ECLI:NL:RBROT:2025:10463

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/698624 / KG ZA 25-372
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een exhibitievordering in kort geding met betrekking tot loonadministratie en verstrekking van stukken

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 6 juni 2025, is een kort geding aan de orde waarin de Stichting, eiseres, een exhibitievordering heeft ingesteld tegen de gedaagden, bestaande uit een maatschap en twee besloten vennootschappen. De Stichting vordert dat de gedaagden worden veroordeeld tot het verstrekken van loonstroken en jaaropgaven van (oud-)werknemers, die door de gedaagden niet zijn verstrekt. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 mei 2025, waarbij de gedaagden niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan de wettelijke eisen voldeed, waardoor verstek werd verleend tegen de gedaagden.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering van de Stichting niet onrechtmatig of ongegrond is en wijst deze toe, met de beperking dat gedaagden alleen die stukken moeten verstrekken die de Stichting nog niet heeft ontvangen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Stichting geprobeerd haar eis te vermeerderen, maar dit werd niet toegestaan omdat dit niet tijdig aan de gedaagden was betekend. De voorzieningenrechter heeft echter wel aangenomen dat de gedaagden ook de loonstroken van een vergeten oud-werknemer moeten verstrekken.

Daarnaast heeft de Stichting een dwangsom gevorderd, welke door de voorzieningenrechter is toegewezen, met een maximum van € 30.000,00. De gedaagden zijn in het ongelijk gesteld en moeten de proceskosten van de Stichting vergoeden, die zijn begroot op € 1.759,59. De voorzieningenrechter heeft ook de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/698624 / KG ZA 25-372
Vonnis in kort geding van 6 juni 2025
in de zaak van
de stichting
[eiseres],
gevestigd te [plaats 1] ,
eiseres,
advocaat: mr. M.M.H. Sangers te Amsterdam,
tegen

1.de maatschap [gedaagde 1] ,

gevestigd te [plaats 2] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats 3] ,
3. de besloten vennootschap
[gedaagde 3] B.V.,
gevestigd te [plaats 3] ,
gedaagden,
niet verschenen.
Eiseres wordt hierna de Stichting en gedaagden worden hierna [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] of gedaagden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 7 mei 2025, met producties 1 tot en met 14,
  • de spreekaantekeningen van mr. Sangers.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 mei 2025.

2.De beoordeling

2.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen gedaagden verstek wordt verleend.
2.2.
Het spoedeisend belang volgt uit de stellingen van de Stichting.
2.3.
[gedaagde 1] heeft met ingang van 1 juli 2022 tot en met 30 april 2024 de loonadministratie van de Stichting verzorgd. Daarbij heeft zij echter nagelaten om loonstroken en jaaropgaven van (oud-)werknemers van de Stichting aan de Stichting te verstrekken, althans inzage in die stukken te geven. De Stichting vordert daarom dat [gedaagde 1] en haar maten, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , worden veroordeeld tot het verstrekken van afschrift van die stukken dan wel het geven van inzage daarin.
2.4.
De vordering komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt toegewezen, met dien verstande dat gedaagden alleen die stukken aan de Stichting moeten verstrekken die de Stichting nog niet heeft. Mr. Sangers heeft namelijk verklaard dat de Stichting op de avond voorafgaand aan de mondelinge behandeling een aantal van de gevorderde loonstroken en jaaropgaven alsnog van [gedaagde 1] heeft ontvangen. Volgens mr. Sanders resteert aan stukken die nog moeten worden verschaft de stukken die hierna in het dictum staan vermeld.
De vordering om gedaagden te veroordelen om al hetgeen te doen om ervoor te zorgen dat afgifte daadwerkelijk kan plaatsvinden, wordt afgewezen. Onduidelijk is namelijk wat daarmee nog meer bedoeld wordt dan het verstrekken van de gevraagde stukken.
2.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Stichting haar eis willen vermeerderen, omdat zij in haar vordering per abuis de naam van haar oud-werknemer [oud-werknemer 1] is vergeten op te nemen. De voorzieningenrechter heeft de eisvermeerdering niet toegestaan, omdat deze niet voorafgaand aan de mondelinge behandeling aan gedaagden is betekend (artikel 130 lid 3 Rv). De voorzieningenrechter gaat er evenwel van uit dat gedaagden, nu de vordering van de Stichting wordt toegewezen, gelijktijdig met de afgifte van de nog niet afgegeven stukken van de andere (oud-)werknemers aan de Stichting, ook de loonstroken verstrekken van [oud-werknemer 1] over de periode 1 juli tot en met 31 december 2022 en de maand juli 2023, nu dat de stukken zijn die van deze oud-werkneemster volgens de opgave van mr. Sangers nog niet zijn verstrekt, terwijl gedaagden op de avond voorafgaand aan de mondelinge behandeling met betrekking tot [oud-werknemer 1] reeds wel alle overige loonstroken over 2023 en de jaaropgaven van 2022 en 2023 hebben verstrekt.
2.6.
De Stichting vordert de oplegging van een dwangsom. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat daar aanleiding toe, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom wordt beperkt en gemaximeerd op de in de beslissing aangegeven wijze.
2.7.
Gedaagden worden in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten van de Stichting (inclusief nakosten) betalen. Deze kosten worden begroot op:
- dagvaarding: € 152,59
- griffierecht: € 714,00
- salaris advocaat: € 715,00
- nakosten:
€ 178,00
Totaal: € 1.759.59
2.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verstek tegen gedaagden,
3.2.
veroordeelt gedaagden om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis een afschrift aan de Stichting te verstrekken van de maandelijkse loonstroken van:
  • [oud-werknemer 2] , voor de periode 1 augustus 2022 tot en met 31 december 2022,
  • [oud-werknemer 3] , voor de periode 1 augustus 2022 tot en met 31 december 2022,
  • [oud-werknemer 4] , voor de periode 1 augustus 2022 tot en met 31 december 2022,
3.3.
veroordeelt gedaagden om aan de Stichting een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 3.2. uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 30.000,00 is bereikt,
3.4.
veroordeelt gedaagden om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis een afschrift aan de Stichting te verstrekken van de jaaropgave van [oud-werknemer 4] voor het jaar 2023,
3.5.
veroordeelt gedaagden om aan de Stichting een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 3.4. uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
3.6.
veroordeelt gedaagden in de proceskosten van € 1.759,59, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als zij niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, moeten zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
3.7.
veroordeelt gedaagden in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan.
3.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2025.
[2971/638]