ECLI:NL:RBROT:2025:10593

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
3 september 2025
Zaaknummer
71/075943-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van gewoontewitwassen en voorhanden hebben van wapens door verdachte

Op 3 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1969, die werd beschuldigd van gewoontewitwassen en het voorhanden hebben van wapens. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een geldboete van € 50.000,-. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig is aan het gewoontewitwassen van een bedrag van € 364.460,-. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de herkomst van de geldbedragen, die in contanten waren gestort op de rekeningen van haar medeverdachte. De rechtbank concludeert dat de verdachte niet wist dat de stortingen afkomstig waren uit enig misdrijf en spreekt haar vrij van dit feit.

Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van het voorhanden hebben van twee tasers, traangas en een ploertendoder. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de wetenschap van de verdachte over de aanwezigheid van deze wapens in haar woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet betrokken was bij de handelsactiviteiten van haar medeverdachte en dat er geen bewijs was dat zij wist dat de wapens daar aanwezig waren.

De rechtbank heeft in haar beslissing de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van wettigheid en overtuigendheid. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de oudste en jongste rechter niet in staat waren om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71/075943-22
Datum uitspraak: 3 september 2025
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode 1] [plaats 1] ,
verblijvende/wonende op het adres
[adres 2] , [postcode 2] [postcode 3] , [land] ,
gemachtigd raadsman mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 augustus 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.J.A. Huttenhuis heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 50.000,-.

4.Vrijspraak

4.1.
Vrijspraak feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde gewoontewitwassen van een bedrag van € 364.460,-. Bewezen kan worden dat deze geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf, gelet op het gerechtvaardigde vermoeden daarvoor op basis van het onderzoek en het uitblijven van een verklaring van de verdachte over de herkomst daarvan. Ook zijn er meerdere omstandigheden waaruit kan worden opgemaakt dat de verdachte opzet had op het witwassen. De kasstortingen van de genoemde geldbedragen vonden plaats in een periode van meerdere jaren waarin sprake was van onregelmatigheden met betrekking tot de bedrijven van [medeverdachte] . Daarnaast betroffen het biljetten van 100, 200 en 500 euro, wat ongewoon is. Tot slot werden contante stortingen aangewend voor overboekingen naar de rekening van [medeverdachte] en van één van zijn bedrijven, namelijk [bedrijf] De verdachte heeft hierover geen enkele verklaring afgelegd.
Er is geen bewijs voor het witwassen van het laatstgenoemde bedrag op de tenlastelegging, te weten € 13.500,-, dat op 15 oktober 2019 bij de doorzoeking in de toenmalige woning van de verdachte en [medeverdachte] is aangetroffen in de kluis.
4.1.2.
Beoordeling
Volgens de tenlastelegging en het dossier heeft de verdachte, voor zover hier van belang, samen met de [medeverdachte] op drie manieren geld witgewassen.
In de eerste plaatsdoor contant, van misdrijf afkomstig geld voorhanden te hebben;
in de tweede plaatsdoor contant, van misdrijf afkomstig geld te storten op de bankrekening van [medeverdachte] ;
in de laatste plaatsdoor contant, van misdrijf afkomstig geld op haar eigen rekening te storten.
Contant geldbedrag van € 13.500,-
Uit het dossier (relaas zaaksdossier p. 11) komt naar voren dat het op 15 oktober 2019 in de kluis in de woning van de verdachte en [medeverdachte] aangetroffen geldbedrag van € 13.500,- mogelijk een legale herkomst heeft, namelijk de enkele maanden daarvoor aan [medeverdachte] in contanten betaalde opbrengst van de verkoop van een auto. Er is daarom geen bewijs voor het witwassen van dit geldbedrag.
Twee stortingen op de bankrekeningen van [medeverdachte]
Ten aanzien van de twee bedragen (€ 286.990,00 en € 35.065,00) die zijn gestort op de bankrekeningen van [medeverdachte] is er, voor zover de verdachte al wist dat die stortingen plaatsvonden, geen bewijs van enige betrokkenheid van de verdachte bij deze stortingen. Er is dus geen bewijs voor het (mede)plegen van witwassen van deze bedragen.
Storting op de bankrekening van de verdachte
Het bedrag van € 42.500,- is gestort op de bankrekening van de verdachte, waarvan alleen zijzelf een bankpas heeft.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat dit geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf. De medeverdachte en verdachtes partner [medeverdachte] wordt bij vonnis van deze rechtbank van heden veroordeeld voor het gewoontewitwassen van een bedrag van bijna 2,3 miljoen euro, bestaande uit onder meer deze stortingen. Er is echter geen bewijs dat de verdachte wetenschap had of het vermoeden moest hebben dat het op haar rekening gestorte bedrag van € 42.500,- afkomstig was uit enig misdrijf. Uit het dossier blijkt niet dat zij enige betrokkenheid had bij de handelsactiviteiten van [medeverdachte] en zijn ondernemingen of anderszins wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de bedragen van misdrijf afkomstig waren.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feiten 2 en 3
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Het onder 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van twee tasers en traangas en het onder 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van een ploertendoder kan wettig en overtuigend worden bewezen. Bewezen kan worden dat de verdachte wetenschap had van en de beschikkingsmacht had over deze wapens.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank acht onvoldoende bewijs aanwezig voor de wetenschap van de verdachte van de aanwezigheid van deze voorwerpen op 15 oktober 2019 in de woning van haar en de [medeverdachte] . Ten aanzien van het traangas (nog daargelaten of kan worden bewezen dat dit een wapen is in de zin van de Wet wapens en munitie) en de ploertendoder is alleen vast te stellen dat deze op genoemde datum bij de doorzoeking van de woning zijn aangetroffen. Op basis daarvan kan niet worden vastgesteld dat de verdachte wist dat deze voorwerpen daar lagen. Met betrekking tot de tasers heeft [medeverdachte] verklaard dat zijn vrouw die bij zich draagt als zij in [land] is en hij die gewoon meeneemt in de koffers. Op basis hiervan kan evenmin worden vastgesteld dat de verdachte wist dat de tasers (nog daargelaten of kan worden bewezen dat dit wapens zijn als bedoeld in de Wet wapens en munitie) op 15 oktober 2019 in hun woning lagen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en L. den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 15 oktober 2019 te
[plaats 2] (hedendaags bekend onder [gemeente] ), in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(van) een totaalbedrag van € 377.960, althans (van) één of meerdere
geldbedrag(en), te weten:
  • een geldbedrag van € 286.990,00 (contant gestort op [rekeningnummer 1] t.n.v. [medeverdachte] ) en/of
  • een geldbedrag van € 35.065,00 (contant gestort op [rekeningnummer 2] t.n.v. [medeverdachte] ) en/of
  • een geldbedrag van € 42.405,00 (contant gestort op [rekeningnummer 3] t.n.v. [verdachte] ) en/of
  • een geldbedrag van € 13.500,00 (contant aangetroffen in de kluis in de woning aan [adres 3] te [plaats 2] ) en/of
sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die geldbedragen was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die geldbedragen voorhanden had(den)
en/of
sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf
en zij, verdachte, en/of haar mededader(s) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
(Strafbaarstelling: artikel 420bis/ter/quater Wetboek van Strafrecht)
2
zij op of omstreeks 15 oktober 2019 te [plaats 2] (hedendaags bekend onder [gemeente] ), in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
drie wapens, althans één of meerdere wapen(s) zoals bedoeld in artikel 2 lid 1, Categorie II onder 5° en onder 6°, van de Wet wapens en munitie, te weten:
- ( twee) taser(s), althans één of meerdere voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht en/of
- traangas, althans een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige,
verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen,
voorhanden heeft gehad;
de in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
3
zij op of omstreeks 15 oktober 2019 te [plaats 2] (hedendaags bekend onder [gemeente] ), in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen, zoals bedoeld in artikel 2 lid 1, Categorie 1 onder 3°, van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een ploertendoder,
voorhanden heeft gehad;
de in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art 13 lid 1 Wet wapens en munitie)