Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de conclusie van antwoord van antwoord in conventie tevens eis in reconventie van 16 oktober 2024, met één productie,
- de conclusie van antwoord in reconventie van 21 februari 2025, met producties 22 tot en met 25,
3.De feiten
managing directorvan [bedrijf] is de heer [persoon A] (hierna verder: ‘ [persoon A] ’).
4.Het geschil
Gedaagde (“ [gedaagde] ”) veroordeelt tot betaling aan IMO van een bedrag van € 30.000,00 (voluit: dertig duizend euro); te vermeerderen met (a) de wettelijke (handels)rente over € 60.000,00 vanaf 1 maart 2024, dan wel 18 maart 2024, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, althans de dag van betekening van de dagvaarding, tot en met 29 juli 2024, (b) de wettelijke (handels)rente over € 40.000,00 vanaf 30 juli 2024 tot en met 5 augustus 2024 en (c) de wettelijke (handels)rente over € 30.000,00 vanaf 6 augustus 2024 tot aan de dag van algehele voldoening;
[gedaagde] veroordeelt tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten (conform de BIK-staffel) ad € 1.545,-- (vóluit: éénduizend vijfhonderd vijfenveertig euro);
[gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, daaronder begrepen de kosten van de ten laste van [gedaagde] en [partner] gelegde conservatoire beslagen als bedoeld in randnummers 3.21; te vermeerderen met de wettelijke rente als niet binnen veertien dagen na de uitspraak door [gedaagde] aan de kostenveroordeling is voldaan.”
5.De beoordeling
- salaris advocaat € 786,-
- beslag op woning € 321,62
- beslag onder bankrekening bij de ING Bank € 285,87
- overbetekening beslagen € 97,57
6.De beslissing
[1729/3904]