ECLI:NL:RBROT:2025:10388

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/691257 / HA ZA 24-1139
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handelsnaamgeschil tussen De Jongens Rockanje B.V. en Dwaard B.V. over inbreuk op handelsnaam

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een handelsnaamgeschil tussen twee besloten vennootschappen, te weten De Jongens Rockanje B.V. (eiseres) en Dwaard B.V. (gedaagde). De eiseres, die sinds 1 september 2013 onder de handelsnaam 'De Jongens' een restaurant exploiteert in Rockanje, stelt dat de gedaagde, die later de handelsnaam 'De Jongens HvH' is gaan voeren, inbreuk maakt op haar handelsnaam. De rechtbank heeft op 27 augustus 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de rechtbank oordeelt dat de handelsnaam van Dwaard in strijd is met artikel 5 van de Handelsnaamwet, omdat deze te veel lijkt op de oudere handelsnaam van DJR. De rechtbank beveelt Dwaard om haar handelsnaam te wijzigen en legt een dwangsom op voor het geval Dwaard hier niet aan voldoet. De rechtbank heeft ook de proceskosten van DJR toegewezen aan Dwaard, die als de in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/691257 / HA ZA 24-1139
Vonnis van 27 augustus 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE JONGENS ROCKANJE B.V.,
gevestigd te Rockanje,
eiseres,
advocaat mr. D. Lagendijk te Brielle,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DWAARD B.V.,
gevestigd te Hoek van Holland,
gedaagde,
advocaat mr. F. van den Berg te Den Haag.
Partijen zullen hierna DJR en Dwaard genoemd worden.

1.De kern van het geschil

DJR en Dwaard voeren beiden een onderneming met een restaurant in een kustplaats in de buurt van Rotterdam. DJR voert de handelsnaam ‘De Jongens’. Dwaard is later de handelsnaam ‘De Jongens HvH’ gaan voeren. DJR stelt dat Dwaard daarmee inbreuk maakt op haar handelsnaam en wil dat Dwaard daarmee stopt. Dwaard voert verweer en stelt geen inbreuk op de handelsnaam van DJR te maken. De rechtbank geeft DJR gelijk en beveelt Dwaard haar handelsnaam te wijzigen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 oktober 2024, met producties 1 tot en met 16;
  • de conclusie van antwoord van 19 februari 2025, met producties 1 tot en met 11;
  • de brieven van de rechtbank van 5 en 6 maart 2025, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief met aanvullende producties van DJR van 23 juni 2025, met producties 17 tot en met 19;
  • de mondelinge behandeling van 24 juni 2025, waarvan zittingsaantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
DJR voert sinds 1 september 2013 een onderneming in Rockanje onder de handelsnaam ‘De Jongens’, met een restaurant, lunchroom, B&B, chocolatier, ijswinkel en theehuis. DJR is begonnen als eenmanszaak en in 2024 omgezet in een B.V.
3.2.
Dwaard is op 12 juli 2022 opgericht ten behoeve van een onderneming in Hoek van Holland, met een restaurant onder de handelsnaam ‘De Jongens’.
3.3.
Op 8 november 2022 heeft DJR Dwaard gesommeerd haar handelsnaam te wijzigen. Na telefonisch contact tussen de bestuurders van partijen heeft Dwaard haar handelsnamen zoals geregistreerd in het KvK-register aangepast naar ‘Dwaard B.V.’ en ‘De Hoeksche Jongens’.
3.4.
Op 17 februari 2023 heeft DJR Dwaard gesommeerd ook bij feitelijke uitingen niet meer de handelsnaam ‘De Jongens’ te gebruiken.
3.5.
Inmiddels heeft Dwaard in het KvK-register haar handelsnamen aangevuld met de handelsnamen ‘De Jongens HvH’, ‘De Jongens van’, ‘De Jongens uit HvH’, De Jongens eten en drinken’, ‘De Jongens food and drinks’, en ‘De Jongens anno 2022’. Dwaard voert feitelijk in ieder geval de handelsnamen ‘De Jongens HvH’, ‘De Jongens Hoek van Holland’, en ‘De Jongens anno 2022’.
Daarbij heeft Dwaard het volgende logo en bijpassende huisstijl laten ontwerpen:
De gevel van haar restaurant zag er als volgt uit. Inmiddels is aan de tekst ‘DE JONGENS’ toegevoegd de tekst ‘HvH’, met letters die kleiner zijn dan die van ‘DE JONGENS’.
3.6.
Op 18 januari 2023 heeft DJR onderstaand beeldmerk geregistreerd. Haar huisstijl komt overeen met de stijl van haar beeldmerk.
3.7.
Vanaf juni 2024 heeft DJR Dwaard verschillende keren gesommeerd te stoppen met het gebruik van de handelsnaam ‘De Jongens’ en variaties met geringe afwijking daarvan. Dwaard heeft niet aan die sommaties voldaan.

4.Het geschil

4.1.
DJR vordert de rechtbank om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Dwaard te bevelen haar handelsnaam zodanig te wijzigen dat daarin in elk geval de woorden ‘De Jongens’ noch woorden/letterverbindingen die daarmee in hoofdzaak overeenstemmen voorkomen;
II. Dwaard te bevelen om de wijziging zoals gevorderd onder I door te voeren binnen vijf dagen nadat het vonnis aan haar is betekend op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor elke dag dat Dwaard niet aan het bevel voldoet;
III. Dwaard te veroordelen in de volledige redelijke en evenredige kosten van het geding op grond van artikel 1019h Rv, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf vijf dagen na betekening van dit vonnis.
4.2.
Dwaard voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van DJR in haar vorderingen dan wel tot afwijzing daarvan. Daarnaast verzoekt zij ingeval van toewijzing van de vorderingen van DJR de veroordelingen niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en ingeval deze wel uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard daaraan de voorwaarde te verbinden dat DJR zekerheid stelt tot een door de rechtbank bepaald bedrag. Voorts verzoekt Dwaard veroordeling van DJR in de volledige redelijke en evenredige kosten van het geding op grond van artikel 1019h Rv, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dit vonnis.

5.De beoordeling

Juridisch kader artikel 5 Hnw

5.1.
In artikel 5 Handelsnaamwet (Hnw) is bepaald dat het verboden is om een handelsnaam te voeren die identiek is aan een al eerder door een ander rechtmatig gevoerde handelsnaam of die daarvan slechts in geringe mate afwijkt, wanneer daardoor bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is. Dit verwarringsgevaar moet worden bezien in verband met de aard van de beide ondernemingen waarvoor de betreffende handelsnamen worden gevoerd en de plaats waar die ondernemingen zijn gevestigd.
5.2.
Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de in artikel 5 Hnw genoemde omstandigheden niet limitatief zijn. Bij de beoordeling of bij het publiek verwarring tussen beide ondernemingen is te duchten, moeten alle omstandigheden van het geval worden meegenomen. [1] Van verwarringsgevaar is ook sprake wanneer het publiek een (economische of juridische) band tussen beide ondernemingen veronderstelt. [2]
Handelsnaam DJR is ouder; sprake van een geringe afwijking tussen de handelsnamen
5.3.
Niet in geschil is dat de handelsnaam ‘De Jongens’ van DJR ouder is dan de handelsnaam ‘De Jongens HvH’ van Dwaard, en andere variaties daarop. De toevoeging ‘HvH’ is bij de laatste duidelijk ondergeschikt aan ‘De Jongens’. Op grond daarvan stelt de rechtbank vast dat de handelsnaam van Dwaard slechts in geringe mate afwijkt van de handelsnaam van DJR. Voor zover Dwaard een ander standpunt heeft willen innemen, wordt dat standpunt dus verworpen.
DJR voert haar oudere handelsnaam niet onrechtmatig
5.4.
Dwaard stelt dat er anderen zijn die al langer gebruik maken van de handelsnaam ‘De Jongens’ dan DJR, waardoor het gebruik daarvan door DJR onrechtmatig is. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat het onvoldoende is onderbouwd. Het enkele feit dat er mogelijk een andere onderneming is die al eerder de handelsnaam ‘De Jongens’ of iets vergelijkbaars voert, betekent nog niet dat DJR het verbod van artikel 5 Hnw overtreedt. Dat hangt immers af van alle omstandigheden van het geval. Dwaard heeft die omstandigheden echter op geen enkele wijze geconcretiseerd. Te denken valt bijvoorbeeld aan de vraag of het gaat om een onderneming van dezelfde aard en de vraag of die onderneming ook nog in min of meer hetzelfde gebied als DJR is gevestigd. Op die punten heeft Dwaard echter niets gesteld.
Sprake van verwarringsgevaar
5.5.
Bij beoordeling van alle omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van verwarringsgevaar tussen de handelsnaam van DJR en de handelsnamen van Dwaard voor zover daarin het woordkoppel ‘De Jongens’ wordt gehanteerd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.6.
Beide partijen exploiteren een restaurant waar men kan dineren. In zoverre gaat het dus om ondernemingen die een vergelijkbaar product aanbieden. Dat gegeven legt meer gewicht in de schaal dan het feit dat het bedrijfsconcept van DJR breder is dan dat van Dwaard (omdat de onderneming van DJR anders dan Dwaard ook overnachtingen, ontbijt en lunch aanbiedt en een chocoladewinkel heeft). Aannemelijk is immers dat een groot deel van het relevante publiek een plek zoekt voor het avondeten en dan beide restaurants als optie zal zien. Daarbij komt dat de menukaarten voor het diner vergelijkbaar zijn voor wat betreft het type gerechten dat wordt aangeboden. De aard van de onderneming is dus in relevante mate vergelijkbaar.
5.7.
In de tweede plaats is de geografische ligging van de ondernemingen van belang. De rechtbank acht op dat punt vooral van belang dat de reisafstand vanuit Rotterdam ongeveer even lang is. Publiek dat vanuit de agglomeratie van Rotterdam een hapje wil eten in een kustplaats is dus ongeveer net zo lang onderweg. Zo bezien is niet van belang dat de reistijd met de auto tussen de twee restaurants ongeveer 40 minuten is. Ook de afstand hemelsbreed (slechts 12 km) is van belang, en wel omdat beide partijen gebruik maken van dezelfde cadeaubonnenservice. DJR heeft onbetwist gesteld dat op de daarvoor gebruikte website de hemelsbrede afstand van de klant tot de restaurants wordt weergegeven. Omdat beide ondernemingen hemelsbreed gezien dichtbij elkaar liggen, komen beide restaurants op die cadeaubonnenwebsite bij zoekopdrachten veelal tegelijkertijd in beeld. De rechtbank acht in dit verband veelzeggend dat – zoals DJR ook heeft gesteld en Dwaard niet heeft betwist – de betreffende cadeaubonnenwebsite de omschrijvingen van beide restaurants heeft aangepast naar aanleiding van eerder gebleken verwarring.
5.8.
Ook de vormgeving van de handelsnaam is van belang voor de vraag of sprake is van verwarringsgevaar. Terecht heeft Dwaard erop gewezen dat de vormgeving die beide ondernemingen gebruiken van elkaar verschilt (zie 3.5 en 3.6). Daar staat tegenover dat het begrip ‘De Jongens’ bij beide ondernemingen dominant aanwezig is. De toevoegingen die Dwaard gebruikt, zoals ‘HvH’ en ‘anno 2022’ zijn duidelijk ondergeschikt aan ‘De Jongens’. Wat betreft de toevoeging ‘HvH’ ligt een vergelijking voor de hand met restaurantketens met meerdere vestigingen die per locatie de (plaats)naam van een locatie aan de bedrijfsnaam toevoegen ter aanduiding van verschillende locaties. In dergelijke gevallen is evident dat er een band bestaat tussen de verschillende vestigingen van die keten en juist die band kan ook worden verondersteld met de toevoeging ‘HvH’ aan ‘De Jongens’. Daarnaast is de vormgeving niet (direct) te zien als er op Google wordt gezocht naar ‘restaurant De Jongens’. Ook de gevel van het restaurant van Dwaard is niet voorzien van de betreffende vormgeving. Daarop staat alleen de tekst ‘De Jongens HvH’, waarbij ‘HvH’ ook nog met kleinere letters is geschreven dan ‘De Jongens’. DJR heeft bovendien onbetwist gesteld dat Dwaard op sociale media uitingen doet met de naam ‘De Jongens’. Relevant publiek uit Rotterdam en omgeving dat een eetgelegenheid zoekt dichtbij de kust en daarbij stuit op twee mogelijkheden ‘De Jongens’ zal dan ook heel gemakkelijk veronderstellen dat de restaurants van partijen op een of andere wijze aan elkaar gelieerd zijn.
5.9.
Gelet op al deze omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van verwarringsgevaar en daarmee dat het handelen van Dwaard in strijd is met artikel 5 Hnw. Het gevolg daarvan is dat de vorderingen van DJR onder I en II toewijsbaar zijn (zie 4.1). Daarbij onderkent de rechtbank dat dit mogelijk behoorlijk wat kosten voor Dwaard zal meebrengen, zoals zij heeft gesteld. Dat komt echter voor haar risico. Overigens wijst de rechtbank erop dat Dwaard tevoren was gewaarschuwd. DJR heeft vroegtijdig aan de bel getrokken over de mogelijke inbreuk op haar handelsnaam. Naar aanleiding daarvan heeft Dwaard haar handelsnaam aanvankelijk gewijzigd in ‘De Hoeksche Jongens’, waarmee DJR in beginsel kon leven. Dwaard heeft er vervolgens zelf voor gekozen in haar handelsnamen weer het woordkoppel ‘De Jongens’ te gaan gebruiken. De gevolgen van die eigen keuze komen voor haar rekening. Voor de goede orde voegt de rechtbank aan het voorgaande toe dat het oordeel dat in deze procedure wordt gegeven zich dus niet uitstrekt over de (ook nog steeds door Dwaard geregistreerde) handelsnaam ‘De Hoeks(ch)e Jongens’.
5.10.
In het midden kan blijven of in de praktijk daadwerkelijk is gebleken van verwarring bij klanten en leveranciers, zoals DJR heeft gesteld en Dwaard heeft betwist. Eventueel feitelijk gebleken verwarring is niet bepalend voor het aannemen van verwarringsgevaar.
5.11.
De rechtbank zal de termijn waarbinnen Dwaard de wijzigingen moet doorvoeren bepalen op vier weken na betekening van het vonnis. Die termijn moet redelijkerwijs geacht worden voldoende te zijn om een en ander te organiseren.
Aan Dwaard wordt een dwangsom opgelegd
5.12.
Dwaard geeft aan een eventuele veroordeling te zullen nakomen. Daarom is het volgens haar niet nodig een dwangsom op te leggen. Het is goed dat Dwaard bereid is aan de veroordelingen te voldoen. Dat betekent tegelijkertijd ook dat Dwaard geen last zal hebben van een dwangsom. Omdat in de praktijk nog wel eens blijkt dat een partij zich toch niet vrijwillig houdt aan een veroordeling om iets te doen of na te laten en Dwaard zich bovendien eerder niet heeft gehouden aan sommaties van DJR, acht de rechtbank het niettemin wenselijk een dwangsom op te leggen als stok achter de deur. De rechtbank matigt wel de dwangsom, zoals hieronder in het dictum vermeld.
Dwaard moet de proceskosten van DJR betalen
5.13.
Dwaard wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. DJR maakt aanspraak op vergoeding van de daadwerkelijk door haar gemaakte proceskosten, een en ander overeenkomstig artikel 1019h Rv. Tot uitgangspunt wordt genomen het tarief voor eenvoudige zaken van € 8.000,-, zoals opgenomen in de Indicatietarieven in IE-zaken. De gevorderde advocaatkosten zijn lager dan dit tarief. De opgevoerde kosten zijn niet betwist, zodat deze geacht worden redelijk te zijn. Deze kosten worden daarom toegewezen. De proceskosten van DJR worden begroot op:
- dagvaarding € 115,22
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 3.192,00
- nakosten €
178,00(plus de verhoging vermeld in de beslissing)
Totaal € 4.173,22
5.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
5.15.
De rechtbank verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad (artikel 233 Rv). Gelet op hetgeen is geoordeeld in overweging 5.9 ziet de rechtbank geen reden om mee te gaan in het verzoek van Dwaard het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, dan wel dit te doen onder voorwaarde van zekerheidstelling.
Schending artikel 21 Rv?
5.16.
Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat alle verwijzingen in de conclusie van antwoord naar uitspraken van de Hoge Raad onjuist zijn. In de conclusie van antwoord heeft Dwaard verwezen naar (vermeende) uitspraken van de Hoge Raad ten aanzien van het handelsnaamrecht, met vermelding van een (vermeend) ECLI-nummer. Geen enkele van de aangehaalde (vermeende) arresten heeft betrekking op het handelsnaamrecht. Sommige ECLI-nummers horen bij strafrechtelijke uitspraken, andere bestaan in het geheel niet. Desgevraagd heeft (de advocaat van) Dwaard verklaard dat dit alles is veroorzaakt door een probleem bij het converteren van een word-bestand naar pdf. Deze verklaring roept vragen op. De rechtbank laat die vragen en de vraag of hiermee artikel 21 Rv is geschonden verder in het midden, omdat Dwaard per saldo geen voordeel heeft gehad van de onjuiste voorstelling van zaken in de conclusie van antwoord.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
beveelt Dwaard haar handelsnaam zodanig te wijzigen dat daarin het woordkoppel ‘De Jongens’ niet langer voorkomt;
6.2.
beveelt Dwaard de onder 6.1 bevolen wijzingen door te voeren binnen vier weken nadat het vonnis aan haar is betekend op straffe van een dwangsom van € 500,- voor elke dag dat Dwaard hieraan niet voldoet, met een maximum van € 50.000,-;
6.3.
veroordeelt Dwaard in de proceskosten van € 4.173,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als Dwaard niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dwaard € 92,- extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.4.
veroordeelt Dwaard in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2025.
[3718/1980/2502]

Voetnoten

1.Hoge Raad 4 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3477.
2.Vgl. Hoge Raad 6 januari 1967, ECLI:NL:HR:1967:AB3883.