Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- de heer H.S. Mendes Andrade, werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening);
- mevrouw [persoon A] , werkzaam bij [verweerster] (hierna: verweerster).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoeker op 24 juli 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet, waarin hij vraagt om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft op 25 juli 2025 de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 14 augustus 2025. Tijdens de zitting op 14 augustus 2025 zijn zowel verzoeker als vertegenwoordigers van de schuldhulpverlening en verweerster aanwezig geweest. Verzoeker, die momenteel een WW-uitkering ontvangt, heeft aangegeven dat hij voldoende inkomsten heeft om zijn huurbetalingen tijdig te voldoen, ondanks dat er beslag op zijn uitkering ligt. De huur voor augustus 2025 is op tijd voldaan. Verweerster heeft ter zitting verklaard dat de contacten met de schuldhulpverlening goed verlopen, wat haar instemming met het verzoek heeft vergemakkelijkt.
De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoeker bewijs heeft overgelegd van een vonnis tot ontruiming en een aankondiging van verweerster om over te gaan tot ontruiming, concludeert de rechtbank dat er inderdaad een bedreigende situatie is. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven en het minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van verzoeker zwaarder weegt en heeft de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met voorwaarden. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.