Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[eiser 1] ,
2..[eiser 2] ,
1..[gedaagde 1] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 17 maart 2025, met bijlagen;
- het antwoord;
- de akte van eisers van 13 juni 2025;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2025, gaat het om een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte tussen eisers en gedaagden. Gedaagden, die sinds 1 januari 2014 de bedrijfsruimte huren, hadden tot en met 31 maart 2025 een huurachterstand van € 3.200,14. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling hebben gedaagden de huurachterstand ingelopen, waardoor de eisers alleen nog buitengerechtelijke kosten, contractuele boetes en rente vorderden. Gedaagden betwistten de vordering en stelden dat zij alle huurtermijnen tijdig hadden betaald.
De kantonrechter oordeelde dat gedaagden € 600,- aan contractuele boetes moesten betalen, omdat zij twee keer te laat hadden betaald. De boete was gebaseerd op een boetebeding in de huurovereenkomst, dat een percentage van de huurprijs als boete vaststelde. De kantonrechter wees ook de gevorderde incassokosten toe, maar wees de rente over de huurachterstand af, omdat de boete als schadevergoeding gold en geen rente verschuldigd was. De proceskosten werden voor rekening van gedaagden gesteld, omdat zij grotendeels ongelijk kregen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.
De kantonrechter concludeerde dat de procedure niet onnodig was, ondanks het feit dat er op het moment van de zitting geen huurachterstand meer was. De eisers hadden een langdurig incassotraject doorlopen en de gedaagden waren ook na de dagvaarding in gebreke gebleven met het tijdig betalen van de huur. Het vonnis bevatte een veroordeling tot betaling van € 1.125,37 door gedaagden aan eisers, evenals de proceskosten van € 1.000,73.