ECLI:NL:RBROT:2025:10401

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
10-053867-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en vernieling auto; bewezenverklaring voorhanden hebben vuurwapen

Op 28 augustus 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een schietpartij op straat op 13 februari 2025. De verdachte, geboren in 1995, was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor het derde feit, terwijl voor de eerste twee feiten een gevangenisstraf van vijf jaar werd geëist. De rechtbank oordeelde dat het derde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte daarvan vrij. Voor het tweede feit, het voorhanden hebben van een vuurwapen, werd de verdachte wel schuldig bevonden, aangezien hij dit feit had bekend. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die een verstandelijke beperking en niet-aangeboren hersenletsel heeft. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze verband hield met het vrijgesproken feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10-053867-25
Datum uitspraak: 28 augustus 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het [detentiecentrum] ,
raadsman mr. N. Stegerhoek, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 augustus 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Daalder heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feit 3)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 2)
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Vrijspraak (feit 1)
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde poging doodslag wettig en overtuigend bewezen, omdat de verdachte op 13 februari 2025 gericht op [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ) heeft geschoten. Dat gericht is geschoten volgt uit de getuigenverklaring van [getuige] en uit de camerabeelden waarop te zien is dat de verdachte, toen hij en [betrokkene] , ieder met een vuurwapen in de hand, aan weerszijden van een geparkeerde auto tegenover elkaar stonden, zijn vuurwapen over de auto heen op [betrokkene] richtte en dat de verdachte even later, toen hij vanaf een nabij gelegen balkon een schot loste, zijn vuurwapen eveneens op [betrokkene] richtte.
De beoordeling
Op 13 februari 2025 heeft een schietpartij plaatsgevonden tussen de verdachte en [betrokkene] . Op camerabeelden - met geluid - van een deurbelcamera, die ter terechtzitting (ook vertraagd) zijn afgespeeld, is te zien dat de verdachte links in beeld komt aanrennen en wegduikt achter een geparkeerde auto. Direct daarna komt ook [betrokkene] rennend aan bij de andere kant van diezelfde auto. Beide mannen kijken naar elkaar, bewegen zich aan weerszijden rond de auto, waarbij zij met elkaar meebewegen en daarbij steeds de auto tussen zich houden. Beiden houden daarbij een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de hand. Eenmaal richt de verdachte zijn vuurwapen over het dak van de auto op [betrokkene] maar niet te zien of te horen is dat hij op dat moment schiet. [betrokkene] schiet vervolgens vanaf de linkerzijde van de auto door het bestuurdersraam, terwijl de verdachte zich recht tegenover hem aan de andere kant van de auto bevindt. Daarop rent de verdachte weg en verdwijnt rechts uit beeld, terwijl [betrokkene] nog even in de buurt van de auto blijft hangen. Als [betrokkene] vervolgens ook wegrent, links uit beeld, zijn opnieuw twee schoten te horen. Op dat moment is rechts in beeld gedurende een kort moment een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te zien.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat de laatste twee schoten die te horen zijn, weliswaar afkomstig zijn uit zijn vuurwapen, maar dat deze schoten niet op [betrokkene] waren gericht. Het eerste schot is onbedoeld gelost doordat hij struikelde op een trapje terwijl hij probeerde dekking te zoeken op een nabij gelegen balkon, en het tweede schot loste hij vanaf datzelfde balkon. Dat was echter een schot in de lucht om [betrokkene] af te schrikken.
De rechtbank stelt op grond van de beelden vast dat de verdachte gedurende de confrontatie rondom de geparkeerde auto weliswaar op enig moment zijn wapen over de auto heen op [betrokkene] heeft gericht, maar dat hij op dat moment geen schot heeft gelost. De camerabeelden bevestigen de verklaring van de verdachte dat hij, nadat [betrokkene] door het raam van de auto heen op hem heeft geschoten, rechts bij de auto vandaan is gerend. Dan is hij uit beeld, maar is op basis van zijn verklaring en de overige informatie in het dossier aannemelijk dat de verdachte vervolgens een nabijgelegen balkon op is gevlucht en twee schoten heeft gelost. Hoewel het wapen op het moment van het tweede schot kort in beeld komt, is op basis daarvan niet vast te stellen of het wapen op dat moment is gericht op [betrokkene] . Het valt niet uit te sluiten dat de verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard, in de lucht heeft geschoten met als doel [betrokkene] af te schrikken. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde. De verklaring van [getuige] maakt dit niet anders, nu zij weliswaar heeft verklaard dat beide mannen gericht op elkaar schoten, maar daarbij enkel lijkt te doelen op de confrontatie rondom de geparkeerde auto en niet op de schoten die de verdachte vanaf of in de buurt van het balkon heeft gelost.
Conclusie
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte gericht op [betrokkene] heeft geschoten. De verdachte wordt van het onder 1 ten laste gelegde dan ook vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 2 redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks13 februari 2025 te Rotterdam
en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en),een
(of meer)wapen
(s)als
bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1
en/of Categorie II onder 2
van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1
onder 3 van die wet in de vorm van een pistool
,en
/ofmunitie van categorie
II
en/ofIII, te weten
één of meerkogelpatro
(o)n
(en
), kaliber onbekend,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit 2 levert op:
de eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft erkend een vuurwapen voorhanden te hebben gehad en daarmee te hebben geschoten. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens leidt ook vaak tot het gebruik daarvan en is levensgevaarlijk. Dat is waarom streng wordt opgetreden tegen het onbevoegde bezit en dragen van dergelijke wapens en munitie.
Dat het gebruik van het vuurwapen door verdachte – al dan niet ter verdediging tegen of afschrikking – in dit geval niet tot slachtoffers heeft geleid, is gelukkig te noemen maar neemt niet weg dat de verdachte een groot risico daarop heeft genomen. Dergelijke incidenten zorgen bovendien voor gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving zoals op de beelden ook was te merken aan de paniek van twee passerende dames. In dit geval heeft de verdachte dit vuurwapen ook nog eens op klaarlichte dag, openlijk op straat en in een woonwijk gebruikt, wat gezien en gehoord is door passanten en omwonenden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, in 2024, is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. De gevangenisstraf die de verdachte, mede voor dat feit, uitzat, was geëindigd op de dag waarop hij het thans bewezen verklaarde feit heeft gepleegd.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 mei 2025. In het rapport is aangegeven dat de verdachte een verstandelijke beperking en niet aangeboren hersenletsel heeft en beïnvloedbaar is, zowel door zijn (criminele) sociale netwerk als door zijn familie die hem begeleidt. Waar eerdere plannen van aanpak enkel zijn opgemaakt vanuit de reclassering acht de rapporteur het ter voorkoming van recidive van belang dat, in geval van een op te leggen toezicht, de reclassering samen met betrokkene en zijn familie gaat bekijken op welke gebieden hij extra ondersteuning nodig heeft en wie hem dit het beste kan geven. De reclassering adviseert een voorwaardelijk strafdeel met daaraan verbonden de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht en ambulante behandeling en begeleiding. De verdachte heeft aangegeven open te staan voor een toezicht vanuit de reclassering.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken vaker worden opgelegd en op het feit dat de verdachte recent eerder is veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe het opnieuw plegen van strafbare feiten door de verdachte tegen te gaan.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.608,70 aan materiële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij in verband met de bepleite vrijspraak ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft – in lijn met zijn betoog tot vrijspraak ten aanzien van feit 3 – eveneens geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
Beoordeling
De vordering van de benadeelde partij houdt verband met het onder 3 ten laste gelegde. Daarvan wordt de verdachte vrijgesproken, zodat de benadeelde partij in haar vordering niet kan worden ontvangen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 en 55 Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit , zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, te weten
2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Leger des Heils op het adres Triatlonstraat 3 te Rotterdam en blijft zich vervolgens melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde laat zich, vanaf het moment dat de reclassering dit noodzakelijk acht en gedurende de hele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, behandelen door een GGZ instelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waaronder ook kan vallen het innemen van medicijnen;
3. de veroordeelde werkt mee aan ambulante begeleiding vanuit het Forensisch Ambulant Team van het Leger des Heils of vanuit Humane Zorg, indien de reclassering dit noodzakelijk acht.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en M. Hulshof, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D.C. van Beek en I. Bezemer, griffiers,
en uitgesproken op 28 augustus 2025.
De voorzitter en griffier mr. D.C. van Beek zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 13 februari 2025 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
[betrokkene]
opzettelijk
van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermaals op dan wel in de richting van die [betrokkene] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 13 februari 2025 te Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een (of meer) wapen(s) als
bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 en/of Categorie II onder 2
van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1
onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, en/of munitie van categorie II
en/of III, te weten één of meer kogelpatro(o)n(en), kaliber onbekend,
voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 13 februari 2025 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.