ECLI:NL:RBROT:2025:10688

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
11587953 CV EXPL 25-5590
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake leaseovereenkomst en betalingsachterstand tussen Axus Nederland N.V. en gedaagden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Axus Nederland N.V. en gedaagden, bestaande uit [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. De zaak betreft een leaseovereenkomst die op 27 oktober 2021 is gesloten voor een Opel Movano. Axus stelt dat [gedaagde 1] verschillende facturen onbetaald heeft gelaten, waardoor een bedrag van € 11.943,01 aan Axus verschuldigd is. Gedaagden zijn hoofdelijk verbonden voor de verplichtingen van [gedaagde 1]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de leaseovereenkomst op 28 augustus 2024 is geëindigd en dat gedaagden tot die datum leasetermijnen moeten betalen, ongeacht het feit dat de auto voor reparaties bij de garage stond. Gedaagden hebben geen bewijs geleverd voor hun stelling dat er een afkoopsom was afgesproken, en de kantonrechter heeft de eis van Axus toegewezen. Daarnaast zijn gedaagden ook aansprakelijk voor incassokosten en rente. De totale vordering van Axus, inclusief proceskosten, bedraagt € 14.500,02. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11587953 CV EXPL 25-5590
datum uitspraak: 11 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Axus Nederland N.V.,die handelt onder de naam
ALD Automotive,
vestigingsplaats: Hoofddorp,
eiseres,
gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2. [gedaagde 2],
3. [gedaagde 3],
vestigingsplaats/woonplaats: [plaats] ,
gedaagden,
vertegenwoordigd door: gedaagde sub 2, bijgestaan door de heer [persoon A] .
De partijen worden hierna ‘Axus’, ‘ [gedaagde 1] ’, ‘ [gedaagde 2] ’ en ‘ [gedaagde 3] ’ genoemd. De gedaagden worden gezamenlijk ‘ [gedaagde 2] c.s.’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 27 februari 2025, met bijlagen;
  • het mondelinge antwoord;
  • het aanvullende antwoord (de e-mail van [gedaagde 2] c.s. van 16 april 2025);
  • de repliek.
1.2.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde 2] c.s. geen dupliek genomen.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
Axus en [gedaagde 1] hebben op 27 oktober 2021 een leaseovereenkomst gesloten met betrekking tot de auto van het merk Opel Movano met kenteken [kentekennummer] . De leaseovereenkomst is inmiddels geëindigd.
2.2.
Axus stelt dat [gedaagde 1] in het kader van de hiervoor genoemde leaseovereenkomst verschillende facturen onbetaald heeft gelaten. Volgens Axus is [gedaagde 1] daarom nog een bedrag van € 11.943,01 aan haar verschuldigd. Omdat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] vennoten zijn van [gedaagde 1] , zijn zij hoofdelijk verbonden voor de nakoming van de verbintenissen van [gedaagde 1] . Axus eist daarom dat de kantonrechter [gedaagde 2] c.s. veroordeelt om € 11.943,01 aan haar te betalen. Omdat [gedaagde 1] de facturen niet op tijd heeft betaald, eist Axus dat [gedaagde 2] c.s. ook een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten en de rente aan haar moet betalen.
2.3.
De kantonrechter wijst de eis van Axus toe. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde 2] c.s. erkent dat zij nog € 6.743,54 aan Axus moet betalen
2.4.
Axus eist betaling van een bedrag van € 11.943,01 aan onbetaald gelaten facturen. De kantonrechter leidt uit de door Axus overgelegde facturen af dat dit bedrag betrekking heeft op de beëindigingskosten wegens het vroegtijdig inleveren van de auto, de leasetermijnen over de periode 1 juli 2024 tot en met 28 augustus 2024, het eigen risico in verband met schade aan de auto, de kosten wegens het ontbreken van de reservesleutel en de kosten voor het bijvullen van AdBlue door de garage.
2.5.
[gedaagde 2] c.s. erkent dat zij de factuur van 18 oktober 2024 met de beëindigingskosten van € 6.743,54 (factuurnummer [factuurnummer 1] ) nog aan Axus moet betalen. Dit bedrag is zij dus in ieder geval aan Axus verschuldigd. Tussen partijen is in geschil of [gedaagde 2] c.s. ook het resterende bedrag van € 5.199,47, aan Axus moet betalen.
Het is niet vast komen te staan dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde 2] c.s. enkel nog een bedrag van € 6743,54 als afkoopsom aan Axus moet betalen
2.6.
Als meest verstrekkende verweer heeft [gedaagde 2] c.s. aangevoerd dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde 2] c.s. enkel nog het hiervoor genoemde bedrag van € 6.743,54 als afkoopsom aan Axus moet betalen. Volgens [gedaagde 2] c.s. is zij daarom naast dat bedrag niets aan Axus verschuldigd. Het voorgaande wordt door Axus betwist.
2.7.
[gedaagde 2] c.s. draagt de stelplicht en bewijslast van de stelling dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde 2] c.s. enkel nog een bedrag van € 6743,54 als afkoopsom aan Axus hoeft te betalen (artikel 150 Rv). [gedaagde 2] c.s. heeft echter geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat partijen die afspraak hebben gemaakt. Daarbij heeft Axus bij repliek toegelicht dat het bedrag van € 6.743,54 betrekking heeft op de beëindigingskosten die [gedaagde 2] c.s. op grond van artikel 17 van de algemene voorwaarden aan Axus verschuldigd is in verband met het vroegtijdig eindigen van de leaseovereenkomst. Axus stelt dat zij [gedaagde 2] c.s. bij het inleveren van de auto op deze ‘bijkomende’ kosten heeft gewezen. [gedaagde 2] c.s. heeft dit, door af te zien van het geven van een nadere reactie hierop waartoe zij in de gelegenheid is gesteld, niet meer weersproken.
2.8.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt de kantonrechter tot het oordeel dat [gedaagde 2] c.s. de stelling dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde 2] c.s. enkel nog een bedrag van € 6743,54 als afkoopsom aan Axus hoeft te betalen onvoldoende heeft onderbouwd en dat dit daarom niet is komen vast te staan. Dit verweer slaagt daarom niet.
[gedaagde 2] c.s. is de leasetermijnen over de periode 1 juli 2024 tot en met 28 augustus 2024 aan Axus verschuldigd
2.9.
[gedaagde 2] c.s. heeft verder aangevoerd dat zij de auto in juli 2024 naar de garage heeft gebracht voor reparatie en sindsdien geen gebruik meer heeft gemaakt van de auto. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [gedaagde 2] c.s. meent dat zij vanaf dat moment geen leasetermijnen meer aan Axus verschuldigd is.
2.10.
Axus erkent dat [gedaagde 2] c.s. de auto in juli 2024 naar de garage heeft gebracht voor reparaties en derhalve de auto vanaf dat moment feitelijk niet meer heeft gebruikt, maar volgens Axus is de leaseovereenkomst tussen partijen pas op 28 augustus 2024 geëindigd. [gedaagde 2] c.s. heeft dit laatste niet betwist of weersproken en heeft ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de leaseovereenkomst op een eerder moment al door haar is opgezegd of op andere wijze is beëindigd. Daarbij heeft [gedaagde 2] c.s. bij antwoord erkend dat zij pas na de reparatie van de auto met Axus contact heeft opgenomen om de auto in te leveren. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de leaseovereenkomst inderdaad pas op 28 augustus 2024 is geëindigd. Dit betekent dat [gedaagde 2] c.s. tot en met die datum de leasetermijnen aan Axus moet betalen. De omstandigheid dat de auto vanaf juli 2024 bij de garage stond en [gedaagde 2] c.s. derhalve feitelijk geen gebruik meer kon maken van de auto, maakt dat niet anders. Zolang de leaseovereenkomst tussen partijen voortduurt, komt het als gevolg van reparaties niet kunnen gebruiken van de auto immers in beginsel voor rekening en risico van [gedaagde 2] c.s., tenzij partijen anders hebben afgesproken. Van dit laatste is niet gebleken.
2.11.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde 2] c.s. de leasetermijn voor de maand juli 2024 van € 1.253,81 (factuur [factuurnummer 2] ) en de leasetermijn voor de periode 1 augustus tot en met 28 augustus 2024 van € 1.132,49 (zie factuur [factuurnummer 3] ) aan Axus verschuldigd is. Daarbij merkt de kantonrechter op dat, voor zover [gedaagde 2] c.s. in de veronderstelling verkeerd dat Axus in deze procedure ook betaling eist van leasetermijnen voor de periode na 28 augustus 2024, dit onjuist is. Hoewel het klopt dat Axus in eerste instantie ook de leasetermijnen voor de periode van 29 augustus 2024 tot en met 31 oktober 2024 bij [gedaagde 2] c.s. in rekening heeft gebracht, heeft zij die leasetermijnen bij factuur van 18 oktober 2024 (factuur [factuurnummer 3] ) gecrediteerd.
[gedaagde 2] c.s. is het eigen risico in verband met schade aan de auto, kosten voor het ontbreken van de reservesleutel en kosten voor het bijvullen van de AdBlue aan Axus verschuldigd
2.12.
[gedaagde 2] c.s. heeft tot slot de verschuldigdheid van het eigen risico in verband met schade aan de auto van in totaal € 2.452,33 (zie facturen [factuurnummer 4] , [factuurnummer 5] en [factuurnummer 6] ), de kosten voor het ontbreken van de reservesleutel bij het inleveren van de auto van € 250,00 (factuur [factuurnummer 7] ) en de kosten voor het bijvullen van de AdBlue door de garage op 6 mei 2024 en 14 augustus 2024 van in totaal €110,84 (zie facturen [factuurnummer 8] en [factuurnummer 5] ) niet concreet betwist. De kantonrechter komt daarom tot het oordeel dat [gedaagde 2] c.s. ook die bedragen – van in totaal € 2.813,17 – aan Axus verschuldigd is.
[gedaagde 2] c.s. moet in totaal € 11.943,01 aan Axus betalen
2.13.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde 2] c.s. in totaal € 11.943,01 aan Axus verschuldigd is. Het is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde 2] c.s. een deel hiervan al aan Axus heeft betaald. De kantonrechter veroordeelt daarom [gedaagde 2] c.s. om dit bedrag aan Axus te betalen.
[gedaagde 2] c.s. moet incassokosten van € 1.791,45 betalen
2.14.
De incassokosten van € 1.791,45 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). Op grond van artikel 5.5 van de algemene voorwaarden bij de leaseovereenkomst worden de buitengerechtelijke incassokosten vastgesteld op 15% van de hoofdsom.
[gedaagde 2] c.s. moet rente betalen
2.15.
De contractuele rente van 18% per jaar wordt toegewezen, omdat Axus genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde 2] c.s. dat niet heeft betwist. Axus heeft onbetwist gesteld dat de rente tot 21 februari 2025 € 765,56 bedraagt.
[gedaagde 2] c.s. moet de proceskosten betalen
2.16.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde 2] c.s., omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde 2] c.s. aan Axus moet betalen op € 125,11 aan dagvaardingskosten, € 1.461,00 aan griffierecht, € 812,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 406,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 2.533,11. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.17.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Axus dat eist en [gedaagde 2] c.s. daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde 2] c.s. hoofdelijk om aan Axus te betalen € 14.500,02 met de contractuele rente van 18% per jaar over een bedrag van € 11.943,01 vanaf 21 februari 2025 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde 2] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van Axus worden begroot op € 2.533,11;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
62828