ECLI:NL:RBROT:2025:10476

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
10.101106.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en vrijheidsberoving met vrijspraak voor bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn echtgenote, wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor mishandeling en vrijheidsberoving, maar heeft hem vrijgesproken van de bedreiging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn echtgenote meermalen heeft mishandeld en haar op 14 april 2023 wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de aangeefster, die gedetailleerd beschreef hoe zij door de verdachte was mishandeld en vastgehouden. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig in het licht van het bewijs, waaronder medische informatie en getuigenverklaringen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 250 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering, die een laag recidiverisico inschatte. De verdachte moet zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling door een zorgverlener en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.101106.23
Datum uitspraak: 25 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] [postcode] [plaats 1] ,
raadsman mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat te Doorn.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. ter Braak heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen met aftrek van voorarrest (70 dagen), waarvan 230 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en daaraan verbonden de algemene voorwaarde en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 3 zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feiten 1, 2 en 4
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, omdat er onvoldoende overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
4.2.2.
Beoordeling
Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar gedurende hun relatie meermalen heeft mishandeld. Aangeefster heeft concreet en gedetailleerd verklaard over mishandelingen op 13 juni 2021, op twee momenten in maart 2023 en op 13 en 14 april 2023. Op 14 april 2023 zou de verdachte haar ook tegen haar wil hebben vastgehouden in een hotelkamer. Aangeefster heeft foto’s overgelegd waarop letsel is te zien dat past bij haar verklaring. Daarnaast vindt de verklaring van aangeefster steun in de medische informatie, diverse getuigenverklaringen en politiebevindingen.
Op basis van de wettige bewijsmiddelen is de rechtbank overtuigd dat de verdachte aangeefster heeft mishandeld en wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en heeft gehouden. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij aangeefster slechts heeft geduwd, ongeloofwaardig gezien het geconstateerde letsel.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier te weinig aanknopingspunten biedt om vast te kunnen stellen dat de verdachte door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans op de dood dan wel op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Evenmin biedt het dossier voldoende aanknopingspunten om vast te stellen welk zwaar lichamelijk letsel het redelijkerwijs te verwachten gevolg van verdachtes handelen zou kunnen zijn.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder feit 1 meer subsidiair, feit 2 en feit 4 ten laste gelegde heeft begaan. Niet bewezen is dat de verdachte feit 1 primair en feit 1 subsidiair heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
feit 1(meer subsidiair)
hij op
of omstreeks14 april 2023 te Gorinchem zijn echtgenote, [aangeefster] , heeft mishandeld door die [aangeefster] met kracht bij de keel te grijpen en
/ofde keel dicht te knijpen en
/ofeen handdoek op het gezicht van die [aangeefster] te drukken;
feit 2
hij op
of omstreeks14 april 2023 te Gorinchem opzettelijk [aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en
/ofberoofd gehouden, immers heeft hij, verdachte,
- de doorgang belemmerd van die [aangeefster] en die [aangeefster] bij de deur (van de
hotelkamer) weggeduwd en
/of
- die [aangeefster] getrapt en
/ofgeslagen en
/of
- de mobiele telefoon van die [aangeefster] afgepakt;
feit 4
hij op
een ofmeer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2021 tot en met 14 april 2023 te Gorinchem en/of te [plaats 1] en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn levensgezel en/of echtgenote, [aangeefster] , heeft mishandeld door die [aangeefster] meermalen
, althans eenmaal (telkens) met krachtte slaan en
/of testompen in het gezicht, althans op het hoofd en
/ofop het lichaam.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1(meer subsidiair)
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot;
feit 2
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
feit 4
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zijn partner gedurende een langere periode meermalen mishandeld. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijk vrijheidsberoving. Door zijn handelen heeft de verdachte steeds op een agressieve wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer, op het lichamelijk welzijn en het gevoel van veiligheid van zijn partner. De rechtbank vindt het zorgelijk dat de verdachte de oorzaak van de relatieproblemen voornamelijk buiten zichzelf zoekt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft laatstelijk op 4 juli 2025 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt het volgende in. Er is reeds langere tijd sprake van relatieproblematiek tussen de verdachte en slachtoffer. Tijdens het schorsingstoezicht is de verdachte begonnen met ambulante behandeling, waarbij aanvankelijk ook de partner betrokken was. Uit een bij de verdachte afgenomen intelligentietest blijkt dat hij globaal gezien op licht verstandelijk beperkt tot moeilijk leren intelligentieniveau functioneert. De verdachte geeft toe dat hij hulp nodig heeft bij bepaalde zaken en wil professionele hulp aanvaarden. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag, het risico op letsel als gemiddeld. De reclassering adviseert om een meldplicht en ambulante behandelverplichting als bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijk strafdeel te verbinden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de ernst van de feiten past in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal echter geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die langer is dan het voorarrest. De feiten zijn al enige tijd geleden gepleegd en de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer lijkt in rustiger vaarwater te zijn beland. De rechtbank is van oordeel dat zowel de verdachte als het slachtoffer meer gebaat zijn bij begeleiding en behandeling van de verdachte door de reclassering. Het is van belang dat er een stok achter de deur komt die er hopelijk voor zorgt dat de verdachte in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten pleegt. De rechtbank zal daarom – naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk aan het voorarrest - een flinke voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden, geadviseerd door de reclassering. Dit betekent dat de verdachte, als hij zich aan de voorwaarden houdt, niet terug hoeft naar de gevangenis.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 282, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 meer subsidiair, 2 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 250 (tweehonderdvijftig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, van 180 (honderdtachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Nederland ( [adres 2] te [plaats 2] ), zolang en vaak als de reclassering nodig vindt;
de veroordeelde zal zich laten behandelen door forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling zal de gehele proeftijd duren of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. I. Tillema en M. van Seventer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 25 juli 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 14 april 2023 te Gorinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangeefster] opzettelijk van het leven te beroven, die [aangeefster] (telkens) met kracht bij de keel heeft gegrepen en/of de keel heeft dichtgeknepen en/of een handdoek op het gezicht van die [aangeefster] heeft gedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 14 april 2023 te Gorinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [aangeefster] (telkens) met kracht bij de keel heeft gegrepen en/of de keel heeft dichtgeknepen en/of een handdoek op het gezicht van die [aangeefster] heeft gedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 14 april 2023 te Gorinchem zijn echtgenote, [aangeefster] , heeft mishandeld door die [aangeefster] met kracht bij de keel te grijpen en/of de keel dicht te knijpen en/of een handdoek op het gezicht van die [aangeefster] te drukken;
2
hij op of omstreeks 14 april 2023 te Gorinchem opzettelijk [aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte,
- de doorgang belemmerd van die [aangeefster] en die [aangeefster] bij de deur (van de
hotelkamer) weggeduwd en/of
- die [aangeefster] getrapt en/of geslagen en/of
- de mobiele telefoon van die [aangeefster] afgepakt;
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2021 tot en met 14 april 2023 te Gorinchem en/of te [plaats 1] en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangeefster] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik neem je mee naar de bosjes en daar kan niemand je horen" en/of "Ik ga je dood maken dan kan niemand je horen" en/of "Gewoon klaar jij gaat dood" en/of "Ik ga mijn familie op je af te sturen. Je krijgt kogels door je huis, handgranaten voor je deur" en/of "Ik ga zorgen dat jij niet meer normaal kan leven. Ik pak jou en ik pak je moeder. Ik ken mensen die dit kunnen regelen", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2021 tot en met 14 april 2023 te Gorinchem en/of te [plaats 1] en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn levensgezel en/of echtgenote, [aangeefster] , heeft mishandeld door die [aangeefster] meermalen, althans eenmaal (telkens) met kracht te slaan en/of te stompen in het gezicht, althans op het hoofd en/of op het lichaam.