ECLI:NL:RBROT:2025:10460

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/704094 / KG ZA 25-770
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over verkoop van een woning na echtscheiding met vorderingen tot medewerking en ontruiming

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de vrouw medewerking van de man aan de verkoop van hun gezamenlijke woning aan een derde partij, conform een eerder vonnis van de rechtbank. De man heeft een bod gedaan op de woning via een derde, maar de vrouw vreest dat hij via deze constructie alsnog volledig eigenaar van de woning zal worden, wat in strijd zou zijn met het eerdere vonnis. De rechtbank heeft in een bodemprocedure bepaald dat de woning aan een derde moet worden verkocht, omdat de belangen van beide partijen niet voldoende onderscheidend zijn om de woning aan één van hen toe te delen. Tijdens de mondelinge behandeling bevestigt de man dat hij de woning wil kopen, wat de vrouw als misbruik van recht beschouwt. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de man af en kent de vorderingen van de vrouw grotendeels toe, waarbij de man wordt verplicht om zijn medewerking aan de verkoop te verlenen en de woning tijdig te ontruimen. De man wordt ook veroordeeld in de proceskosten, omdat hij heeft geprobeerd het vonnis te omzeilen. De vrouw krijgt de machtiging om alle noodzakelijke handelingen voor de verkoop te verrichten, inclusief het ondertekenen van de koopovereenkomst.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/704094 / KG ZA 25-770
Vonnis in kort geding van 27 augustus 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. J.B. Peters te Zoetermeer.
Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 5 augustus 2025, met producties 1 tot en met 4,
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 3,
  • de akte eiswijziging tevens akte overlegging productie van de vrouw, met productie 5,
  • de pleitaantekeningen van mr. Peters.
1.2.
De mondelinge behandeling vond plaats op 13 augustus 2025.

2.De feiten

2.1.
Ruim 23 jaar geleden scheiden partijen van elkaar. Na de echtscheiding kopen zij de woning aan de [adres] (hierna: de woning), om voor hun kinderen een gemeenschappelijke huishouding te kunnen blijven voeren.
2.2.
De kinderen van partijen zijn inmiddels meerderjarig en wonen niet meer in de woning. Partijen wonen nog steeds in de woning.
2.3.
In een bodemprocedure bij deze rechtbank vorderen partijen ieder om het aandeel van de ander in de woning over te nemen. Bij vonnis van 13 december 2023 (hierna: het vonnis) overweegt en beslist de rechtbank, voor zover van belang, het volgende:
“(…)
2.16.
De aanname van de rechtbank in het tussenvonnis van:15 maart 2023 (zie rechtsoverweging 2.12) kan daarmee worden bevestigd. Beide partijen kunnen de woning financieren waarbij zij de ander uit de hoofdelijke aansprakelijkheid kunnen laten ontslaan.
2.17.
Dat maakt dat de rechtbank weer terugkomt bij de belangenafweging. In het tussenvonnis van 15 maart 2023 heeft de rechtbank zich hierover uitgelaten in rechtsoverwegingen 4.14 tot en met 4.17: [eiseres] heeft aanvullend in haar akte van 12 april 2023 nog opgemerkt dat de woning is aangekocht met de bedoeling van partijen dat de woning door de familie kan worden gebruikt. [gedaagde] heeft in zijn antwoordakte van 10 mei 2023 hierop gereageerd. Hij heeft aangevoerd dat de woning is aangeschaft met het doel om deze voor en door de familie te gebruiken, maar dat hierbij partijen voor ogen stond dat zij bij elkaar zouden zijn. Het verbreken van het samenwonen maakt dat het gebruik van de woning door de hele familie niet meer kan worden gerealiseerd.
2.18.
De rechtbank is van oordeel dat in het door [eiseres] aangevoerde belang zowel voor haar opgaat als voor [gedaagde]. Onduidelijk is immers waarom bij toedeling van de woning aan [gedaagde] gebruik van de woning door de familie niet langer mogelijk is. Hetgeen [eiseres] aanvullend heeft aangevoerd maakt dan ook niet dat de belangenafweging met zich brengt dat de woning aan haar moet worden toegedeeld.
2.19.
In de akten van 12 april 2023 en 10 mei 2023 hebben zowel [eiseres] als [gedaagde] aangegeven dat de voorkeur niet uitgaat naar verkoop van de woning aan derden. Partijen willen echter beide wel dat de woning wordt verdeeld en dat er een einde komt aan het lopende geschil. Partijen hebben geprobeerd om tot een regeling te komen, maar dit is niet gelukt. De rechtbank kan op basis van een afweging van de belangen niet concluderen dat aan [eiseres] of aan [gedaagde] de woning moet worden toegedeeld. Daarvoor zijn de belangen te weinig van elkaar onderscheidend. Wat dan resteert is dat partijen gehouden worden om de woning aan een derde te verkopen.
2.20.
De rechtbank zal dan ook als wijze van verdeling gelasten de woning aan een derde partij te verkopen. De netto-opbrengst van de woning dient na verkoop en levering van de woning aan derden bij helfte te worden verdeeld. Indien géén sprake is van een netto-opbrengst (hetgeen gelet op de taxatie niet de verwachting is) zijn beide partijen voor de resterende hypotheekschuld ieder voor de helft draagplichtig.
2.21.
[gedaagde] heeft in de akte van 12 april 2023 verzocht om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren in het geval de rechtbank oordeelt dat de woning aan een derde moet worden verkocht. Wanneer uitvoering wordt gegeven aan zo’n vonnis en de woning aan derden wordt verkocht dan is dit niet terug te draaien wanneer in een eventueel in te stellen appel het gerechtshof tot een ander oordeel zou komen. De rechtbank volgt deze redenering van [gedaagde] en komt tot het oordeel dat dit vonnis daarom niet uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard.
(…)

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
stelt als wijze van verdeling vast
dat de woning aan de [adres] aan derden wordt verkocht met verdeling bij helfte van de netto verkoopopbrengst, met dien verstande dat vorderingen, over en weer, zoveel mogelijk zullen worden voldaan uit ieders aandeel in deze netto verkoopopbrengst,
(…)”
2.4.
De vrouw stelt hoger beroep in tegen het vonnis. Na de mondelinge behandeling na aanbrengen wordt het hoger beroep op verzoek van de vrouw doorgehaald.
2.5.
Partijen geven aan Voorberg Makelaars (hierna: Voorberg) de opdracht om de woning te verkopen. Op 28 juli 2025 zendt [naam 1] van Voorberg aan partijen een overzicht van de biedingen op de woning. Het hoogste bod betreft een bod van € 403.225,00 met een financieringsvoorbehoud. De man heeft zijn bedenkingen en laat weten dat hij bereid is om zelf een hoger bod uit te brengen. De vrouw gaat daar niet mee akkoord.
2.6.
Bij e-mail van 6 augustus 2025 schrijft [naam 2] van Voorberg dat de hoogste bieder zijn bod heeft ingetrokken omdat hij het proces te lang vindt duren.
2.7.
Bij e-mail van 8 augustus 2025 schrijft Groen aan partijen dat [naam 3] zonder voorbehouden een bod op de woning heeft gedaan van € 386.000,00.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De vrouw vordert na eiswijziging dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
de man veroordeelt om volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning aan een derde conform het vonnis, waaronder begrepen de koper die een bod van € 386.000,00 kosten koper heeft uitgebracht, onder de voorwaarde dat deze koper voorafgaand aan het ondertekenen van de koopovereenkomst schriftelijk verklaart niet namens of ten behoeve van de man te handelen,
de man verbiedt zijn medewerking aan de verkoop van de woning aan een andere serieuze derde onder gelijkwaardige voorwaarden te onthouden, indien de onder 1 bedoelde verklaring van de koper uitblijft,
de man veroordeelt om de woning uiterlijk één week voor de juridische levering volledig te ontruimen en ontruimd op te leveren aan de koper,
de vrouw vervangende toestemming verleent, in plaats van de man, voor de verkoop van de woning, met inbegrip van het ondertekenen van de koopovereenkomst en het bijwonen van de juridische levering,
de vrouw machtigt om in plaats van de man al het nodige te verrichten voor de verkoop en levering van de woning, waaronder het aanstellen van een makelaar, het voeren van onderhandelingen, het ondertekenen van de koopovereenkomst en het bijwonen van de levering,
bepaalt dat dit vonnis, in geval de man weigert mee te werken aan de juridische levering van de woning, op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de voor de levering vereiste medewerking en ondertekening door de man,
voor zover de woning niet wordt verkocht aan de koper die een bod van € 386.000,00 kosten koper heeft uitgebracht en de onder 1 bedoelde verklaring van die koper uitblijft, de man veroordeelt om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de sleutel van de door hem afgesloten kamer aan de vrouw dan wel aan de makelaar ter beschikking te stellen, bij gebreke waarvan hij een dwangsom van € 500,00 per dag(deel) verbeurt, met een maximum van € 25.000,00,
de man veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2.
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de vrouw in de (werkelijke) proceskosten met wettelijke rente.
3.3.
De man maakt geen bezwaar tegen de eiswijziging van de vrouw.
in reconventie
3.4.
De man vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
de vrouw veroordeelt om, na betekening van dit vonnis, mee te werken aan de verkoop van (het aandeel van de vrouw in) de woning aan [naam 3], waarbij als verkoopprijs van de gehele woning € 386.000,00 heeft te gelden,
de vrouw veroordeelt om na betekening van dit vonnis mee te werken aan de levering van haar aandeel in de woning aan [naam 3], onder oplegging van een dwangsom van € 500,00 per dag tot een maximum is bereikt van € 100.000,00,
de vrouw veroordeelt om na betekening van dit vonnis en uiterlijk per datum van levering van de woning (aan [naam 3]):
  • de woning te verlaten onder medeneming van haar persoonlijke eigendommen, en
  • de sleutels van de woning aan de makelaar af te geven,
onder oplegging van een dwangsom van € 500,00 per dag(deel) tot een maximum is bereikt van € 100.000,00,
4. bepaalt dat indien de vrouw niet meewerkt aan de verkoop en levering van de woning aan [naam 3] dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking van de vrouw en aldus de man zonder medewerking van de vrouw, de verkoopopdracht kan geven en de volledige eigendom van de woning en grond bij de notaris kan leveren aan [naam 3], zulks op de voet van het bepaalde in artikel 3:300 lid 2 BW,
5. bepaalt dat de netto verkoopopbrengst dient te worden verdeeld conform het vonnis,
6. de vrouw veroordeelt in de (werkelijke) proceskosten met wettelijke rente.
3.5.
De vrouw voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en de vorderingen in reconventie worden deze hierna gezamenlijk beoordeeld.
4.2.
Partijen hebben beiden een spoedeisend belang bij hun vorderingen. Dat belang is erin gelegen dat partijen al geruime tijd tot verkoop van de woning proberen te komen, maar er niet in slagen om het daadwerkelijk tot een verkoop te leiden.
4.3.
In de dagvaarding vorderde de vrouw, kort gezegd, medewerking door de man aan de verkoop van de woning aan een derde. Na het uitbrengen van de dagvaarding heeft [naam 3] een bod op de woning uitgebracht. Vervolgens heeft de vrouw in haar akte eiswijziging te kennen gegeven dat zij bereid is om dit bod te accepteren, maar enkel onder de voorwaarde dat de verkoop daadwerkelijk aan een onafhankelijke derde plaatsvindt. De vrouw vermoedde namelijk dat de man de woning via [naam 3] wilde kopen en via die weg alsnog volledig eigenaar van de woning zou worden. De vrouw heeft aan haar instemming met die verkoop dan ook de voorwaarde verbonden dat [naam 3] verklaart niet namens of ten behoeve van de man te handelen. Volgens de vrouw is een dergelijke verklaring in overeenstemming met de bedoeling van het vonnis – die anders omzeild wordt – en vloeit dit voort uit de wettelijke verplichting van deelgenoten om zich tegenover elkaar conform de redelijkheid en billijkheid te gedragen (artikel 3:166 BW in combinatie met artikel 6:2 BW). Als de man via een verkoop aan [naam 3] alsnog volledig eigenaar wordt van de woning levert dat misbruik van recht op.
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man bevestigd dat hij de woning na verkoop aan [naam 3] van [naam 3] zal kopen en dus in de woning blijft wonen. De man stelt dat hij de woning voor zijn kinderen wil kopen en dat hij niet beschikt over andere woonruimte. Volgens de man is de constructie niet in strijd met het vonnis, omdat daarin is vastgesteld dat de woning op de vrije markt moet worden verkocht. De man leest daar niet in dat partijen geen bod op de woning mogen uitbrengen of dat de woning niet aan een van hen mag worden (door)verkocht. De man wil de woning zelf kopen voor € 386.100,00.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat de rechtbank in het vonnis als wijze van verdeling heeft gelast dat de woning aan een derde partij moet worden verkocht. Partijen hadden te kennen gegeven dat zij het aandeel van de ander in de woning allebei wilden overnemen en dit ook konden financieren. Omdat de belangen van partijen te weinig van elkaar onderscheidend waren, kon de rechtbank op basis van een belangenafweging niet concluderen dat de woning aan de vrouw of de man moest worden toegedeeld. Daarom is beslist dat de woning aan een derde moet worden verkocht. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de woning destijds is aangekocht om te worden gebruikt door familie en dat dit niet meer kan als de woning aan een derde wordt verkocht. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is een constructie waarbij de man via aankoop van de woning door een derde alsnog volledig eigenaar van de woning wordt in strijd met het doel en de strekking van het vonnis. Anders dan de man stelt, kan het vonnis niet anders worden uitgelegd dan dat het de bedoeling is dat de woning niet bij één van partijen terecht komt. De rechtbank kon op grond van een belangenafweging immers niet vaststellen aan wie de woning moest worden toegedeeld. Daarom moet de woning aan een derde worden verkocht. Aangezien de man met de verkoop van de woning aan [naam 3] het vonnis probeert te omzeilen en pas tijdens de mondelinge behandeling openheid van zaken heeft gegeven, maakt de man misbruik van recht (artikel 3:13 BW). Daarbij past zijn manier van handelen niet bij de wijze waarop deelgenoten zich jegens elkaar moeten gedragen.
4.6.
Het hiervoor overwogene leidt ertoe dat de vorderingen van de man worden afgewezen.
4.7.
De vorderingen van de vrouw worden grotendeels toegewezen. De vordering onder 1 wordt (gedeeltelijk) afgewezen omdat de man tijdens de mondelinge behandeling heeft bevestigd dat hij de woning via [naam 3] wil kopen. Als een nieuw bod op de woning wordt uitgebracht dat naar de mening van de vrouw passend en conform het vonnis is, moet de man daaraan zijn medewerking verlenen. Daarom wordt het onder 2 gevorderde verbod toegewezen waarbij het hiervoor overwogene voor alle duidelijkheid in de veroordeling wordt verwerkt en in die zin een gedeelte van het onder 1 gevorderde wordt toegewezen. Toegewezen wordt ook de vordering onder 3, in die zin dat de man wordt veroordeeld om de woning een week voor de levering te ontruimen. De onder 4 gevorderde vervangende toestemming wordt afgewezen, omdat de vrouw onder 5 ook een machtiging vordert, die wordt toegewezen. Verder wordt bepaald dat als de man weigert om medewerking te verlenen aan de levering de uitspraak in de plaats van de leveringsakte treedt (vordering 6).
4.8.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de man zijn slaapkamer in de woning afgesloten houdt voor de vrouw. Volgens de man heeft hij in zijn slaapkamer persoonlijke spullen opgeslagen die niet voor de ogen van de vrouw bestemd zijn. De vrouw vordert onder 7 afgifte van de sleutel van de slaapkamer aan haar of aan de makelaar. De voorzieningenrechter wijst de vordering toe, met dien verstande dat de man de sleutel aan de makelaar dient af te geven, zodat de makelaar de slaapkamer tijdens bezichtigingen aan potentiële kopers kan laten zien. Aan de veroordeling wordt een dwangsom verbonden van € 100,00 per dag(deel), met een maximum van € 2.000,00.
4.9.
Hoewel het in zaken tussen ex-gehuwden gebruikelijk is om de proceskosten tussen hen te compenseren, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de man in de proceskosten te veroordelen. De man heeft immers een constructie opgetuigd om het vonnis te omzeilen en daarover pas ter zitting duidelijkheid gegeven. De proceskosten (inclusief nakosten) van de vrouw worden in conventie begroot op:
- dagvaarding: € 145,45
- griffierecht: € 331,00
- salaris advocaat: € 1.107,00
- nakosten:
€ 278,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal: € 1.861,45
4.10.
Omdat de vordering in reconventie voortvloeit uit het verweer in conventie, worden de proceskosten in reconventie begroot op de helft van het normaal toe te kennen salaris (helft van € 1.107,00 = € 553,50).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
verbiedt de man om zijn medewerking te onthouden aan de verkoop van de woning aan een derde – die niet namens of ten behoeve van de man handelt – conform het vonnis van deze rechtbank van 13 december 2023,
5.2.
veroordeelt de man om de woning uiterlijk één week voor de levering aan de derde volledig te ontruimen en ontruimd te houden,
5.3.
machtigt de vrouw om in plaats van de man al het nodige te doen voor de verkoop en levering van de woning, waaronder het voeren van onderhandelingen, het ondertekenen van de koopovereenkomst en het bijwonen van de levering,
5.4.
bepaalt dat dit vonnis, in geval de man weigert mee te werken aan de levering van de woning, op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de voor de levering vereiste medewerking en ondertekening door de man,
5.5.
veroordeelt de man om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de sleutel van de door hem afgesloten kamer aan een medewerker van het kantoor Voorberg Makelaars af te geven,
5.6.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat hij niet aan de in 5.5. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 2.000,00 is bereikt,
5.7.
veroordeelt de man in de proceskosten van € 1.861,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als hij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet hij € 92,00 extra betalen, plus de betekeningskosten,
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
5.10.
wijst de vorderingen af,
5.11.
veroordeelt de man in de proceskosten van € 553,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.12.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2025. [2971/2009]