ECLI:NL:RBROT:2025:1037
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een verzoek om een voorlopige voorziening voor een persoonsgebonden budget in het kader van de Wmo
In deze zaak heeft verzoekster, die een persoonsgebonden budget ontving voor zorg van een specifieke zorgaanbieder, een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft na onderzoek geconcludeerd dat de zorg van de huidige aanbieder niet meer passend is en dat verzoekster beter af zou zijn met zorg in natura van een andere aanbieder. Verzoekster is het hier niet mee eens en wil het persoonsgebonden budget behouden voor haar huidige zorgaanbieder, terwijl zij op een wachtlijst staat voor een nieuwe zorgaanbieder.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 januari 2025 behandeld en vastgesteld dat verzoekster tot eind 2023 een persoonsgebonden budget ontving, maar dat dit budget is stopgezet. Het college heeft de aanvraag om een nieuw persoonsgebonden budget afgewezen, met de argumentatie dat zorg in natura beter aansluit bij verzoeksters behoefte aan zelfstandigheid. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij afhankelijk is van de zorg van haar huidige aanbieder.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende spoedeisend belang is om het verzoek inhoudelijk te beoordelen. Ondanks dat partijen het erover eens zijn dat verzoekster ondersteuning nodig heeft, is er onduidelijkheid over de spoedeisendheid van de situatie. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk besloten om het verzoek toe te wijzen en heeft bepaald dat verzoekster tijdelijk een persoonsgebonden budget van € 272,- per week krijgt, met terugwerkende kracht vanaf 11 december 2024 tot 28 maart 2025. Tevens is het college veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoekster.