Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- de heer mr. J. Pearson, advocaat van verzoekster.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 23 juli 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet, waarin zij vraagt om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 14 augustus 2025 bepaald. Tijdens deze zitting heeft de advocaat van verzoekster aanvullende stukken ingediend, terwijl verweerster, vertegenwoordigd door mr. J.A. Wesdijk, niet ter zitting verscheen maar wel een verweerschrift indiende. Verzoekster heeft verklaard dat zij voldoende draagkracht heeft om haar huurverplichtingen te voldoen en dat zij een oplossing voor haar schuldenproblematiek zoekt. Verweerster heeft echter aangevoerd dat verzoekster in huurachterstand verkeert en dat het verzoek afgewezen moet worden.
De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet. Aangezien verzoekster een vonnis tot ontruiming had ontvangen, oordeelde de rechtbank dat er inderdaad sprake was van een bedreigende situatie. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en verweerster afgewogen. Verzoekster heeft tijdig haar huur betaald en heeft voldoende inkomsten om aan haar verplichtingen te voldoen. De rechtbank heeft daarom besloten om de voorlopige voorziening toe te wijzen, met voorwaarden, en heeft verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De beslissing houdt in dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis wordt opgeschort voor de duur van zes maanden, mits de huurtermijnen tijdig worden voldaan.