In deze zaak heeft verzoekster op 3 juli 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan. Verzoekster, die een Participatiewetuitkering ontvangt, vroeg om een moratorium van zes maanden om te voorkomen dat verweerster, een verhuurder, het vonnis van 29 april 2025 tot ontruiming van haar woning ten uitvoer zou leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huurtermijn van augustus 2025 is voldaan en dat de lopende huurtermijnen rechtstreeks vanuit de PW-uitkering worden betaald, wat voldoende waarborgt dat deze ook tijdig zullen worden voldaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een bedreigende situatie voor verzoekster, waardoor het belang van verzoekster om in haar huurwoning te blijven zwaarder weegt dan het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. De rechtbank heeft de voorlopige voorziening toegewezen, maar ook voorwaarden gesteld aan de uitvoering ervan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, met de mogelijkheid om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen.