ECLI:NL:RBROT:2025:10554

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
2 september 2025
Zaaknummer
10/128128-23; TUL VV 10/082215-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor diefstal met geweld in vereniging, wederspannigheid en schuldheling met onvoorwaardelijke jeugddetentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld in vereniging, wederspannigheid en schuldheling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 60 dagen, met aftrek van voorarrest. De feiten vonden plaats in mei en juni 2023, waarbij de verdachte samen met anderen een telefoon en tas van een slachtoffer heeft weggenomen, verzet heeft geboden tegen de politie tijdens zijn aanhouding, en een gestolen bromfiets in zijn bezit had. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de rapportages van de reclassering. De rechtbank heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie is afgewezen, omdat de verdachte zijn leven op orde lijkt te hebben en de samenleving niet gebaat is bij zijn terugkeer naar de jeugdgevangenis.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/128128-23
Parketnummer vordering TUL VV: 10/082215-21
Datum uitspraak: 21 augustus 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [plaats] ,
raadsvrouw mr. S. Epema, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 22 augustus 2023 en van
21 augustus 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van feit 1 (diefstal met geweld in vereniging) met partiële vrijspraak van het laatste gedachtestreepje, feit 2 (wederspannigheid) en feit 3 (schuldheling);
  • toepassing van het jeugdstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 72 dagen met aftrek

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1: diefstal met geweld in vereniging
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen opzet heeft gehad op de wederrechtelijke toe-eigening van de tas. De verdachte vermoedde dat er in de tas van de aangever een mes zat en heeft de tas afgepakt om de tas buiten het bereik te brengen van de aangever. Daarna heeft de verdachte de tas weggegooid. De verdachte wist niet dat anderen de tas alsnog hadden meegenomen naar de kelderbox, waardoor ook geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Bovendien kan uit het dossier niet worden afgeleid dat het op de grond duwen van de aangever (geweldshandeling) is toegepast om de diefstal te plegen of te vergemakkelijken.
4.1.2.
Beoordeling
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank volgt weliswaar de lezing van de verdachte dat hij in de snackbar de telefoon van de aangever heeft afgepakt met de bedoeling om hem te dwingen mee naar buiten te komen om daar met hem in gesprek te gaan en dat hij de telefoon buiten direct aan de aangever heeft teruggegeven. Echter, is de aangever vervolgens door de verdachte naar de grond getrokken, heeft de verdachte zijn tas afgepakt en is hij daarmee weggerend. Tijdens het wegrennen heeft de verdachte de tas op de grond gegooid. De tas is door een medeverdachte opgepakt en meegenomen. De tas is later aangetroffen in de kelderbox van het complex waar de verdachten wonen. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte en medeverdachten gelet op de omstandigheden van het geval naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders kunnen worden begrepen dan als een diefstal met het oogmerk om de tas van de aangever weg te nemen. Bovendien is er sprake van een gezamenlijke uitvoering tot het plegen van een beroving. De verdachte heeft met zijn aanwezigheid en handelen een wezenlijke bijdrage geleverd aan de beroving. Hiermee is sprake van medeplegen.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de aangever tegen het hoofd en/of de nek is getrapt, waardoor de rechtbank de verdachte van dit deel van de tenlastelegging partieel zal vrijspreken.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen en de verdachte wordt partieel vrijgesproken van het laatste gedachtestreepje.
4.2.
Feit 2: wederspannigheid
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit. Daartoe is aangevoerd dat door de politie escalerend is opgetreden in strijd met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit en zij daardoor niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening werkzaam waren.
4.2.2.
Beoordeling
Op basis van de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal van de politieagenten en de verklaringen van de verdachte bij de politie en ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van onrechtmatig optreden van de verbalisanten, zodat zij in de rechtmatige uitoefening van hun bediening werkzaam waren. Het door hen toegepaste geweld was noodzakelijk gelet op het verzet van de verdachte. Het optreden was bovendien proportioneel. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Vaststaat dat de verdachte wist dat hij zou worden aangehouden, aangezien zijn broer eerst werd aangehouden en hij al rennend naar huis riep: “AT” (de rechtbank begrijpt arrestatieteam). De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij met zijn handen in zijn zakken naar buiten kwam. Omdat de verdachte met zijn handen in zijn zakken bleef staan en de moeder daarna aan de arm van verbalisant [slachtoffer 2] trok, is door de politieagenten vervolgens geweld toegepast om de verdachte alsnog te kunnen aanhouden. De verdachte heeft verklaard dat hij zich uit de greep van de politieagenten heeft getrokken en dat hij hen heeft geduwd. De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid van de door de verbalisanten opgemaakte processen-verbaal en gaat ervan uit dat ook de overige ten laste gelegde handelingen zijn gepleegd. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich met geweld heeft verzet tegen de politieambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
4.2.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen. Het onder 2 ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Feit 3: schuldheling
Ten aanzien van het onder 3 (schuldheling) ten laste gelegde feit is er is geen verweer gevoerd. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Feit 1
hij op
of omstreeks20 mei 2023 te Rotterdam op de openbare weg, te weten de [straat] , tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
een telefoon en
/ofeen tas,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de telefoon uit de hand van die [slachtoffer 1] te pakken en
/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij mee naar buiten moest en
/of
- tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te duwen en
/ofaan die [slachtoffer 1] te trekken en
/of
- ( het hoofd van) die [slachtoffer 1] vast te pakken en
/of (vervolgens
)die [slachtoffer 1] tegen de muur en
/ofde grond te gooien en
/of
- de tas van die [slachtoffer 1] weg te nemen
en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer 1] te trappen;
Feit 2
hij op
of omstreeks21 mei 2023 te Rotterdam, zich met geweld
en/of bedreiging met geweld,heeft verzet tegen
een of meer (opsporings
)ambtenaren, [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] (hoofdagenten van de politie Eenheid Rotterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
zijn/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- meermalen
, althans eenmaal,om zich heen te slaan en
/of
- zijn, verdachtes, armen weg te trekken en
/of
- zich los te trekken uit de greep van die [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of
- die [slachtoffer 3] vast te pakken en
/of
- zich in tegengestelde richting te bewegen dan waartoe die [slachtoffer 2] hem, verdachte, trachtte te bewegen;
Feit 3
hij op
of omstreeks10 juni 2023 te Rotterdam, een bromfiets,
althans een goed, heeft verworven,voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen,terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed
wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen op de openbare weg;
Feit 2
wederspannigheid;
Feit 3
schuldheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op achttienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan verschillende strafbare feiten.
Allereerst heeft de verdachte op 20 mei 2023 zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal op de openbare weg. De verdachte is een snackbar ingelopen, heeft daar het slachtoffer aangesproken en de telefoon van het slachtoffer uit zijn handen getrokken om hem zo te dwingen met de verdachte mee naar buiten te lopen. Vervolgens is aan het lichaam van het slachtoffer getrokken, is hij geduwd, bij zijn hoofd vastgepakt en op de grond gegooid. Daarna is zijn tas met daarin zijn telefoon afgepakt en zijn de verdachten weggerend. De verdachten hebben een voor het slachtoffer zeer dreigende situatie gecreëerd op een voor het publiek toegankelijke plaats en tevens inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dit soort feiten, veelal gepleegd op de openbare weg, leveren gevoelens van onveiligheid op bij slachtoffers en in de maatschappij.
Een dag later heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verzet bij zijn aanhouding. Door zich te verzetten bij zijn aanhouding heeft de verdachte politieambtenaren belemmerd in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Politieambtenaren verrichten in onze samenleving een belangrijke publieke taak die gerespecteerd dient te worden.
Tot slot is de verdachte zich op 10 juni 2023 rijdend op een scooter gezien, die gestolen bleek te zijn. De verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan schuldheling. Met het plegen van dit feit heeft de verdachte laten zien dat hij geen respect heeft voor andermans eigendommen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit betekent dat de justitiële documentatie strafverzwarend meeweegt.
7.3.2.
Rapportage en verklaring van deskundige op de terechtzitting
Reclassering Nederland, schrijft in het rapport over de verdachte van 28 juli 2025 dat er zorgen bestaan over het sociaal netwerk, de houding en het psychosociaal functioneren van de verdachte. De verdachte is de afgelopen jaren meerdere keren met politie en justitie in aanraking gekomen, terwijl hij onder toezicht staat van de jeugdreclassering. Gezien het delictverleden en de problemen op meerdere leefgebieden, wordt de kans op recidive ingeschat als gemiddeld tot hoog. De mogelijkheden van de jeugdreclassering lijken uitgeput, waardoor geadviseerd wordt om het toezicht te laten uitvoeren door de volwassenreclassering.
Reclassering Nederland adviseert om het jeugdstrafrecht toe te passen en om aan de verdachte op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal houden aan een meldplicht bij Reclassering Nederland, zal meewerken aan behandeling door De Waag, Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, en indien blijkt dat een persoonlijkheidsonderzoek nodig is ook daaraan zal meewerken, zich zal inspannen voor het hebben en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van werk, school en/of stage en zal meewerken aan begeleiding van een coach.
Op de zitting heeft
de [deskundige], werkzaam als jeugdreclasseerder bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: te noemen JBRR) verklaard dat het advies van Reclassering Nederland niet overeenkomt met dat wat de reclassering met hem heeft besproken. De verdachte is bij de jeugdreclassering begonnen met een flink strafblad en hij was moeilijk te begeleiden en sturen. De redenen daarvan zijn volgens de verdachte zelf zijn vrienden, het maken van slechte keuzes en zijn beïnvloedbaarheid. Daarbij heeft hij niet benoemd dat hij aan de start van zijn criminele carrière te horen heeft gekregen dat zijn vader niet zijn biologische vader is en kort daarna zijn broertje is neergestoken met vrij ernstig letsel tot gevolg. De combinatie van die omstandigheden heeft in de ogen van de jeugdreclasseerder gemaakt dat de verdachte voor niemand toegankelijk was. De contacten met de jeugdreclassering verlopen inmiddels goed, de verdachte verschijnt op afspraken en heeft adviezen over werk, school en een bijbaan overgenomen. Gebleken is echter dat het geen zin heeft om de verdachte ergens toe te dwingen. Eerder is er een jongerencoach betrokken geweest en die contacten zijn moeizaam en stroef verlopen. Niet duidelijk is waar de behandeling bij De Waag die de reclassering adviseert op gericht zou moeten zijn. Sinds het detentieverblijf van de verdachte van zes maanden voor een andere verdenking is een gedragsverandering zichtbaar. Daarnaast heeft de verdachte inmiddels een doel voor ogen: hij wil graag als chauffeur voor Uber werken. De kans op recidive wordt, bezien vanuit de afgelopen drie tot vier maanden, ingeschat als laag tot midden. De jeugdreclasseerder ziet de meerwaarde van de geadviseerde bijzondere voorwaarden niet in en adviseert oplegging van een onvoorwaardelijke straf of een voorwaardelijke straf zonder bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op dat wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Volgens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportage, de gegeven adviezen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij sinds zijn laatste veroordeling niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen. Sindsdien is er sprake van een gedragsverandering en lijkt de verdachte zijn leven op orde te hebben. Hij heeft een doel voor ogen, vraagt om hulp als hij dat nodig heeft en kiest de juiste oplossingen als er moeilijkheden op zijn pad komen. De verdachte lijkt afstand te hebben genomen van antisociale contacten en handelt toekomstgericht. Gelet op deze positieve ontwikkelingen en omdat de jeugdreclassering ter zitting heeft aangegeven dat ook de kans op herhaling de afgelopen maanden is afgenomen, ziet de rechtbank geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen en zal de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie aan de verdachte opleggen. De rechtbank merkt op dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en houdt rekening met opgelegde gevangenisstraf bij de laatste veroordeling van de verdachte. Daarnaast is er sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), die niet aan de verdachte toe te rekenen is. Dit dient gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf. De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie in haar eis onvoldoende rekening heeft gehouden met dit tijdsverloop en zal daarom een lagere straf opleggen dan is gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden, te weten een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 60 dagen met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 3 februari 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd door twee of meer verenigde personen op de openbare weg veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 75 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte groot 17 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van
2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 18 februari 2023.
8.2.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging stellen zich op het standpunt dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Gelet op het ruime tijdsverloop en omdat de verdachte zijn leven op orde lijkt te hebben en hij en de samenleving daarom niet gebaat zijn bij zijn terugkeer naar de jeugdgevangenis, zal de rechtbank de vordering afwijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 63, 77c, 77g, 77i, 77gg, 180, 312 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 60 (zestig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 3 februari 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. K.T.F. Chocolaad-de Bos en R. van den Wildenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 augustus 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te Rotterdam op de openbare weg, te weten de [straat] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon en/of een tas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de telefoon uit de hand van die [slachtoffer 1] te pakken en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij mee naar buiten moest en/of
- tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te duwen en/of aan die [slachtoffer 1] te trekken en/of
- ( het hoofd van) die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] tegen de muur en/of de grond te gooien en/of
- de tas van die [slachtoffer 1] weg te nemen en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer 1] te trappen;
2
hij op of omstreeks 21 mei 2023 te Rotterdam, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer (opsporings)ambtenaren, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (hoofdagenten van de politie Eenheid Rotterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- meermalen, althans eenmaal, om zich heen te slaan en/of
- zijn, verdachtes, armen weg te trekken en/of
- zich los te trekken uit de greep van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- die [slachtoffer 3] vast te pakken en/of
- zich in tegengestelde richting te bewegen dan waartoe die [slachtoffer 2] hem, verdachte, trachtte te bewegen;
3
hij op of omstreeks 10 juni 2023 te Rotterdam, een bromfiets, althans een goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.