Op 6 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, die een machtiging tot uithuisplaatsing voor drie minderjarigen heeft aangevraagd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, de moeder en de vader, gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uitoefenen. De moeder woont met de kinderen, terwijl de vader niet is verschenen op de zitting. De kinderrechter heeft de procedure met gesloten deuren gevoerd, waarbij de moeder met haar advocaat en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De moeder spreekt onvoldoende Nederlands en heeft een tolk in de Poolse taal ingeschakeld.
De GI heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van negen maanden voor elk van de drie minderjarigen, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de noodzaak voor een uithuisplaatsing op dit moment onvoldoende is gebleken. De kinderrechter heeft grote zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen in de thuissituatie, maar heeft ook vastgesteld dat de moeder nog niet de kans heeft gekregen om te profiteren van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de moeder aangespoord om samen te werken met de hulpverlening en heeft haar de kans gegeven om te laten zien dat zij in staat is om voor haar kinderen te zorgen.
Uiteindelijk heeft de kinderrechter de verzoeken van de GI afgewezen, met de overweging dat een aanhouding van de verzoeken contraproductief zou zijn voor de moeder. De kinderrechter heeft de moeder de kans gegeven om te bewijzen dat zij kan samenwerken met de hulpverlening en dat zij in staat is om de verantwoordelijkheden voor haar kinderen op zich te nemen. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 21 augustus 2025, met de mogelijkheid voor hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag.