2.9.Aan de vrouw zal geen vervangende toestemming worden verleend om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verhuizen naar [plaatsnaam 1] . De rechtbank zal verder beslissen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt gewijzigd en bepaald bij de man in [plaatsnaam 2] en dat [minderjarige 1] na de zomervakantie van 2025 start op het [naam school 1] in [plaatsnaam 3] . Daarnaast zal de rechtbank een zorgregeling bepalen tussen de vrouw en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De motivering van deze beslissing volgt hierna.
Motivering (terug)verhuizing en hoofdverblijfplaats
2.9.1.De vrouw is in zomervakantie van 2024 zonder voorafgaande toestemming van de man met de minderjarigen verhuisd naar [plaatsnaam 1] , terwijl dit een verhuizing betreft buiten de woonplaats van de man en zelfs buiten [plaatsnaam 2] . Dit is de derde keer sinds de beëindiging van de relatie tussen partijen dat de vrouw zonder voorafgaande toestemming van de man is verhuisd. Volgens de vrouw is voor een verhuizing van 30 kilometer helemaal geen toestemming van de man nodig. De rechtbank is met een dergelijke regel niet bekend.
2.9.2.Ten aanzien van de verhuizing naar [plaatsnaam 1] stelt de vrouw voorop dat zij hiertoe genoodzaakt was omdat het tijdelijke flexcontract van haar huurwoning in [plaatsnaam 3] afliep. Deze noodzaak wordt door de man betwist. De vrouw heeft, zoals onweersproken gesteld door de man, in april 2024 een woning aangeboden gekregen in Numansdorp (gemeente Hoeksche Waard) in de omgeving van de man. De vrouw heeft diverse bezwaren genoemd waarom zij de woning in Numansdorp heeft geweigerd, maar die zijn door de man gemotiveerd betwist. Het enige voordeel van de woning in [plaatsnaam 1] is dat het een definitieve plek is, maar omdat de tijdelijke (container)woningen in Numansdorp blijven staan voor de duur van de omgevingsvergunning tot 2038 legt dat enkele feit naar het oordeel van de rechtbank geen doorslaggevend gewicht in de schaal. De vrouw heeft daarnaast aangevoerd dat de woning in Numansdorp niet voor het einde van haar flexcontract zou worden opgeleverd en zij dus om die reden genoodzaakt was om de woning in [plaatsnaam 1] te accepteren. Hiertegenover is uit de overgelegde stukken gebleken dat de wethouder van de gemeente Hoeksche Waard in de media – reagerend op de situatie van de vrouw –heeft benadrukt dat uitstromers van flexwoningen terecht kunnen bij het wijkteam en (de woningbouwvereniging) HW Wonen en dat een samenwerking tot nog toe steeds tot een oplossing heeft geleid. Daarbij vermeldt de wethouder expliciet dat medewerking van betrokkene wel een voorwaarde is. De man heeft aangevoerd dat de vrouw vanuit de woning in Numansdorp had kunnen doorstromen naar een eengezinswoning in [plaatsnaam 3] of dorpen in de omgeving. Ook heeft de man tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij bereid was om met de vrouw na te denken over oplossingen waar het gaat om de vraag waar de vrouw en de kinderen kunnen wonen. De vrouw heeft dit alles niet weersproken. In het licht van al het voorgaande is de vrouw naar het oordeel van de rechtbank er niet in geslaagd de noodzaak van de verhuizing naar [plaatsnaam 1] aan te tonen.
2.9.3.Daarnaast overweegt de rechtbank dat de vrouw zonder vooraankondiging met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar [plaatsnaam 1] is vertrokken. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] waren, zoals onbestreden gesteld door de man, in de veronderstelling dat zij na hun tijdelijke verblijf in [plaatsnaam 3] tijdelijk bij oma moederzijde in [plaatsnaam 4] zouden gaan wonen. De rechtbank leidt hieruit af dat zij door de vrouw niet op de verhuizing naar [plaatsnaam 1] zijn voorbereid. De vrouw stelt dat zij rust en stabiliteit wil voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , maar dat heeft zij door de verhuizing naar [plaatsnaam 1] zeker niet bereikt, integendeel. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn door de verhuizing naar [plaatsnaam 1] juist nog meer klem komen te zitten tussen hun ouders. Daar komt nog bij dat de negatieve uitlatingen van de vrouw over de man tegenover hulpverlenende instanties en de media geenszins in het belang van de minderjarigen zijn geweest en alleen maar voor meer onrust tussen partijen hebben gezorgd. De vrouw geeft er door haar handelswijze (drie keer in korte tijd verhuizen, in combinatie met de manier waarop de verhuizing naar [plaatsnaam 1] heeft plaatsgevonden en hoe zij daarover heeft gesproken in de media) blijk van niet in staat te zijn om te handelen in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ; en dat is rust en behoud van de vertrouwde situatie in [plaatsnaam 2] . [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun sociale leven en netwerk in [plaatsnaam 2] . Zij zijn daar opgegroeid, gaan of gingen naar school in [plaatsnaam 2] , hebben daar hun vrienden en hadden daar hun buitenschoolse activiteiten totdat de vrouw hen daar – wederom zonder toestemming van de man – van af heeft gehaald. Alhoewel de verhuizing naar [plaatsnaam 1] tot op heden geen gevolgen heeft gehad voor de zorgregeling, is dat wel in de nabije toekomst te verwachten. [minderjarige 1] gaat komend schooljaar naar de middelbare school en de reistijd tussen [plaatsnaam 1] en [plaatsnaam 2] is volgens de vrouw (inmiddels) een te grote belasting voor de minderjarigen. Een verhuizing naar [plaatsnaam 1] zal dan ook ten koste gaan van het contact tussen de minderjarigen en de man. Daarbij zal het gebrek aan constructieve communicatie tussen partijen mogelijk ook zorgen voor een verslechtering van het contact tussen de man en de minderjarigen. Hierover heeft de man tijdens de mondelinge behandeling opnieuw heel duidelijk zijn zorgen geuit. Zijn angst is dat hij straks geen band meer heeft met zijn jongens. De rechtbank leidt uit de stukken af dat de man de vrouw een plek gunt in het leven van de minderjarigen terwijl dat andersom niet persé blijkt. Alles afwegende wijst de rechtbank het verzoek van de vrouw af om vervangende toestemming tot verhuizing naar [plaatsnaam 1] , samen met de minderjarigen. Daarmee samenhangend wordt ook het verzoek van de vrouw afgewezen om de minderjarigen in te schrijven op haar adres in [plaatsnaam 1] .
2.9.4.Beide partijen hebben verzoeken gedaan over de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen. De rechtbank neemt voor de beoordeling van het verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats, zoals verzocht door de man, het volgende als uitgangspunt. Door de feitelijke verhuizing naar [plaatsnaam 1] is sprake van gewijzigde omstandigheden sinds de beslissing van de rechtbank van 19 december 2022 waarin is bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vrouw is. De rechtbank is van oordeel dat handhaving van de hoofdverblijfplaats bij de vrouw – gezien de gewijzigde omstandigheden – niet langer in het belang is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dit leidt ertoe dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen zal worden gewijzigd van de vrouw naar de man. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
2.9.5.De vrouw heeft de rechtbank onvoldoende het vertrouwen kunnen geven dat zij zal terugverhuizen naar [plaatsnaam 2] . Zij geeft slechts aan dat een nieuwe verhuizing een bron van stress, spanning en onzekerheid zal zijn terwijl zij juist, in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , behoefte heeft aan duidelijkheid en rust. Deze onzekerheid waar het gaat om de terugverhuizing naar [plaatsnaam 2] acht de rechtbank niet in het belang van de minderjarigen. De rechtbank weegt ook mee dat de vrouw, in de strijd met de man, de belangen van de minderjarigen soms uit het oog verliest. De rechtbank verwijst in dit verband naar de houding van de vrouw in de discussie over de hormoonzalf voor [minderjarige 1] , de nieuwe bril en de HPV-vaccinatie voor [minderjarige 2] . De vrouw werkt, kort gezegd, niet constructief samen met de man in de zorg voor de minderjarigen. Desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling bagatelliseert de vrouw deze problematiek door te stellen dat het uiteindelijk gelukt is. Verder weegt de rechtbank mee dat de man onweersproken heeft gesteld voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te kunnen zorgen, nu hij de zorgtaken goed kan combineren met zijn werk. Nu de rechtbank in het licht van het voorgaande het primaire verzoek van de man tot wijziging van de hoofdverblijfplaats toewijst komt zij niet meer toe aan de beoordeling van het subsidiaire verzoek van de man om de vrouw te gelasten terug te verhuizen naar [plaatsnaam 2] .
2.9.6.Nu de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats bij de man zullen hebben, neemt de
rechtbank bij de vaststelling van de definitieve zorgregeling het volgende in aanmerking. De rechtbank stelt voorop dat de minderjarigen vanuit één basis naar school toe moeten kunnen, in plaats van dagelijks (lang) reizen tussen school en huis. Het reizen is volgens de vrouw gezien de grote afstand te belastend voor haar en voor de minderjarigen en zeker niet in het belang van [minderjarige 1] die naar de middelbare school gaat na de zomervakantie van 2025. Hij moet zich bovendien – zoals door de GI tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht – op het gebied van autonomie kunnen ontwikkelen. Daar past niet bij dat ouders hem steeds (moeten) ophalen en terugbrengen. Een zorgregeling met een 50/50 verdeling zoals door de man verzocht ligt in het licht van het voorgaande niet voor de hand zolang de vrouw niet terugkeert naar [plaatsnaam 2] .
2.9.7.De minderjarigen verblijven sinds de beschikking in het kader van voorlopige voorzieningen van maart 2022 het grootste gedeelte van de tijd bij de vrouw. De rechtbank acht het daarom in het belang van de minderjarigen, nu het zwaartepunt van de zorg verplaatst wordt naar de man, dat zij niet slechts om de week in het weekend bij de vrouw verblijven, zoals door de vrouw verzocht. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de minderjarigen in de week waarin zij niet in het weekend bij de vrouw verblijven ook woensdag uit school tot donderdag naar school bij de vrouw verblijven. Partijen zullen, eventueel samen met de GI, moeten overleggen hoe dit voor [minderjarige 1] uitpakt met zijn rooster. De rechtbank zal bepalen dat de man [minderjarige 1] desnoods naar [plaatsnaam 1] brengt als hij later dan [minderjarige 2] klaar is met school waardoor hij niet meer met de vrouw en [minderjarige 2] mee kan rijden. Gelet op de flexibele houding die de man eerder in deze procedures heeft ingenomen ten aanzien van het brengen en halen verwacht de rechtbank dat de man in het belang van [minderjarige 1] hiervoor zorgdraagt.
2.9.8.De rechtbank is van oordeel dat een meer evenredige verdeling van de zorgtaken tussen partijen, zoals door de man ook gewenst, in het belang van de kinderen is. Maar de reistijd tussen Hoeksche Waard en [plaatsnaam 1] , de stress die dat oplevert en de slechte communicatie tussen partijen maken dat een uitgebreidere zorgregeling op dit moment niet haalbaar is. Als de vrouw de stap kan zetten om terug te verhuizen naar [plaatsnaam 2] kan zij een meer gelijkwaardige rol spelen in het leven van de minderjarigen. De man heeft aangegeven bereid te zijn om met de vrouw een uitbreiding van de zorgverdeling te bespreken indien zij weer in [plaatsnaam 2] komt wonen. De raad is van mening dat die situatie het meest in het belang van de minderjarigen is. Dan kunnen zij zelfstandig van de ene naar de andere ouder, vanuit huis, school en buitenschoolse activiteiten. De rechtbank acht het in dat kader ook van belang dat partijen hun financiële zaken afhandelen zodat partijen weten waar zij aan toe zijn.
2.9.9.De rechtbank zal bepalen dat de reguliere zorgregeling wordt bepaald met ingang van 1 september 2025, zodat het nieuwe schooljaar voor de minderjarigen ook een nieuwe start is. Verder zal de rechtbank op verzoek van partijen de voorlopige vakantieregeling vaststellen als definitieve regeling.
Motivering vervangende toestemming
2.9.10.Tot slot moet de rechtbank beslissen op de verzoeken ten aanzien van het verlenen van vervangende toestemming voor de school van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , de huisarts, tandarts en BSO. Het belangrijkste punt is naar welke middelbare school [minderjarige 1] na de zomervakantie gaat. Naar het oordeel van de rechtbank is het in het belang van [minderjarige 1] dat hij naar school gaat in de omgeving waar hij het grootste deel van de tijd zal opgroeien, zodat hij gewoon op de fiets naar school kan. Gelet op voorgaande beslissingen over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling zal dit zijn bij de man in [plaatsnaam 2] . De rechtbank zal daarom aan de man vervangende toestemming verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven op het [naam school 1] in [plaatsnaam 3] en bepalen dat deze toestemming de vereiste toestemming van de vrouw vervangt.
2.9.11.De rechtbank acht het verder in het belang van de minderjarigen dat zij bij elkaar blijven en niet door hun schoolgang uit elkaar worden gehaald. Het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 2] in te schrijven op een basisschool in [plaatsnaam 1] zal dan ook worden afgewezen. [minderjarige 2] zal zijn basisschool dus afmaken in [plaatsnaam 2] . Omdat het centrum van het leven van de minderjarigen zich (weer) zal afspelen in [plaatsnaam 2] zullen ook de verzoeken van de vrouw ten aanzien van het verlenen van vervangende toestemming voor een huisarts, tandarts en BSO in [plaatsnaam 1] worden afgewezen.
2.9.12.De beschikking zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De vrouw heeft hiertegen geen afzonderlijk verweer gevoerd en de rechtbank acht het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat zij duidelijk hebben over waar zij zullen verblijven en opgroeien en waar zij na de zomervakantie naar school gaan. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben behoefte aan rust en duidelijkheid, zoals ook door de vrouw meerdere keren is aangegeven. Schorsing van de beslissing zoals gegeven in deze zaak druist daar tegen in. Dit belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (en daarmee samenhangend het belang van de man) weegt zwaarder dan het belang van de vrouw een beslissing in hoger beroep af te kunnen wachten.