ECLI:NL:RBROT:2025:1037

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
24/11287
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek om een voorlopige voorziening voor een persoonsgebonden budget in het kader van de Wmo

In deze zaak heeft verzoekster, die een persoonsgebonden budget ontving voor zorg van een specifieke zorgaanbieder, een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft na onderzoek geconcludeerd dat de zorg van de huidige aanbieder niet meer passend is en dat verzoekster beter af zou zijn met zorg in natura van een andere aanbieder. Verzoekster is het hier niet mee eens en wil het persoonsgebonden budget behouden voor haar huidige zorgaanbieder, terwijl zij op een wachtlijst staat voor een nieuwe zorgaanbieder.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 januari 2025 behandeld en vastgesteld dat verzoekster tot eind 2023 een persoonsgebonden budget ontving, maar dat dit budget is stopgezet. Het college heeft de aanvraag om een nieuw persoonsgebonden budget afgewezen, met de argumentatie dat zorg in natura beter aansluit bij verzoeksters behoefte aan zelfstandigheid. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij afhankelijk is van de zorg van haar huidige aanbieder.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende spoedeisend belang is om het verzoek inhoudelijk te beoordelen. Ondanks dat partijen het erover eens zijn dat verzoekster ondersteuning nodig heeft, is er onduidelijkheid over de spoedeisendheid van de situatie. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk besloten om het verzoek toe te wijzen en heeft bepaald dat verzoekster tijdelijk een persoonsgebonden budget van € 272,- per week krijgt, met terugwerkende kracht vanaf 11 december 2024 tot 28 maart 2025. Tevens is het college veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/11287

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 januari 2025 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit Rotterdam, verzoekster

(gemachtigde: mr. D.H. van Tongerlo),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

(gemachtigde: mr. W. Breure).

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 9 december 2024 heeft het college verzoeksters aanvraag om een persoonsgebonden budget afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, [persoon A] en [persoon B] (beiden werkzaam bij Praktijk Lì Lián) en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
3. Verzoekster heeft tot eind 2023 een persoonsgebonden budget ontvangen waarmee ze zorg heeft ingekocht bij zorgaanbieder Praktijk Lì Lián (de zorgaanbieder). Nadien heeft verzoekster nog wel zorg ontvangen van de zorgaanbieder, maar kreeg zij hiervoor geen persoonsgebonden budget meer.
4. Verzoekster heeft zich op 28 maart 2024 weer gemeld bij het college voor hulp op grond van de Wmo. [1] Verzoekster heeft op 12 november 2024 gesproken met een Wmo-adviseur. Van dit gesprek is een verslag gemaakt. De conclusie van de Wmo-adviseur is dat verzoekster in aanmerking komt voor professionele ondersteuning in de vorm van zorg in natura. Verzoekster is het niet eens met de conclusie van het verslag, omdat zij een persoonsgebonden budget wil ontvangen waarmee zij zorg kan blijven afnemen van de zorgaanbieder. Verzoeksters bewindvoerder heeft aan het college gevraagd om een besluit te nemen waarin het verzoek om een persoonsgebonden budget wordt afgewezen.
Waar gaat het in deze zaak om?
5. Het college heeft de aanvraag om een persoonsgebonden budget afgewezen. Volgens het college biedt zorg in natura een aanpak die beter aansluit bij verzoeksters behoefte aan zelfstandigheid en het versterken van haar eigen kracht. Het college wil daarom zorg in natura toekennen, maar omdat verzoekster niet akkoord is met het ondersteuningsplan kan er geen zorg geleverd worden.
Verzoekster is het er niet mee eens dat zij geen persoonsgebonden budget heeft gekregen. Zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij tijdelijk een persoonsgebonden budget krijgt voor hulp vanuit de zorgaanbieder.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
7. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift.
De voorzieningenrechter moet eerst bepalen of er voldoende spoedeisend belang is voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
8. Partijen zijn het erover eens dat verzoekster ondersteuning nodig heeft, maar verschillen van mening over de vraag welke zorg het beste aansluit bij haar behoefte en de doelen van de Wmo. Op dit moment ontvangt verzoekster nog steeds zorg van de zorgaanbieder. Er kunnen dus vraagtekens worden geplaatst bij het spoedeisend belang.
De voorzieningenrechter ziet echter aanleiding om het verzoek inhoudelijk te beoordelen, zodat partijen op korte termijn stappen kunnen zetten om de zorg rond verzoekster in te richten.
Belangenafweging
9. Op grond van de Wmo kan een maatwerkvoorziening worden verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie. Het college heeft onderzoek gedaan naar verzoeksters ondersteuningsbehoefte. Hierbij is gebruik gemaakt van de informatie die tijdens een gesprek met verzoekster naar voren is gekomen en een evaluatieverslag van de zorgverlener. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de ondersteuning van de zorgverlener onvoldoende is gericht op het versterken van verzoeksters zelfstandigheid en regie.
Uit het onderzoek komt verder naar voren dat een overstap naar zorg in natura (met begeleiding via een aanbieder zoals Antes) beter aansluit bij verzoeksters ondersteunings-behoefte. Het doel van deze aanpak is het aanleren van vaardigheden die verzoekster buiten de zorgmomenten zelf kan toepassen, zonder afhankelijk te worden van de zorgverlener.
Dit past in ieder geval in de doelstelling van de Wmo.
10. Tijdens de zitting is gebleken dat verzoekster zich heeft aangemeld bij Antes, maar dat zij op dit moment nog op een wachtlijst staat. Het is daarom niet duidelijk wanneer de zorg in natura door Antes daadwerkelijk kan beginnen. Tot die tijd lijkt verzoekster dus afhankelijk te zijn van zorg door de zorgverlener. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat verzoekster een persoonsgebonden budget wordt toegekend ter hoogte van € 272,- per week, met ingang van 11 december 2024 (datum van het verzoek om een voorlopige voorziening) tot 28 maart 2025 (een jaar na de aanvraagdatum). Voor de hoogte van het persoons-gebonden budget heeft de voorzieningenrechter aangesloten bij het bedrag dat in 2023 aan verzoekster lijkt te zijn toegekend.
12. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet het college het griffierecht aan verzoekster vergoeden. Daarom krijgt verzoekster ook een vergoeding van haar proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- bepaalt dat aan verzoekster een persoonsgebonden budget wordt toegekend ter hoogte van € 277,- per week over de periode van 11 december 2024 tot 28 maart 2025;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 51,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Wet maatschappelijke ondersteuning