ECLI:NL:RBROT:2025:10425

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
11802486 VV EXPL 25-424
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil huur tussen huurder en verhuurder met betrekking tot ontruiming

In deze zaak, die zich afspeelt in Rotterdam, heeft de kantonrechter op 14 augustus 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurder, aangeduid als '[eiseres]', en haar verhuurder, JB Invest B.V. De huurder heeft sinds 1 maart 2024 een woning gehuurd van JB Invest, maar is in huurachterstand geraakt. De rechtbank had eerder op 11 juli 2025 een vonnis gewezen waarin de huurovereenkomst werd ontbonden en de huurder werd veroordeeld tot ontruiming van de woning. Dit vonnis was uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de verhuurder niet hoefde te wachten op de uitkomst van een hoger beroep dat de huurder had ingesteld tegen dit vonnis.

In het kort geding dat volgde, vroeg de huurder om schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, maar de kantonrechter wees deze eis af. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van bevoegdheid door de verhuurder, omdat het vonnis correct was en er geen feitelijke of juridische misslagen waren aangetoond. De huurder had onvoldoende onderbouwd dat er na het vonnis nieuwe feiten waren die een noodtoestand zouden creëren, waardoor de ontruiming onaanvaardbaar zou zijn. De kantonrechter concludeerde dat de belangen van de kinderen van de huurder ook adequaat waren meegewogen in de eerdere uitspraak.

De proceskosten werden toegewezen aan de verhuurder, omdat de huurder ongelijk kreeg in deze procedure. De kantonrechter begrootte de kosten op € 50,- aan onkosten voor de verhuurder, die zonder gemachtigde procedeerde. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11802486 VV EXPL 25-424
datum uitspraak: 14 augustus 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. I.B. Jansen,
tegen
JB Invest B.V.,
vestigingsplaats: Maasland, gemeente Midden-Delfland,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: [naam 1].
De partijen worden ‘[eiseres]’ en ‘JB Invest’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 23 juli 2025, met bijlagen;
  • twee akten van [eiseres], met bijlagen;
  • de brief van JB Invest, met bijlagen.
1.2.
Op 31 juli 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • van de zijde van [eiseres] [naam 2], werkzaam bij Stichting Humanitas, en de gemachtigde;
  • [naam 1] namens JB Invest.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiseres] huurt sinds 1 maart 2024 de woning aan de [adres] van JB Invest. Er is een huurachterstand ontstaan. De rechtbank Rotterdam heeft een vonnis gewezen op 11 juli 2025 (hierna: het vonnis) waarbij de huurovereenkomst is ontbonden en [eiseres] is veroordeeld de woning te ontruimen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. JB Invest is voornemens het vonnis ten uitvoer te leggen. [eiseres] is in hoger beroep gegaan tegen het vonnis en is dit executiegeschil begonnen om een gedwongen ontruiming te voorkomen.
2.2.
De kantonrechter wijst de eis van [eiseres] af. Dat betekent dat JB Invest niet met de ontruiming hoeft te wachten totdat in hoger beroep een uitspraak is gedaan over de zaak. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Geen misbruik van bevoegdheid
2.3.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, waardoor het direct ten uitvoer kan worden gelegd en JB Invest de uitkomst van het hoger beroep in beginsel niet hoeft af te wachten. De beslissing om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren is gemotiveerd. In dit executiegeschil is er daarom weinig ruimte om de tenuitvoerlegging van het vonnis alsnog te schorsen. Dit kan alleen als tenuitvoerlegging van het vonnis door JB Invest misbruik van bevoegdheid oplevert. Daarvan is sprake als het vonnis berust op een feitelijke of juridische misslag of indien na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk een noodtoestand doen ontstaan, zodat onverwijlde tenuitvoerlegging onaanvaardbaar is [1] . Binnen dit toetsingskader is voor het opnieuw afwegen van de belangen van de partijen in deze procedure geen ruimte.
2.4.
Het is niet gebleken dat in het vonnis ten onrechte geen rekening is gehouden met het feit dat [eiseres] gedurende de procedure € 4.125,- op de huurachterstand heeft afgelost. Uit rechtsoverweging 2.2. van het vonnis volgt immers dat € 2.900,- aan huurachterstand is toegewezen en dit is een lager bedrag dan bij dagvaarding is gevorderd. De kantonrechter constateert op dit punt daarom geen feitelijke misslag.
2.5.
[eiseres] heeft, mede in het licht van de betwisting door JB Invest, onvoldoende gemotiveerd dat het een feitelijke misslag is dat in het vonnis is opgenomen dat zij en haar kinderen mogelijk bij haar moeder kunnen verblijven. Zij heeft haar stelling dat dit niet kan omdat haar moeder in een kleine 55+ woning woont waar dit niet kan en evenmin is toegestaan, in het geheel niet onderbouwd. Haar enkele stelling is niet genoeg om tot de conclusie te komen dat die mogelijkheid niet bestaat. Ook op dit punt constateert de kantonrechter daarom geen feitelijke misslag.
2.6.
Volgens [eiseres] is verder sprake van een juridische misslag, omdat de kantonrechter bij het afwegen van de belangen van haar kinderen van een feitelijke onjuistheid en onduidelijkheden is uitgegaan. Dat [eiseres] en haar kinderen na een gedwongen ontruiming onmogelijk bij haar moeder kunnen verblijven heeft zij, gelet op wat hiervoor is overwogen, echter onvoldoende gemotiveerd en is dus niet vast komen te staan. De kantonrechter constateert daarom geen feitelijke onjuistheid op dit punt. Datzelfde geldt voor de meegewogen omstandigheid dat [eiseres] en haar kinderen voor uitgebreide hulpverlening in aanmerking komen. Dat het voor de hulpverlening onmogelijk is gebleken om vóór 1 augustus 2025 vervangende woonruimte voor [eiseres] en haar kinderen te vinden, maakt niet dat deze passage uit het vonnis als feitelijke onjuistheid moet worden aangemerkt. Verder volgt uit het vonnis dat de belangen van de kinderen uitdrukkelijk zijn meegewogen (rechtsoverweging 2.7.). Dat [eiseres] het niet eens is met de waardering van deze belangen, kan evenmin een misslag opleveren.
2.7.
Tot slot heeft [eiseres] onvoldoende gemotiveerd dat zij vanwege na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten in zo’n noodsituatie komt dat het onaanvaardbaar is om het vonnis ten uitvoer te leggen.
2.8.
Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat het vonnis berust op een feitelijke of juridische misslag of dat het ontstaan van een noodtoestand aan onmiddellijke tenuitvoerlegging van het vonnis in de weg staat. De eis van [eiseres] wordt daarom afgewezen.
[eiseres] moet de proceskosten betalen
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres], omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [eiseres] aan JB Invest moet betalen op € 50,- aan onkosten, omdat JB Invest in deze procedure zonder gemachtigde procedeert. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eis af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, die aan de kant van JB Invest worden begroot op € 50,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
43416

Voetnoten

1.HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026