In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot een gedwongen schuldregeling, ingediend door verzoekster op 7 april 2025. Verzoekster had een aantal schuldeisers, waarvan twaalf instemden met de aangeboden regeling, terwijl drie schuldeisers, te weten [schuldeiser 1], [schuldeiser 3] en [schuldeiser 4], weigerden in te stemmen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van deze drie schuldeisers samen 8,1% van de totale schuldenlast uitmaken. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoekster, die haar schuldenproblematiek wilde oplossen, zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeisers. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden, gezien haar financiële situatie en de ontheffing van arbeidsverplichtingen door de gemeente Rotterdam. De rechtbank heeft het verzoek om de weigerende schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en hen veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat er geen reëel perspectief was op afloscapaciteit binnen die regeling. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.