ECLI:NL:RBROT:2025:10621

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
FT RK 25/1338 – FT RK 25/1339
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurwoning en schuldsanering

In deze zaak heeft verzoeker op 24 juli 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet, waarin hij vraagt om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft op 25 juli 2025 de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 14 augustus 2025. Tijdens de zitting op 14 augustus 2025 zijn zowel verzoeker als vertegenwoordigers van de schuldhulpverlening en verweerster aanwezig geweest. Verzoeker, die momenteel een WW-uitkering ontvangt, heeft aangegeven dat hij voldoende inkomsten heeft om zijn huurbetalingen tijdig te voldoen, ondanks dat er beslag op zijn uitkering ligt. De huur voor augustus 2025 is op tijd voldaan. Verweerster heeft ter zitting verklaard dat de contacten met de schuldhulpverlening goed verlopen, wat haar instemming met het verzoek heeft vergemakkelijkt.

De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoeker bewijs heeft overgelegd van een vonnis tot ontruiming en een aankondiging van verweerster om over te gaan tot ontruiming, concludeert de rechtbank dat er inderdaad een bedreigende situatie is. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven en het minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van verzoeker zwaarder weegt en heeft de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met voorwaarden. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [rekestnummer 1] – [rekestnummer 2]
uitspraakdatum: 21 augustus 2025
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [plaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 24 juli 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 25 juli 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 14 augustus 2025.
Ter zitting van 14 augustus 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer H.S. Mendes Andrade, werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij [verweerster] (hierna: verweerster).
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 april 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker ontvangt op dit moment een WW-uitkering. Hij verklaart dat op zijn WW-uitkering beslag ligt door de gemeente Rotterdam waardoor hij circa € 1.500,00 per maand ontvangt. Ondanks het beslag heeft hij voldoende inkomsten om zijn vaste lasten, waaronder de lopende huurbetalingen, tijdig te kunnen voldoen. De huur over augustus 2025 is voldaan op 22 juli 2025. Er ontbreken nog een aantal documenten bij schuldhulpverlening. Zodra deze zijn ontvangen kan het schuldhulpverleningstraject worden opgestart. Naar verwachting zal dit in september 2025 zijn. Er zal ook budgetbeheer worden opgestart. Daarmee wordt gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen voortaan tijdig en volledig worden voldaan.

3.Het verweer

Verweerster heeft ter zitting aangevoerd dat de contacten eerder dit jaar, rond mei, tussen verzoeker en schuldhulpverlening niet goed verliepen. Ter zitting heeft verweerster de bevestiging gekregen van verzoeker en schuldhulpverlening dat het contact op dit moment goed verloopt. Voor verweerster is dit van belang. Nu de contacten goed verlopen kan verweerster instemmen met het verzoek. Verweerster heeft ter zitting verklaard dat de huur over augustus 2025 is voldaan.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 april 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 8 mei 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 7 augustus 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 18 april 2024 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker heeft voldoende inkomsten om de lopende huurbetalingen tijdig te kunnen voldoen. De huur over augustus 2025 is voldaan op 22 juli 2025. Schuldhulpverlening heeft verklaard dat het schuldhulpverleningstraject zal worden opgestart zodra de ontbrekende documenten zijn ontvangen. Daarnaast zal er budgetbeheer worden opgestart waarmee de betaling van de lopende huurtermijnen wordt gewaarborgd. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 18 april 2024 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan [adres] te [plaats] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf 25 juli 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.P. Pot, rechter, en in aanwezigheid van I. van Gemerde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2025.