Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- vrijspraak van het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en het onder 2 subsidiair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar.
4.Waardering van het bewijs
in effecten. Er worden effecten aangekocht en verkocht. Op 2 oktober 2014, vlak voordat [aangever 2] zijn eerste storting van € 100.000,- deed, was het saldo van de beleggingsrekening nog slechts € 14.996,90. Het saldo van de rekening bij [broker 1] op dat moment is niet bekend, maar dit zal nagenoeg nihil zijn geweest. De verdachte heeft immers het vanaf de beleggingsrekening ingelegde bedrag van € 120.000,- plus € 12.500,- van de rekening van [broker 1] teruggeboekt naar de beleggingsrekening. Ook de beleggingen bij [broker 2] zijn in die periode minimaal geweest, per saldo is € 6.700,- belegd (of met dat bedrag rendement is behaald, is niet bekend). Op basis van de bekende gegevens was de stand van de beleggingspool begin oktober 2014 dus circa € 21.700,-. Dat de inleg van de beleggingspool op die datum nagenoeg verdwenen was, is slechts deels te verklaren door tegenvallende resultaten van de handel in effecten. Immers, de verdachte heeft in de periode van 1 maart 2012 tot en met 2 oktober 2014 met grote regelmaat bedragen van de beleggingsrekening overgeboekt naar bankrekeningen op naam van [verdachte] , [bedrijf 1] en [bedrijf 2] , in feite privérekeningen van de verdachte. Hij heeft weliswaar soms bedragen teruggeboekt, maar per saldo heeft hij in deze periode ruim € 57.000,- van de beleggingsrekening onttrokken voor privé doeleinden. Ook in de periode vanaf 2 oktober 2014 tot de datum van opheffing van de beleggingsrekening op 1 december 2020 vonden onttrekkingen plaats. In die periode ging het om circa € 250.000,-, maar toen had inmiddels ook [aangever 2] gelden bijgestort op de beleggingsrekening, zodat deze gelden zich hebben vermengd. Uit de transacties op de beleggingsrekening blijkt niet dat op enig moment geld is overgemaakt aan [aangever 1] of een van de andere participanten.
of omstreeksde periode van 17 april 2012 tot en met 1 december 2020 te
, althans in Nederland,
(van in totaal 50.000 euro, althans 40.163 euro),
in elk
geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 1] ,
in elk geval aan
(e)goed
(eren)verdachte anders dan
en/ of belegger en/ of
/ofkrachtens een lening, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
of omstreeksde periode van 2 oktober 2014 tot en met 1 december 2020
te
(een
)geldbedrag
(en) (van in totaal 340.000 euro
),
in elk geval enig goed,
in elk geval aan een ander of
(e)goed
(eren)verdachte anders dan door misdrijf,
als beheerder van een beleggingspool en/of belegger en/of broker en/ofkrachtens een lening, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend,
5.Strafbaarheid feiten
1.subsidiair,
2.subsidiair,
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf en maatregel
8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen
€ 11.400,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2020 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
€ 97,33 kunnen wel worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel passend. De vordering tot vergoeding van immateriële schade ter hoogte van € 10.000,- moet worden afgewezen, omdat deze schade onvoldoende onderbouwd is.
€ 2.388,38 aan beslagkosten en € 4.804,- aan salaris voor de advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente ingaande 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
taakstraf voor de duur van 180 uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
174 urente verrichten taakstraf resteert;
87 dagen;
€ 11.400,- (zegge: elfduizendvierhonderd euro)aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 december 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
€ 11.400,- (zegge: elfduizendvierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
€ 11.400,-niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
15 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van benadeelde partij [aangever 2] te betalen
€273.544,30
(hoofdsom zegge: tweehonderddrieënzeventigduizendvijfhonderdvierenveertig euro en dertig cent)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2019 tot de dag van algehele voldoening.
€273.544,30 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
350 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;