ECLI:NL:RBROT:2025:10578

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
3 september 2025
Zaaknummer
10-019068-25, TUL: 09-387608-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en bedreiging met geweld bij Albert Heijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995, die op 17 januari 2025 te Rotterdam twee blikjes Fernandes heeft gestolen uit een Albert Heijn To Go. De verdachte heeft hierbij geweld gebruikt tegen een winkelmedewerkster en haar bedreigd met een schroevendraaier. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar is, gezien zijn psychische stoornissen, waaronder schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft besloten om een gevangenisstraf van 240 dagen op te leggen, waarvan 47 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals opname in een zorginstelling en ambulante behandeling. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, omdat zij een spoedige start van de klinische opname van de verdachte belangrijk acht. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de opgelegde straf, met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden en de ernst van het feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-019068-25
Parketnummer vordering TUL: 09-387608-24
Datum uitspraak: 14 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [plaats 1] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
[penitentiaire inrichting] ,
raadsvrouw mr. C.W. Dirkzwager, advocaat te AmsterdamAMSTERDAM.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. de Jong heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het zich houden aan de richtlijnen alcohol en drugs en meewerken aan controles hierop, en dadelijk
uitvoerbaarverklaring van deze voorwaarden;
- tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 09-387608-24.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Niet bewezen is hetgeen onder het eerste, tweede en derde gedachtestreepje ten laste is gelegd. De verdachte moet hiervan partieel worden vrijgesproken. De camerabeelden komen niet overeen met de verklaringen van de aangeefster en de getuige [slachtoffer 2] . De verdachte geeft de aangeefster slechts een duw. Ook spreken de aangeefster en de getuige [slachtoffer 2] elkaar tegen.
4.1.2.
Beoordeling
Het verweer van de verdediging wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks17 januari 2025 te Rotterdam,
althans in Nederland,
tweeeenblikje
sfernandes,
in elk geval enig goed,dat
/die geheel of ten deleaan
AH to go (op [plaats 2] ),
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke
diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld en
/ofgevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
(leidinggevenden van voornoemde
AH to go), gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de
vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
-
(met kracht)te slaan op
de borst, althanshet lichaam
,van die [slachtoffer 1] en
/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: “blijf van me af, want ik heb een
schroevendraaier”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
/of
- door een schroevendraaier,
althans een scherp en/of puntig voorwerp,te duwen
tegen één
of meervinger
(s), althans de hand, van die [slachtoffer 1] en
/of
- die [slachtoffer 2] een schroevendraaier,
althans een scherp en/of puntig voorwerp,te
tonen en
/ofdaarbij te zeggen: "niet dichterbij komen", althans woorden van gelijke
aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een blikje Fernandes van de Albert Heijn To Go op [plaats 2] gestolen en heeft hierbij een winkelmedewerkster geslagen, bedreigd en met een schroevendraaier tegen haar vinger geduwd, waardoor zij letsel heeft opgelopen. Ook heeft de verdachte een andere winkelmedewerker met een schroevendraaier bedreigd. De verdachte heeft met zijn handelen laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen en de lichamelijke en geestelijke integriteit van anderen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 mei 2025 van de verdachte blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, dit weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft gekeken naar het rapport van 28 maart 2025 dat [psychiater] over de verdachte heeft opgemaakt. Dit rapport houdt – kort gezegd – het volgende in.
De verdachte lijdt aan psychische stoornissen in de vorm van schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis. Deze stoornissen beïnvloedden de gedragskeuzen en gedragingen van de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit. De bevindingen van het onderzoek wijzen op een egocentrische beleving met gebrek aan invoelingsvermogen en geneigdheid tot externaliseren en opportunisme. Door schizofrene rest- of defectverschijnselen is de verdachte in enige mate beperkt in zijn impulscontrole en zijn vermogen tot oordeel en kritiek. Daarom wordt geadviseerd de verdachte het bewezenverklaarde feit in een verminderde mate toe te rekenen.
Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat. Geadviseerd wordt het recidiverisico te beperken door klinische behandeling van de schizofrenie en de stoornis in het gebruik van cannabis. Daarnaast wordt resocialisatie naar beschermd of begeleid wonen in en vanuit een Forensisch Psychiatrische Afdeling (hierna: FPA) of Forensisch Psychiatrische Kliniek (hierna: FPK) geadviseerd, met forensische ambulante nazorg in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, onder toezicht van de reclassering.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het rapport van 7 april 2025 dat Stichting Verslavingsreclassering GGZ over de verdachte heeft opgemaakt. Dit rapport houdt – kort gezegd – het volgende in.
In 2020 is aan de verdachte de maatregel ISD opgelegd, vanwege (winkel)diefstallen, geweld tegen beroepsbeoefenaars en vernieling. Ondanks vele behandelpogingen is er tot op heden geen blijvende gedragsverandering geweest. Zodra de verdachte uit beeld was van toezichthoudende hulpverlening, stopte hij met antipsychotische medicatie en gleed hij steeds verder af in zijn toch al aanwezige middelengebruik. De verdachte was sinds medio 2024 weer dakloos, zwierf door Nederland, had geen inkomsten, gebruikte alcohol en cannabis en pleegde vermogensdelicten, al dan niet met geweld. Het ontbreekt de verdachte grotendeels aan ziekte-inzicht. De verdachte heeft geen steunend noch beschermend netwerk en is zelfstandig niet in staat eventuele stabilisatie vast te houden zodra hij op zichzelf aangewezen is.
Het risico op recidive en letsel wordt ingeschat als hoog. De kans op onttrekking aan elk toezicht, binnen welke modaliteit dan ook, wordt groot geacht. Toch zijn (medicamenteuze) behandeling, beveiliging en controle wel noodzakelijk om de kans op recidive in ieder geval te monitoren en in te grijpen voordat zich nog ernstiger delicten kunnen gaan voordoen. Om die reden is de verdachte weer aangemeld bij Indicatiestelling Forensische Zorg (hierna: IFZ) om de mogelijkheden van een klinische behandeling te onderzoeken. Klinische behandeling kan van meerwaarde zijn, maar op enig moment zal de verdachte begeleid moeten worden richting meer zelfstandigheid.
Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd, met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het zich houden aan de richtlijnen alcohol en drugs en meewerken aan controles hierop. Tevens wordt de dadelijk
uitvoerbaarverklaring van deze voorwaarden geadviseerd.
Op de zitting heeft de officier van justitie gemeld dat door IFZ aanvankelijk werd gewacht met het afgeven van een indicatiestelling tot er na de zitting meer duidelijkheid zou zijn over het op te leggen kader. De reclassering heeft de officier van justitie op 30 juni 2025 bericht dat FPK Inforsa in Amsterdam op korte termijn al bereid is tot een intakegesprek met de verdachte.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater gedragen worden door zijn bevindingen, neemt de rechtbank de conclusie over dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen voor diefstallen kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht en gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf in aanmerking genomen dat het wenselijk is dat de verdachte aansluitend aan zijn detentie klinisch en vervolgens ambulant wordt behandeld voor zijn psychische problematiek en drugsgebruik en wordt begeleid richting begeleid wonen. Om die reden zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Tot slot heeft de rechtbank bij het bepalen van de duur van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf betrokken dat de reclassering de gelegenheid dient te worden geboden om een klinische opname van de verdachte voor te bereiden. Alles afwegend zal de rechtbank een gevangenisstraf van 240 dagen (8 maanden) waarvan 47 dagen voorwaardelijk opleggen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een proeftijd langer dan de gebruikelijke twee jaar op te leggen, zoals door de officier van justitie zonder nadere motivering is gevorderd.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het zich houden aan de richtlijnen alcohol en drugs en meewerken aan controles hierop, alsmede het door de reclassering uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank deze straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 9 december 2024 van de politierechter in de rechtbank Den Haag is de verdachte ter zake van diefstal en wapenbezit veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 23 december 2024.
8.2.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is op 17 januari 2025 en dus na het wijzen van het vonnis van 9 december 2024 en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank acht dat echter nu niet passend, omdat zij een spoedige start van de klinische opname van de verdachte van belang acht. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel dan ook afwijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 240 (tweehonderdenveertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
47 (zevenenveertig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de voorwaardelijke vrijheidsstraf bij de instelling van Stichting Verslavingsreclassering GGZ (SVG) in de regio waar de veroordeelde klinisch behandeld wordt (nog nader te bepalen). De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde laat zich opnemen in een forensisch klinische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
De opname start aansluitend aan detentie. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de
zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. de veroordeelde laat zich behandelen door een nader te bepalen forensische ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de
zorgverlener dat nodig vindt;
4. de veroordeelde verblijft in een nader te bepalen beschermde woonvorm of begeleide woonvorm, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5. de veroordeelde houdt zich aan de richtlijnen van de reclassering voor wat betreft alcohol en drugs, ook als dat abstinentie inhoudt. De veroordeelde werkt mee aan de uitvoering van urinecontroles. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 9 december 2024 van de politierechter in de rechtbank Den Haag aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Riemens, voorzitter,
en mrs. J.F. Koekebakker en D.H. Dongelmans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op 14 juli 2025.
De voorzitter /oudste rechter /jongste rechter /griffier is /zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 januari 2025 te Rotterdam, althans in Nederland,
twee blikjes fernandes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
AH to go (op [plaats 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke
diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (leidinggevenden van voornoemde
AH to go), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de
vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- ( met kracht) te slaan op de borst, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: “blijf van me af, want ik heb een
schroevendraaier”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- door een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te duwen
tegen één of meer vinger(s), althans de hand, van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 2] een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te
tonen en/of daarbij te zeggen: "niet dichterbij komen", althans woorden van gelijke
aard en/of strekking.