ECLI:NL:RBROT:2025:10485

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
C/10/703768 / JE RK 25-1507
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen door de kinderrechter

Op 6 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, die een machtiging tot uithuisplaatsing voor drie minderjarigen heeft aangevraagd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, de moeder en de vader, gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uitoefenen. De moeder woont met de kinderen, terwijl de vader niet is verschenen op de zitting. De kinderrechter heeft de procedure met gesloten deuren gevoerd, waarbij de moeder met haar advocaat en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De moeder spreekt onvoldoende Nederlands en heeft een tolk in de Poolse taal ingeschakeld.

De GI heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van negen maanden voor elk van de drie minderjarigen, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de noodzaak voor een uithuisplaatsing op dit moment onvoldoende is gebleken. De kinderrechter heeft grote zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen in de thuissituatie, maar heeft ook vastgesteld dat de moeder nog niet de kans heeft gekregen om te profiteren van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de moeder aangespoord om samen te werken met de hulpverlening en heeft haar de kans gegeven om te laten zien dat zij in staat is om voor haar kinderen te zorgen.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter de verzoeken van de GI afgewezen, met de overweging dat een aanhouding van de verzoeken contraproductief zou zijn voor de moeder. De kinderrechter heeft de moeder de kans gegeven om te bewijzen dat zij kan samenwerken met de hulpverlening en dat zij in staat is om de verantwoordelijkheden voor haar kinderen op zich te nemen. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 21 augustus 2025, met de mogelijkheid voor hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team jeugd
Zaaknummer: C/10/703768 / JE RK 25-1507
Datum uitspraak: 6 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over een afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2022 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. Ch.J. Nicolaï, kantoorhoudende te Rotterdam,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [land] op een voor de rechtbank onbekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de verzoekschriften met bijlagen van 21 juli 2025, ontvangen op 22 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2] .
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Poolse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van A.J. Smits, tolk in de Poolse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uitgenodigd voor een gesprek. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn verschenen en hebben een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij hun moeder.
2.3.
Bij beschikking van 6 mei 2025 zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld tot 6 mei 2026.

3.De verzoeken

3.1.
Ten aanzien van [minderjarige 1] verzoekt de GI een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een zorgaanbieder 24-uurs te verlenen voor de duur van negen maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ten aanzien van [minderjarige 2] verzoekt de GI een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een zorgaanbieder te verlenen voor de duur van negen maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.3.
Ten aanzien van [minderjarige 3] verzoekt de GI een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van negen maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft ter zitting de verzoeken. De GI staat ervoor open om de moeder een kans te geven en de verzoeken voor een paar maanden aan te houden. Over een paar maanden kan dan worden bekeken of de moeder deze laatste kans heeft gegrepen. Naast de dreigende uithuiszetting zijn er zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder en de veiligheid van de kinderen. Er is geen zicht op de thuissituatie. Een crisiswerker van de ambulante spoedhulp is gisteren bij de moeder langs geweest om de thuissituatie in kaart te brengen. Hierbij is het door emoties van de moeder niet gelukt om een vervolgafspraak met de moeder te maken. De hulp vanuit Kort en Krachtig kon worden ingezet, maar is door de dreigende uithuiszetting on hold gezet. Mocht er in de toekomst een uithuisplaatsing nodig zijn, wil de GI het liefst dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij elkaar in een pleeggezin worden geplaatst. Door de schaarse plekken kan dit echter niet gegarandeerd worden.
4.2.
Door en namens de moeder wordt verzocht om afwijzing van de verzoeken van de GI. Een aanhouding van de verzoeken zal leiden tot meer druk in de stressvolle situatie waarin de moeder al zit. De moeder heeft nog niet de kans gekregen om te profiteren van de ondertoezichtstelling. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook in haar rapport opgenomen dat de moeder deze kans moet krijgen, alvorens verzocht wordt de kinderen met een machtiging uit huis te plaatsen. Er is geen plan van aanpak opgesteld vanuit de GI en er is nog geen hulpverlening betrokken. Daarnaast is de verwachting dat de uithuiszetting voor een lange periode wordt geschorst. Op 14 augustus 2025 wordt de uitspraak verwacht van de kortgedingrechter volgend op de zitting van 30 juli 2025 over de schorsing van de uithuiszetting. De verwachting is dat het hoger beroep kan worden afgewacht en de uithuiszetting voor ongeveer een jaar zal worden geschorst. Met behulp van de advocaat die betrokken is bij de huurzaak, is de huurschuld inmiddels ingelopen. Daarnaast wordt de huur van de woning sinds januari 2025 betaalt door de gemeente, waardoor de huurachterstand niet groter wordt. De moeder is bezig met het opknappen van de woning. De moeder erkent dat zij in het verleden drugs heeft gebruikt en af en toe een jointje rookte. De moeder geeft aan dat zij hulp heeft bij haar administratie en andere zaken en geen verdere hulpverlening nodig heeft. De moeder wil het beste voor haar kinderen en doet haar best. Zij is op zoek naar werk. De moeder heeft in gesprek met de kinderrechter willen inzien dat hulpverlening bedoeld is om haar te helpen, niet om het haar moeilijk te maken. De moeder heeft ter zitting beloofd dat zij in gesprek zal gaan met de hulpverlening.

5.De beoordeling

5.1.
Een uithuisplaatsing moet in het belang van de opvoeding en verzorging van de minderjarigen noodzakelijk zijn (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter is van oordeel dat van de noodzaak van een uithuisplaatsing op dit moment onvoldoende is gebleken en overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
Op 14 juli 2025 heeft de GI het bericht gekregen dat de moeder met haar kinderen op 31 juli 2025 uit haar woning gezet zal worden. Hierom heeft de GI op 21 juli 2025 verzoeken ingediend voor een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Op 30 juli 2025 heeft er een kort geding plaatsgevonden over de schorsing van de uithuiszetting en op 14 augustus 2025 wordt hiervan de uitspraak verwacht. De betrokken advocaat bij het kort geding heeft de verwachting dat de uithuiszetting voor ongeveer een jaar zal worden geschorst, in afwachting van het hoger beroep. Hierdoor is de noodzaak voor een uithuisplaatsing van de kinderen op dit moment onvoldoende. Er zijn echter wel grote zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in de thuissituatie bij de moeder.
5.3.
Sinds 6 mei 2025 staan de kinderen onder toezicht en de hulpverlening is nog niet van de grond gekomen. De moeder staat hier niet voor open en houdt haar deur dicht. De kinderrechter begrijpt dat de moeder zich in een stressvolle situatie bevindt, maar de hulpverlening is er om de moeder te helpen en de situatie te verbeteren. De moeder staat onder grote druk, spreekt geen Nederlands en is niet of in elk geval niet helemaal doordrongen van de sociale basis waarop de hulpverlening is ingericht. Zij voelt zich ten onrechte bedreigd door de aanwezigheid van de hulpverlening. De kinderrechter heeft ter zitting aan de moeder uitgelegd dat niemand erop uit is haar en haar kinderen van elkaar te scheiden. Men is erop uit de moeder te helpen zodat de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen verdwijnt en in elk geval afneemt. Door hulpverlening af te houden, brengt de moeder haar gezin juist in gevaar. Zij zal dus door haar eigen weerstand heen moeten en werkelijk moeten aannemen dat er mensen zijn die haar uit de misère willen trekken. Daarvoor is noodzakelijk dat de moeder gaat leren te vertrouwen op hulpverleners en dat zij lef toont om radicaal eerlijk te zijn over de moeilijkheden in haar leven, ook als dat gaat over alcohol- of drugsgebruik. Met hierover eerlijk zijn, zal de moeder zichzelf en haar kinderen een heel grote dienst bewijzen. De kinderrechter heeft de moeder uitgelegd dat het niet gaat om het veroordelen van gedrag of moeilijkheden, maar om de vraag hoe de moeder geholpen kan worden zodat zij de verantwoordelijkheden ten opzichte van haar kinderen kan dragen. Dat is de enige vraag die voorligt. De kinderrechter haalt het gesprek aan dat zij voorafgaand aan de zitting met de twee oudste kinderen heeft gevoerd. Aanvankelijk bleven zij aan de oppervlakte in wat zij te vertellen hadden. Na enkele vragen van de kinderrechter bleek dat met name [minderjarige 1] haarfijn kan uitleggen wat haar moeder nodig heeft. Zij wees erop dat de zorgen zo groot zijn dat het de moeder soms duizelt. Dan gaat het niet goed. Als [minderjarige 1] – met haar 12 jaar – in staat is om in alle eerlijkheid te praten over de situatie, dan moet de moeder dat ook kunnen. Angst voor al te veel eerlijkheid is in dit geval echt een slechte raadgever. [minderjarige 1] heeft haar moeder een grote dienst bewezen door eerlijk en open te zijn, zonder angst.
5.4.
De kinderrechter verwacht daarom van de moeder dat zij onthoudt wat op de zitting is besproken en dat zij hetgeen hierover in deze beschikking vermeld staat met behulp van een tolk terugleest. Het is ongelofelijk belangrijk dat de moeder de komende periode meewerkt aan de hulpverlening, om de situatie voor de kinderen en zichzelf te verbeteren en om te voorkomen dat de kinderen verder in hun ontwikkeling worden geschaad. Ter zitting heeft de moeder aan de kinderrechter beloofd dat zij in gesprek zal gaan met de hulpverlening. Dat is de enige manier waarop zij kan voorkomen dat de kinderen uit huis worden geplaatst. De kinderrechter ziet geen aanleiding om de verzoeken van de GI aan te houden. Een aanhouding zal leiden tot meer druk bij de moeder. Druk waarvan de kinderrechter inschat dat die contraproductief zal werken. De kinderrechter wil de moeder de echte kans bieden om te laten zien dat ze het kan, samen met de hulpverlening. Dat betekent ook dat het nu op haar weg ligt om te doen wat ze gezegd heeft. De kinderrechter geeft de moeder deze kans alleen omdat zij gelooft dat de moeder het kan.
5.5.
Dit betekent dat de verzoeken van de GI worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst de verzoeken af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.N. van Geest als griffier, en op schrift gesteld op 21 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.