade en dat [eiseres] zijn brieven onbeantwoord heeft gelaten, laat onverlet dat [gedaagde] verplicht is zijn medewerking te verlenen aan de werkzaamheden die in zijn woning moeten worden uitgevoerd. [gedaagde] kan zijn medewerking niet afhankelijk stellen van de acties van [eiseres] op andere onderwerpen/dossiers, zoals de door [gedaagde] gestelde gebreken aan zijn woning.
3.7.
Het voorgaande brengt mee dat vordering 1 wordt toegewezen. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat onder ‘gedogen’ in ieder geval moet worden verstaan dat [gedaagde] zijn voordeur moet openen voor [eiseres] , dan wel voor een door [eiseres] in te schakelen derde, en toegang moet verlenen tot zijn woning. Ook moet [gedaagde] er voor zorgen dat de werkzaamheden in zijn woning ongestoord kunnen worden uitgevoerd.
3.8.
Vordering 2 wordt ook toegewezen, met dien verstande dat gelet op de korte tijd die nog resteert voor 1 september 2025, de vooropname moet worden uitgevoerd op 27, 28 of 29 augustus 2025. Indien [gedaagde] geen medewerking verleent aan de vooropname wordt hieraan geen sanctie verbonden.
3.9.
In het kader van de onder vordering 3 gevorderde voorwaardelijke ontruiming in verband met de werkzaamheden heeft [eiseres] gesteld dat er op 17 verschillende dagen werkzaamheden zullen plaatsvinden, verspreid over de periode tussen 1 september en 7 oktober 2025. Daarbij heeft [eiseres] ter zitting aangegeven dat er een aanzienlijke kans bestaat op uitloop van de werkzaamheden vanwege opstartproblemen. [eiseres] wenst dat de ontruiming wordt toegewezen voor een periode van aaneengesloten dagen en niet over 17 verschillende dagen, omdat dat niet werkbaar en kostbaar is. [gedaagde] kan gedurende die aaneengesloten periode in een logeerwoning verblijven op kosten van [eiseres] , mits er voldoende beschikbaarheid is, wat [eiseres] wel verwacht.
3.10.
Ter zitting is met betrekking tot de gevorderde tijdelijke ontruiming naar de voorkeur van [gedaagde] gevraagd; een aaneengesloten periode of losse dagen. [gedaagde] heeft alleen benadrukt dat hij bij zijn standpunt blijft, dat eerst de door hem gestelde problemen moeten worden opgelost door [eiseres] voordat hij mee zal werken aan de werkzaamheden.
3.11.
In deze situatie is de voorzieningenrechter van oordeel dat het werkbaar en proportioneel is om de gevorderde ontruiming toe te wijzen voor de hierna te noemen aaneengesloten periode. Omdat [eiseres] voldoende heeft toegelicht dat er een aanzienlijke kans bestaat op uitloop van de werkzaamheden wordt de voorwaardelijke ontruiming toegewezen voor de periode van 1 september tot en met 17 oktober 2025, of zoveel eerder als mogelijk in het geval de werkzaamheden eerder zijn afgerond.
3.12.
De gevorderde verkorte ontruimingstermijn van 24 uur na betekening van het vonnis wordt afgewezen. [eiseres] heeft ter zitting niet duidelijk toegelicht waarom de verkorte termijn noodzakelijk is. Daarom wordt conform artikel 555 lid 1 Rv een ontruimingstermijn van drie dagen aangehouden.
3.13.
De voorzieningenrechter wijst [eiseres] er op dat met betrekking tot de vordering tot afgifte van de sleutels, [eiseres] nog dient af te wegen of het in het kader van de veiligheid van de eigendommen van [gedaagde] of om andere redenen nodig is om gedurende de periode dat [gedaagde] niet in zijn woning verblijft, (tijdelijk) andere sloten te plaatsen op de deur van de woning van [gedaagde] .
3.14.
[gedaagde] heeft ter zitting aangegeven dat als gevolg van deze situatie ‘zijn hoofd vol zit’. Op de zitting is besproken dat [gedaagde] via het juridisch loket (opnieuw) juridisch advies gaat vragen over deze situatie. De voorzieningenrechter heeft aangegeven dat het vragen van hulp in deze situatie raadzaam is, ook voor het leggen van rechtstreeks contact met de heer [persoon A] (sociaal begeleider bij [eiseres] ) over de praktische gang van zaken van de werkzaamheden. Daarbij kan gedacht worden aan het maken van afspraken over het inpakken of afdekken met folie van persoonlijke eigendommen van [gedaagde] voorafgaand aan de werkzaamheden.
3.15.
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- explootkosten € 145,45
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 715,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.752,45.
3.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om te gedogen dat [eiseres] , dan wel een door [eiseres] in te schakelen derde de volgende werkzaamheden uitvoert in de woning:
plaatsen van warmte-terugwin-ventilatie;
plaatsen CO2-meters;
verwijderen elektrische boiler en verwijderen warmteleiding;
plaatsen nieuwe cv-leiding;
plaatsen nieuwe radiatoren;
plaatsen warme-afleverset;
vervangen badkamer (indien dit nodig blijkt);
vervangen keuken (indien dit nodig blijkt);
vervangen toilet (indien dit nodig blijkt);
plaatsen videofoon;
verbeteren isolatie;
plaatsen HR++ ramen;
vervangen draai- en klepramen;
plaatsen inbraakbeveiligingsstang;
nieuwe brandwerende voordeur plaatsen;
vernieuwen balkondeur;
controleren en indien noodzakelijk vervangen van de groepen in de
meterkast;
asbest verwijderen;
controleren en indien noodzakelijk herstellen spouwmuurisolatie;
nieuwe borstweringspanelen plaatsen;
plaatsen perilex-aansluiting voor elektrisch koken (indien dit nodig
blijkt);
plaatsen of vervangen rookmelder,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om te gedogen dat [eiseres] , dan wel een door [eiseres] in te schakelen derde, in voorbereiding op de onder overweging 4.1 genoemde werkzaamheden op 27, 28 of 29 augustus 2025 een vooropname uitvoert in de woning,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om, indien hij niet voldoet aan de onder 4.1 uitgesproken veroordeling, de woning gedurende de periode van 1 september tot en met 17 oktober 2025 te verlaten met alle daarin en/of daarop bevindende personen, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] , dan wel een door [eiseres] in te schakelen derde, te stellen, met dien verstande dat ontruiming niet eerder plaats mag vinden dan drie dagen na betekening van dit vonnis,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.752,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als het vonnis daarna wordt betekend, moet [gedaagde]
€ 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2025.
[3894/1694]