ECLI:NL:RBROT:2025:10680

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
11487671 CV EXPL 25-831
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een eenmalige bijdrage aan de Vereniging van Eigenaars door appartementseigenaar

In deze zaak vordert de Vereniging van Eigenaars (VvE) betaling van een eenmalige bijdrage van € 2.916,67 van de gedaagde, die eigenaar is van een appartementsrecht in Rotterdam. De VvE stelt dat de gedaagde, als lid van de VvE, verplicht is om de vastgestelde bijdragen te betalen. De gedaagde betwist het te betalen bedrag en vraagt om onderbouwing, omdat zij van mening is dat er geen werkzaamheden aan haar appartement zijn verricht. De VvE heeft echter op 9 mei 2025 aan de kantonrechter laten weten dat de vordering is voldaan, maar de gedaagde wenst dat de rechter een beslissing neemt over de gevorderde kosten. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde de extra bijdrage moet betalen, omdat het besluit van de VvE om deze bijdrage te heffen onherroepelijk is geworden. De gedaagde heeft niet tijdig gereageerd op het besluit en kan dit niet meer aanvechten. De kantonrechter wijst de vordering van de VvE toe en kent ook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente toe aan de VvE. De proceskosten komen voor rekening van de gedaagde, die grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11487671 CV EXPL 25-831
datum uitspraak: 15 augustus 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Vereniging van Eigenaars [eiseres] te [plaats],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘de VvE’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 30 december 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord;
  • de e-mail van [gedaagde] van 6 februari 2025, met bijlagen;
  • de repliek, met bijlage;
  • de e-mail van de gemachtigde van de VvE van 9 mei 2025 met een doorhalingsverzoek;
  • de e-mail van [gedaagde] van 16 juni 2025;
  • de akte van de VvE van 15 juli 2025.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[gedaagde] is eigenaar van het appartementsrecht aan de [adres] in Rotterdam. Als appartementseigenaar is zij van rechtswege (automatisch en verplicht) lid van de VvE.
2.2.
Als lid van de VvE moet [gedaagde] de vastgestelde bijdrage(n) aan de VvE betalen. De VvE vordert in deze procedure betaling van een bijdrage die [gedaagde] niet heeft betaald. Het gaat om een bedrag van € 2.916,67. De VvE vordert daarnaast buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.
2.3.
[gedaagde] is het niet eens met het te betalen bedrag. Het gaat om een extra bijdrage. Zij wil een onderbouwing voor het bedrag zien en vindt dat er niets aan haar appartement (een van de eengezinswoningen in het complex) wordt gedaan.
2.4.
Op 9 mei 2025 heeft de VvE aan de kantonrechter laten weten dat zij de zaak wil doorhalen, omdat de hele vordering is voldaan. [gedaagde] heeft daarop laten weten dat zij wil dat de rechter een beslissing neemt over de kosten die de VvE heeft gevorderd. Omdat de procedure alleen kan worden doorgehaald als de gedaagde partij daarmee instemt, zal de kantonrechter alsnog een beslissing nemen. Die beslissing is gebaseerd op de processtukken tot en met de conclusie van repliek. [gedaagde] heeft niet (op tijd) gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid om hier inhoudelijk op te reageren.
[gedaagde] moet de extra bijdrage betalen
2.5.
De kantonrechter wijst de vordering van de VvE toe. [gedaagde] heeft – op verzoek van de kantonrechter – de notulen overgelegd van de vergadering van 7 mei 2024, waarin is besloten dat de appartementseigenaars extra bijdragen moeten betalen, omdat er al sprake is van een negatief reservefonds. Dat besluit moet worden uitgevoerd. Op 30 mei 2024 heeft de VvE de extra bijdrage, die voor [gedaagde] € 2.916,67 is, bij haar in rekening gebracht. Dit bedrag moest volgens de factuur binnen twee weken worden betaald.
2.6.
[gedaagde] kan in deze procedure het besluit van 7 mei 2024 niet meer aantasten. Het besluit is namelijk onherroepelijk geworden. Als [gedaagde] het niet eens was met het besluit, had zij binnen één maand nadat zij van het besluit kennis had genomen of had kunnen nemen een verzoek moeten indienen bij de kantonrechter en vernietiging van het besluit moeten vragen. Die termijn staat in de wet (artikel 5:130 van het Burgerlijk Wetboek) en in de notulen van de vergadering staat dit ook nog eens benoemd. Omdat [gedaagde] dit niet heeft gedaan (althans daarvan is niet gebleken), is het besluit definitief en moet zij zich daaraan houden. De kantonrechter ziet in de stukken geen aanwijzing voor nietigheid van het besluit (wat zou inhouden dat het hoe dan ook niet geldig is).
2.7.
De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] verder zo, dat zij vindt dat de VvE werkzaamheden moet verrichten aan haar appartement. Dat zou dan om de gemeenschappelijke gedeelten moeten gaan. Zij heeft echter niet duidelijk gemaakt wat er dan precies moet gebeuren en ook niet waarom dat haar een reden zou geven om haar betalingsverplichting op te schorten. Ook dit verweer slaagt dus niet. De vordering van de VvE om de achterstallige bijdrage(n) te betalen, wordt daarom toegewezen.
Geen veroordeling om toekomstige bijdragen te betalen
2.8.
Niet gebleken is dat [gedaagde] de maandelijkse bijdrage van (op het moment van dagvaarden) € 258,46 per maand niet betaalt. Zij heeft erkend dat zij dit bedrag maandelijks moet betalen en zegt dat zij dat ook doet. Omdat de vordering van de VvE gelijk is aan de eenmalige extra bijdrage, gaat de kantonrechter er ook vanuit dat deze maandbedragen steeds door [gedaagde] worden betaald. Daarom ziet de kantonrechter geen aanleiding om haar te veroordelen om de toekomstige, nog niet opeisbare, bijdragen te betalen.
[gedaagde] moet incassokosten van € 504,17 betalen
2.9.
Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt € 504,17 toegewezen. Dit is het bedrag dat staat in de brief van 24 september 2024 waarmee [gedaagde] de kans heeft gekregen om alsnog zonder extra kosten te betalen (artikel 6:96 lid 6 BW). Omdat de VvE dit bedrag heeft genoemd, bestaat geen recht op een hogere vergoeding. Verder is aan alle voorwaarden voldaan om een vergoeding te krijgen.
[gedaagde] moet rente betalen
2.10.
De rente wordt toegewezen, omdat de VvE genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Aan vervallen rente wordt, zoals gevorderd, € 45,42 toegewezen. Daarnaast moet [gedaagde] de wettelijke rente over € 2.916,67 vanaf de dag van dagvaarding betalen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.11.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan de VvE moet betalen op € 137,38 aan dagvaardingskosten, € 514,- aan griffierecht, € 476,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 238,-) en € 119,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.246,38. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat de VvE dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan de VvE te betalen € 3.466,26 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 2.916,67 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van de VvE worden begroot op € 1.246,38;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
51909