ECLI:NL:RBROT:2025:10403

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/629474 / FA RK 21-8928 en C/10/684559 / FA RK 24-6210
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming verhuizing moeder afgewezen; wijziging hoofdverblijfplaats vader toegewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen de ouders van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vrouw verzocht om vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar [plaatsnaam 1], terwijl de man verzocht om wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen naar hem. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw niet voldoende heeft aangetoond dat er een noodzaak was voor de verhuizing. De rechtbank heeft vastgesteld dat het in het belang van de kinderen is dat zij opgroeien in hun vertrouwde omgeving, wat in dit geval [plaatsnaam 2] is. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de kinderen gewijzigd naar de man en een zorgregeling vastgesteld die de betrokkenheid van beide ouders waarborgt. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de vrouw om vervangende toestemming voor inschrijving van de kinderen op scholen in [plaatsnaam 1] afgewezen, en de man vervangende toestemming verleend voor de inschrijving van [minderjarige 1] op [naam school 1] in [plaatsnaam 3]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de kinderen duidelijkheid hebben over hun verblijfplaats en school.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaak- / rekestnummers: C/10/629474 / FA RK 21-8928 (
zorgregeling)
C/10/684559 / FA RK 24-6210 (
vervangende toestemming en
hoofdverblijfplaats)
Beschikking van 11 augustus 2025 over vervangende toestemming op grond van artikel 1:253a BW, de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen en de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak met zaak- en rekestnummer C/10/629474 / FA RK 21-8928 van:
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [plaatsnaam 1] ,
advocaat mr. S. Burger te Rotterdam,
t e g e n
[naam man], hierna: de man,
wonende te [plaatsnaam 2] ,
advocaat mr. C.N.M. Schep te Oud-Beijerland .
en in de zaak met zaak- en rekestnummer C/10/684559 / FA RK 24-6210 van:
de man tegen de vrouw.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, hierna: de GI, gevestigd te Dordrecht.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 te [geboorteplaats] , hierna ook: [minderjarige 1] ;
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats] , hierna ook: [minderjarige 2] .

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure in zaak- en rekestnummers C/10/629474 / FA RK 21-8928 (zorgregeling) en C/10/684559 / FA RK 24-6210 (vervangende toestemming en hoofdverblijfplaats) blijkt uit:
  • de beschikking van deze rechtbank van 24 oktober 2024;
  • het rapport van de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad) van 26 mei 2025;
  • de twee berichten (met bijlagen) van de man van 16 juni 2025, tevens inhoudende een aanvullend verzoek;
  • de berichten met bijlage van de man van 17 juni 2025 en 21 juli 2025;
  • de berichten van de vrouw van 19 juni 2025 en 23 juli 2025, tevens inhoudende een aanvullend en gewijzigd verzoek.
1.2.
De voortgezette mondelinge behandeling van beide zaken heeft plaatsgevonden op 28 juli 2025. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de GI, vertegenwoordigd door [persoon 1] en [persoon 2] ;
  • de raad, als adviseur, vertegenwoordigd door [persoon 3] .
De vrouw heeft de mondelinge behandeling via een beeld- en geluidsverbinding bijgewoond.
1.3.
De minderjarigen zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. De minderjarigen hebben hier gebruik van gemaakt en de kinderrechter gesproken op 31 juli 2025.
1.4.
Tijdens de voortgezette mondelinge behandeling is gelijktijdig de jeugdzaak bekend onder zaak- en rekestnummer C/10/700406 / JE RK 25-1074 (ondertoezichtstelling) behandeld. In die zaak is afzonderlijk beslist.
1.5.
De advocaat van de vrouw en de advocaat van de man hebben tijdens de voortgezette mondelinge behandeling een pleitnota overgelegd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij voormelde beschikking van 24 oktober 2024 is, voor zover hier van belang:
  • bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen
  • vastgesteld dat de minderjarigen in het kader van de zorgregeling
o de ene week van vrijdag uit school tot de daarop volgende vrijdag naar school en de andere week van maandag uit school tot woensdag naar school;
o de helft van de algemene feestdagen;
o de helft van de gebruikelijke schoolvakanties, als volgt:
Kerstvakantie
In de even jaren verblijven de minderjarigen de eerste week bij de vrouw en de
tweede week bij de man. In de oneven jaren is dit andersom. Het wisselmoment
vindt plaats op vrijdag.
Voorjaars- en herfstvakantie
In de oneven jaren verblijven de minderjarigen in de voorjaarsvakantie bij de vrouw en in de herfstvakantie bij de man. In de even jaren is dit andersom.
Meivakantie
In de oneven jaren verblijven de minderjarigen de eerste week bij de man en de
tweede week bij de vrouw en in de even jaren is dit andersom.
Zomervakantie
In de oneven jaren verblijven de minderjarigen de eerste drie weken bij de vrouw en de laatste drie weken bij de man. In de even jaren is dit andersom.
Losse feestdagen gekoppeld aan een weekend; Pasen en Pinksteren:
De minderjarigen verblijven op dergelijke feestdagen bij degene bij wie ze het
weekend voorafgaand aan de feestdag hebben verbleven tot maandag 19.00 uur of indien de dag erna school is tot dinsdag naar school;
en:
- de raad verzocht om onderzoek of andere bemoeienis te verrichten naar de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling van de minderjarigen en om in dat onderzoek ook te betrekken het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing van de minderjarigen naar [plaatsnaam 1] en het verzoek van de man om de vrouw te gelasten om met de minderjarigen terug te verhuizen naar [plaatsnaam 2] .
Voorliggende verzoeken in procedure over vervangende toestemming en hoofdverblijfplaats
2.2.
De man verzoekt
primair:
  • te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem zal zijn;
  • een zorgregeling vast te stellen tussen de vrouw en de minderjarigen, naar de rechtbank begrijpt, zoals hierna onder rechtsoverweging 2.5. vermeld;
en
subsidiair:
- de vrouw te gelasten om binnen één jaar terug te verhuizen naar [plaatsnaam 2] , waarbij de minderjarigen in de tussenliggende periode voorlopig aan de man worden toevertrouwd en op het adres van de man worden ingeschreven en waarbij een zorgregeling wordt uitgevoerd in een co-ouderschapsregeling, waarbij de minderjarigen op school blijven in [plaatsnaam 2] .
Daarnaast verzoekt de man bij wijze van aanvullend verzoek:
  • aan hem vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven en aan te melden bij het [naam school 1] te [plaatsnaam 3] voor het schooljaar 2025/2026;
  • te bepalen dat deze vervangende toestemming de vereiste toestemming van de vrouw vervangt;
  • de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.3.
De vrouw voert gemotiveerd verweer en verzoekt zelfstandig, na wijziging van haar verzoek:
- te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw zal zijn (de rechtbank begrijpt: te bepalen dat het voorlopige hoofdverblijf bij de man vervalt) en op het adres van de vrouw in [plaatsnaam 1] ingeschreven mogen worden;
- en haar vervangende toestemming te verlenen voor:
 haar verhuizing met de minderjarigen naar [plaatsnaam 1] ;
 inschrijving van [minderjarige 2] op [naam school 2] te [plaatsnaam 1] , althans (bij gebrek aan ruimte) een andere passende school in de regio [plaatsnaam 1] ;
 inschrijving van [minderjarige 1] op de middelbare school [naam school 3] te [plaatsnaam 1] ;
 inschrijving bij een huisarts, een tandarts en indien nodig een passende BSO in de regio [plaatsnaam 1] .
Voorliggende verzoeken in de procedure over de zorgregeling
2.4.
De vrouw verzoekt, na wijziging van haar verzoek, te bepalen dat de zorgregeling zoals vastgesteld bij beschikking van deze rechtbank van 19 december 2022 (de rechtbank begrijpt: de beschikking van deze rechtbank van 24 oktober 2024) wordt gewijzigd en zal komen te luiden als volgt:
  • de minderjarigen verblijven een weekend om de veertien dagen van vrijdag uit school tot maandag voor school bij de ouder bij wie zij niet ingeschreven staan;
  • waarbij de vakantieverdeling zoals vermeld in voornoemde beschikking van 19 december 2022 (de rechtbank begrijpt: de beschikking van deze rechtbank van 24 oktober 2024) wordt gehandhaafd en wordt vastgesteld als definitieve regeling.
2.5.
De man verzoekt, na wijziging, zelfstandig een zorgregeling waarbij de minderjarigen bij hem verblijven van vrijdag uit school tot de volgende week vrijdag naar school, daarna een week bij de vrouw en vervolgens weer bij de man et cetera. De man verzoekt verder, na wijziging van zijn verzoek, te bepalen dat de vakanties worden verdeeld conform de voorlopige vakantieregeling zoals bepaald bij de beschikking van deze rechtbank van 24 oktober 2024.
Inhoudelijk
2.6.
Gelet op de samenhang tussen de verzoeken die partijen ofwel in de ene ofwel in de andere procedure hebben ingediend, zal de rechtbank de verzoeken gezamenlijk behandelen.
2.7.
De rechtbank overweegt dat partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen over de
minderjarigen en dat geschillen hieromtrent op grond van artikel 1:253a BW aan de
rechtbank kunnen worden voorgelegd. Dat geldt zowel voor het geschil tussen partijen over
de (terug)verhuizing van de minderjarigen, als voor de verzoeken over en weer van partijen om het hoofdverblijf te bepalen (dan wel te wijzigen) bij één van hen, om de minderjarige(n) in te schrijven op een (middelbare) school en om een zorgregeling vast te stellen. De rechtbank neemt daarop een zodanige beslissing als haar in het belang van de betreffende minderjarige(n) wenselijk voorkomt.
2.8.
Ten aanzien van de (terug)verhuizing geldt nog het volgende. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de vrouw voor een verhuizing met de minderjarigen toestemming van de man nodig heeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden kan de rechter hierover een beslissing nemen. Bij een dergelijke beslissing dient de rechtbank – conform vaste rechtspraak – alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen (zie ook HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008: BC5901). Hoewel het belang van de minderjarigen een overweging van de eerste orde dient te zijn bij deze belangenafweging, kunnen andere belangen zwaarder wegen dan het belang van de minderjarigen. Het gaat onder meer om: het recht en belang van de verhuizende ouder en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten, de noodzaak om te verhuizen, de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid, alternatieven en maatregelen om de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren, de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg, de rechten van de andere ouder en de minderjarigen op onverminderd contact met elkaar in de eigen vertrouwde omgeving, de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg, de frequentie van het contact tussen de minderjarigen en de andere ouder voor en na de verhuizing, de leeftijd van de minderjarigen, hun mening en de mate waarin ze geworteld zijn in de omgeving of gewend zijn aan verhuizingen en de extra kosten van het contact na de verhuizing.
Beslissing op voorliggende verzoeken
2.9.
Aan de vrouw zal geen vervangende toestemming worden verleend om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verhuizen naar [plaatsnaam 1] . De rechtbank zal verder beslissen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt gewijzigd en bepaald bij de man in [plaatsnaam 2] en dat [minderjarige 1] na de zomervakantie van 2025 start op het [naam school 1] in [plaatsnaam 3] . Daarnaast zal de rechtbank een zorgregeling bepalen tussen de vrouw en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De motivering van deze beslissing volgt hierna.
Motivering (terug)verhuizing en hoofdverblijfplaats
2.9.1.
De vrouw is in zomervakantie van 2024 zonder voorafgaande toestemming van de man met de minderjarigen verhuisd naar [plaatsnaam 1] , terwijl dit een verhuizing betreft buiten de woonplaats van de man en zelfs buiten [plaatsnaam 2] . Dit is de derde keer sinds de beëindiging van de relatie tussen partijen dat de vrouw zonder voorafgaande toestemming van de man is verhuisd. Volgens de vrouw is voor een verhuizing van 30 kilometer helemaal geen toestemming van de man nodig. De rechtbank is met een dergelijke regel niet bekend.
2.9.2.
Ten aanzien van de verhuizing naar [plaatsnaam 1] stelt de vrouw voorop dat zij hiertoe genoodzaakt was omdat het tijdelijke flexcontract van haar huurwoning in [plaatsnaam 3] afliep. Deze noodzaak wordt door de man betwist. De vrouw heeft, zoals onweersproken gesteld door de man, in april 2024 een woning aangeboden gekregen in Numansdorp (gemeente Hoeksche Waard) in de omgeving van de man. De vrouw heeft diverse bezwaren genoemd waarom zij de woning in Numansdorp heeft geweigerd, maar die zijn door de man gemotiveerd betwist. Het enige voordeel van de woning in [plaatsnaam 1] is dat het een definitieve plek is, maar omdat de tijdelijke (container)woningen in Numansdorp blijven staan voor de duur van de omgevingsvergunning tot 2038 legt dat enkele feit naar het oordeel van de rechtbank geen doorslaggevend gewicht in de schaal. De vrouw heeft daarnaast aangevoerd dat de woning in Numansdorp niet voor het einde van haar flexcontract zou worden opgeleverd en zij dus om die reden genoodzaakt was om de woning in [plaatsnaam 1] te accepteren. Hiertegenover is uit de overgelegde stukken gebleken dat de wethouder van de gemeente Hoeksche Waard in de media – reagerend op de situatie van de vrouw –heeft benadrukt dat uitstromers van flexwoningen terecht kunnen bij het wijkteam en (de woningbouwvereniging) HW Wonen en dat een samenwerking tot nog toe steeds tot een oplossing heeft geleid. Daarbij vermeldt de wethouder expliciet dat medewerking van betrokkene wel een voorwaarde is. De man heeft aangevoerd dat de vrouw vanuit de woning in Numansdorp had kunnen doorstromen naar een eengezinswoning in [plaatsnaam 3] of dorpen in de omgeving. Ook heeft de man tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij bereid was om met de vrouw na te denken over oplossingen waar het gaat om de vraag waar de vrouw en de kinderen kunnen wonen. De vrouw heeft dit alles niet weersproken. In het licht van al het voorgaande is de vrouw naar het oordeel van de rechtbank er niet in geslaagd de noodzaak van de verhuizing naar [plaatsnaam 1] aan te tonen.
2.9.3.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat de vrouw zonder vooraankondiging met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar [plaatsnaam 1] is vertrokken. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] waren, zoals onbestreden gesteld door de man, in de veronderstelling dat zij na hun tijdelijke verblijf in [plaatsnaam 3] tijdelijk bij oma moederzijde in [plaatsnaam 4] zouden gaan wonen. De rechtbank leidt hieruit af dat zij door de vrouw niet op de verhuizing naar [plaatsnaam 1] zijn voorbereid. De vrouw stelt dat zij rust en stabiliteit wil voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , maar dat heeft zij door de verhuizing naar [plaatsnaam 1] zeker niet bereikt, integendeel. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn door de verhuizing naar [plaatsnaam 1] juist nog meer klem komen te zitten tussen hun ouders. Daar komt nog bij dat de negatieve uitlatingen van de vrouw over de man tegenover hulpverlenende instanties en de media geenszins in het belang van de minderjarigen zijn geweest en alleen maar voor meer onrust tussen partijen hebben gezorgd. De vrouw geeft er door haar handelswijze (drie keer in korte tijd verhuizen, in combinatie met de manier waarop de verhuizing naar [plaatsnaam 1] heeft plaatsgevonden en hoe zij daarover heeft gesproken in de media) blijk van niet in staat te zijn om te handelen in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ; en dat is rust en behoud van de vertrouwde situatie in [plaatsnaam 2] . [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun sociale leven en netwerk in [plaatsnaam 2] . Zij zijn daar opgegroeid, gaan of gingen naar school in [plaatsnaam 2] , hebben daar hun vrienden en hadden daar hun buitenschoolse activiteiten totdat de vrouw hen daar – wederom zonder toestemming van de man – van af heeft gehaald. Alhoewel de verhuizing naar [plaatsnaam 1] tot op heden geen gevolgen heeft gehad voor de zorgregeling, is dat wel in de nabije toekomst te verwachten. [minderjarige 1] gaat komend schooljaar naar de middelbare school en de reistijd tussen [plaatsnaam 1] en [plaatsnaam 2] is volgens de vrouw (inmiddels) een te grote belasting voor de minderjarigen. Een verhuizing naar [plaatsnaam 1] zal dan ook ten koste gaan van het contact tussen de minderjarigen en de man. Daarbij zal het gebrek aan constructieve communicatie tussen partijen mogelijk ook zorgen voor een verslechtering van het contact tussen de man en de minderjarigen. Hierover heeft de man tijdens de mondelinge behandeling opnieuw heel duidelijk zijn zorgen geuit. Zijn angst is dat hij straks geen band meer heeft met zijn jongens. De rechtbank leidt uit de stukken af dat de man de vrouw een plek gunt in het leven van de minderjarigen terwijl dat andersom niet persé blijkt. Alles afwegende wijst de rechtbank het verzoek van de vrouw af om vervangende toestemming tot verhuizing naar [plaatsnaam 1] , samen met de minderjarigen. Daarmee samenhangend wordt ook het verzoek van de vrouw afgewezen om de minderjarigen in te schrijven op haar adres in [plaatsnaam 1] .
2.9.4.
Beide partijen hebben verzoeken gedaan over de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen. De rechtbank neemt voor de beoordeling van het verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats, zoals verzocht door de man, het volgende als uitgangspunt. Door de feitelijke verhuizing naar [plaatsnaam 1] is sprake van gewijzigde omstandigheden sinds de beslissing van de rechtbank van 19 december 2022 waarin is bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vrouw is. De rechtbank is van oordeel dat handhaving van de hoofdverblijfplaats bij de vrouw – gezien de gewijzigde omstandigheden – niet langer in het belang is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dit leidt ertoe dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen zal worden gewijzigd van de vrouw naar de man. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
2.9.5.
De vrouw heeft de rechtbank onvoldoende het vertrouwen kunnen geven dat zij zal terugverhuizen naar [plaatsnaam 2] . Zij geeft slechts aan dat een nieuwe verhuizing een bron van stress, spanning en onzekerheid zal zijn terwijl zij juist, in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , behoefte heeft aan duidelijkheid en rust. Deze onzekerheid waar het gaat om de terugverhuizing naar [plaatsnaam 2] acht de rechtbank niet in het belang van de minderjarigen. De rechtbank weegt ook mee dat de vrouw, in de strijd met de man, de belangen van de minderjarigen soms uit het oog verliest. De rechtbank verwijst in dit verband naar de houding van de vrouw in de discussie over de hormoonzalf voor [minderjarige 1] , de nieuwe bril en de HPV-vaccinatie voor [minderjarige 2] . De vrouw werkt, kort gezegd, niet constructief samen met de man in de zorg voor de minderjarigen. Desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling bagatelliseert de vrouw deze problematiek door te stellen dat het uiteindelijk gelukt is. Verder weegt de rechtbank mee dat de man onweersproken heeft gesteld voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te kunnen zorgen, nu hij de zorgtaken goed kan combineren met zijn werk. Nu de rechtbank in het licht van het voorgaande het primaire verzoek van de man tot wijziging van de hoofdverblijfplaats toewijst komt zij niet meer toe aan de beoordeling van het subsidiaire verzoek van de man om de vrouw te gelasten terug te verhuizen naar [plaatsnaam 2] .
Motivering zorgregeling
2.9.6.
Nu de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats bij de man zullen hebben, neemt de
rechtbank bij de vaststelling van de definitieve zorgregeling het volgende in aanmerking. De rechtbank stelt voorop dat de minderjarigen vanuit één basis naar school toe moeten kunnen, in plaats van dagelijks (lang) reizen tussen school en huis. Het reizen is volgens de vrouw gezien de grote afstand te belastend voor haar en voor de minderjarigen en zeker niet in het belang van [minderjarige 1] die naar de middelbare school gaat na de zomervakantie van 2025. Hij moet zich bovendien – zoals door de GI tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht – op het gebied van autonomie kunnen ontwikkelen. Daar past niet bij dat ouders hem steeds (moeten) ophalen en terugbrengen. Een zorgregeling met een 50/50 verdeling zoals door de man verzocht ligt in het licht van het voorgaande niet voor de hand zolang de vrouw niet terugkeert naar [plaatsnaam 2] .
2.9.7.
De minderjarigen verblijven sinds de beschikking in het kader van voorlopige voorzieningen van maart 2022 het grootste gedeelte van de tijd bij de vrouw. De rechtbank acht het daarom in het belang van de minderjarigen, nu het zwaartepunt van de zorg verplaatst wordt naar de man, dat zij niet slechts om de week in het weekend bij de vrouw verblijven, zoals door de vrouw verzocht. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de minderjarigen in de week waarin zij niet in het weekend bij de vrouw verblijven ook woensdag uit school tot donderdag naar school bij de vrouw verblijven. Partijen zullen, eventueel samen met de GI, moeten overleggen hoe dit voor [minderjarige 1] uitpakt met zijn rooster. De rechtbank zal bepalen dat de man [minderjarige 1] desnoods naar [plaatsnaam 1] brengt als hij later dan [minderjarige 2] klaar is met school waardoor hij niet meer met de vrouw en [minderjarige 2] mee kan rijden. Gelet op de flexibele houding die de man eerder in deze procedures heeft ingenomen ten aanzien van het brengen en halen verwacht de rechtbank dat de man in het belang van [minderjarige 1] hiervoor zorgdraagt.
2.9.8.
De rechtbank is van oordeel dat een meer evenredige verdeling van de zorgtaken tussen partijen, zoals door de man ook gewenst, in het belang van de kinderen is. Maar de reistijd tussen Hoeksche Waard en [plaatsnaam 1] , de stress die dat oplevert en de slechte communicatie tussen partijen maken dat een uitgebreidere zorgregeling op dit moment niet haalbaar is. Als de vrouw de stap kan zetten om terug te verhuizen naar [plaatsnaam 2] kan zij een meer gelijkwaardige rol spelen in het leven van de minderjarigen. De man heeft aangegeven bereid te zijn om met de vrouw een uitbreiding van de zorgverdeling te bespreken indien zij weer in [plaatsnaam 2] komt wonen. De raad is van mening dat die situatie het meest in het belang van de minderjarigen is. Dan kunnen zij zelfstandig van de ene naar de andere ouder, vanuit huis, school en buitenschoolse activiteiten. De rechtbank acht het in dat kader ook van belang dat partijen hun financiële zaken afhandelen zodat partijen weten waar zij aan toe zijn.
2.9.9.
De rechtbank zal bepalen dat de reguliere zorgregeling wordt bepaald met ingang van 1 september 2025, zodat het nieuwe schooljaar voor de minderjarigen ook een nieuwe start is. Verder zal de rechtbank op verzoek van partijen de voorlopige vakantieregeling vaststellen als definitieve regeling.
Motivering vervangende toestemming
2.9.10.
Tot slot moet de rechtbank beslissen op de verzoeken ten aanzien van het verlenen van vervangende toestemming voor de school van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , de huisarts, tandarts en BSO. Het belangrijkste punt is naar welke middelbare school [minderjarige 1] na de zomervakantie gaat. Naar het oordeel van de rechtbank is het in het belang van [minderjarige 1] dat hij naar school gaat in de omgeving waar hij het grootste deel van de tijd zal opgroeien, zodat hij gewoon op de fiets naar school kan. Gelet op voorgaande beslissingen over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling zal dit zijn bij de man in [plaatsnaam 2] . De rechtbank zal daarom aan de man vervangende toestemming verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven op het [naam school 1] in [plaatsnaam 3] en bepalen dat deze toestemming de vereiste toestemming van de vrouw vervangt.
2.9.11.
De rechtbank acht het verder in het belang van de minderjarigen dat zij bij elkaar blijven en niet door hun schoolgang uit elkaar worden gehaald. Het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 2] in te schrijven op een basisschool in [plaatsnaam 1] zal dan ook worden afgewezen. [minderjarige 2] zal zijn basisschool dus afmaken in [plaatsnaam 2] . Omdat het centrum van het leven van de minderjarigen zich (weer) zal afspelen in [plaatsnaam 2] zullen ook de verzoeken van de vrouw ten aanzien van het verlenen van vervangende toestemming voor een huisarts, tandarts en BSO in [plaatsnaam 1] worden afgewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.9.12.
De beschikking zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De vrouw heeft hiertegen geen afzonderlijk verweer gevoerd en de rechtbank acht het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat zij duidelijk hebben over waar zij zullen verblijven en opgroeien en waar zij na de zomervakantie naar school gaan. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben behoefte aan rust en duidelijkheid, zoals ook door de vrouw meerdere keren is aangegeven. Schorsing van de beslissing zoals gegeven in deze zaak druist daar tegen in. Dit belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (en daarmee samenhangend het belang van de man) weegt zwaarder dan het belang van de vrouw een beslissing in hoger beroep af te kunnen wachten.
Kindbrief
2.10.
Met de minderjarigen is tijdens het kindgesprek afgesproken dat zij zelf per post (op het adres van moeder) een brief krijgen over wat er is beslist en waarom. Onderstaande tekst zal aan ieder van hen worden toegestuurd.

Beste [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,
Op 31 juli 2025 hebben jullie vanaf Curaçao met een rechter gepraat. Deze rechter heeft samen met twee andere rechters een beslissing genomen over jullie. In deze brief lezen jullie wat de beslissing is en ook waarom dit is beslist.
De rechters hebben beslist dat jullie:
- vanaf 11 augustus 2025 bij papa gaan wonen in [plaatsnaam 2]
- dat [minderjarige 1] na de zomervakantie 2025 naar het [naam school 1] gaat
- dat [minderjarige 2] na de zomervakantie 2025 op zijn oude school blijft en
- dat jullie om het weekend bij mama zijn en ook om de week op woensdag na school tot donderdag naar school.
Deze beslissing is misschien even schrikken voor jullie en misschien anders dan jullie willen of hadden verwacht. Maar de rechters denken dat dit voor jullie de beste beslissing is. Want dan kunnen jullie zoveel mogelijk blijven, daar waar jullie je hele leven hebben gewoond. [minderjarige 2] kan gewoon naar zijn school waar hij ook in groep 6 zat en [minderjarige 1] kan naar het [naam school 1] waar misschien ook vrienden en bekenden van hem heen gaan. En jullie hoeven door de week niet meer zoveel te reizen tussen [plaatsnaam 2] en [plaatsnaam 1] . Want dat lijkt de rechters echt niet fijn voor jullie. Het liefst hadden de rechters gewild dat er een huis voor mama zou zijn in [plaatsnaam 2] . Zodat jullie evenveel tijd bij papa en mama kunnen zijn én in jullie bekende buurt kunnen blijven.
De rechter met wie jullie hebben gepraat had al verteld dat beslist is dat er iemand komt om te helpen (dat heet ‘een ondertoezichtstelling’). Dat hebben de rechters beslist omdat zij de situatie waarin jullie zitten heel vervelend vinden voor jullie. De rechters denken dat jullie veel last hebben dat het papa en mama niet lukt om samen te beslissen over belangrijke dingen. De rechters denken dat papa en mama daar hulp bij nodig hebben en dat het voor jullie fijn is om er met iemand over te praten. Hopelijk gaat de hulp ook echt helpen.
Beste [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , wij hebben een beslissing moeten nemen over iets heel belangrijks. En daarom hebben we er ook met drie rechters naar gekeken. We hopen heel erg dat het fijn is dat jullie weten wat de beslissing is. Ook al ben je het er misschien niet mee eens, jullie weten wel hoe het na de zomervakantie verder gaat. Heel veel succes en dank voor het fijne gesprek.’
2.11.
Proceskosten
2.11.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst af het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar [plaatsnaam 1] te verhuizen;
3.2.
wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 19 december 2022 en stelt de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen vast bij de man;
3.3.
stelt vast dat de minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met ingang van 1 september 2025 bij de vrouw zullen zijn als volgt:
  • in de ene week het weekend van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school;
  • in de andere week van woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend naar school. Als de schooltijden van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] teveel uiteenlopen en [minderjarige 1] dus later klaar is met school, zal de man [minderjarige 1] brengen naar [plaatsnaam 1] zodat hij tijd door kan brengen met de vrouw en [minderjarige 2] ;
  • de helft van de algemene feestdagen;
  • de helft van de gebruikelijke schoolvakanties, met dien verstande dat:
Kerstvakantie
In de even jaren verblijven de minderjarigen de eerste week bij de vrouw en de
tweede week bij de man. In de oneven jaren is dit andersom. Het wisselmoment
vindt plaats op vrijdag.
Voorjaars- en herfstvakantie
In de oneven jaren verblijven de minderjarigen in de voorjaarsvakantie bij de vrouw en in de herfstvakantie bij de man. In de even jaren is dit andersom.
Meivakantie
In de oneven jaren verblijven de minderjarigen de eerste week bij de man en de
tweede week bij de vrouw en in de even jaren is dit andersom.
Zomervakantie
In de oneven jaren verblijven de minderjarigen de eerste drie weken bij de vrouw en de laatste drie weken bij de man. In de even jaren is dit andersom.
Losse feestdagen gekoppeld aan een weekend; Pasen en Pinksteren:
De minderjarigen verblijven op dergelijke feestdagen bij degene bij wie ze het
weekend voorafgaand aan de feestdag hebben verbleven tot maandag 19.00 uur of indien de dag erna school is tot dinsdag naar school;
3.4.
verleent de man vervangende toestemming om de minderjarige [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 te [geboorteplaats] , in te schrijven op de middelbare school [naam school 1] te [plaatsnaam 3] voor het schooljaar 2025/2026;
3.5.
bepaalt dat de toestemming zoals hiervoor in rechtsoverweging 3.4 vermeld de benodigde toestemming van de vrouw vervangt;
3.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.8.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Wierink, mr. S.L. Raphael en mr. S. Wahedi, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. J.C. Vogel, griffier, op 11 augustus 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.