5.3.Bewijswaardering met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde
Onder feit 4 wordt verdachte het tezamen en in vereniging witwassen van voorwerpen en onroerend goed verweten.
Vrijspraak tassen en goud
Aan verdachte is ten laste gelegd het witwassen van tassen, sieraden, goud, contante geldbedragen tot in elk geval € 400.000,- en onroerend goed (één of meer appartementen). Voor het witwassen van tassen en goud wordt tegen verdachte geen bewijs gevonden in het dossier. De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.
Dit is anders voor de sieraden, de contante geldbedragen en het onroerend goed.
Sieraden
In de woning van de verdachte worden drie kaartjes met het opschrift ‘Artaria Filigran’, een juwelier in Kosovo, aangetroffen. Op 4 oktober 2022 is daar voor een bedrag van € 1.800,- gekocht, op 5 oktober 2022 voor een bedrag van € 1.640,- en op 27 oktober 2022 voor een bedrag van € 340,-, totaal dus voor een bedrag van € 3.780,- in nog geen maand tijd. Alle betalingen zijn contant gedaan. Niet betwist is door verdachte dat zij zowel op 4 en 5 als op 27 oktober 2022 in Kosovo is geweest. Zij heeft ter zitting verder verklaard dat ‘het gouden kettinkje’ een cadeau was.
Tussenconclusie
Daarmee acht de rechtbank het verwerven en voorhanden hebben van sieraden voor verdachte bewezen. Of deze sieraden van misdrijf afkomstig waren zal hierna worden besproken.
Contante geldbedragen
Op basis van het dossier worden door de rechtbank de volgende vaststellingen gedaan omtrent de contante geldbedragen.
Stortingen
Op verschillende momenten in de ten laste gelegde periode stort de verdachte een bedrag van in totaal € 33.100,- contant op haar bankrekeningen. Echter, in het verhoor van 27 februari 2023 wordt aan de verdachte door de politie voorgehouden dat in het proces-verbaal met documentcode [documentcode 1] een aantal opnames abusievelijk zijn geregistreerd als stortingen. Vervolgens wordt in dat verhoor verwezen naar een proces-verbaal met documentcode [documentcode 2] , maar dat proces-verbaal heeft de rechtbank niet aangetroffen in het dossier. De rechtbank zal daarom het in het verhoor genoemde bedrag van € 2.430,- in mindering brengen op het bedrag waarmee bij de bewezenverklaring rekening wordt gehouden.
Contant geld vakantie Ibiza
Voor hun gezamenlijke vakantie naar Ibiza van 20 tot en met 25 augustus 2022 hebben de verdachte en de [medeverdachte 1] € 9.000,- aan contant geld meegenomen. De verklaring van de verdachte ter zitting, inhoudende dat zij vrijwel geen contant geld mee heeft genomen naar Ibiza en dat zij niks heeft uitgegeven omdat zij verging van de rugpijn, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde, nu in het gesprek tussen de verdachte en haar zus [medeverdachte 1] op 19 augustus 2022, een dag voor vertrek naar Ibiza, de specifieke instructie door [medeverdachte 1] aan de verdachte wordt gegeven om “
die negen” mee te nemen en uit het onderzoek is gebleken dat er voor de vakantie op Ibiza, met uitzondering van betaling van de reissom, geen geld is afgeschreven van de rekeningen van de verdachte en haar zus. De rechtbank wijst op de verdere inhoud van dit telefoongesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 1] waarin wordt gesproken over het reserveren van een VIP-tafel bij een feest waar Armin van Buuren zou draaien à raison van € 3.000,-. Gezien het voorgaande ligt het in de rede om “die negen” te verstaan als € 9.000,-.
Overdracht € 100.00 aan [medeverdachte 4]
De verdachte heeft met de [medeverdachte 1] op 13 oktober 2022 op Schiphol een bedrag van € 100.000,- contant aan [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) overhandigd. Verdachte’s verklaring ter zitting dat zij geen geld aan [medeverdachte 4] heeft meegegeven maar zoetigheid voor onderweg, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. Ook de verklaring van [medeverdachte 4] die hij bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, inhoudende dat het bij hem aangetroffen geld van hem was, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. Overigens verklaart hij niet over zoetigheid voor onderweg. De bevindingen in het dossier laten iets anders zien. De verdachte en [medeverdachte 1] hebben, voordat zij [medeverdachte 4] hebben afgezet op Schiphol, een gesprek met hem gehad in het Brugrestaurant aan de A4. Dit gesprek is afgeluisterd. Tijdens dit gesprek heeft [medeverdachte 4] telefonisch contact met iemand. Hij zegt dan dat hij de voorschotten heeft, dat hij gaat kijken wat in de auto ligt en dat hij dat mee zal nemen. Later zegt [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 4] dat ze het geld in de auto hebben gelaten en vraagt ze hem hoe hij het mee gaat nemen. [medeverdachte 4] zegt dan tegen haar dat “
hier” (de rechtbank begrijpt: op Schiphol) niet veel wordt gecontroleerd. Door het observatieteam wordt gezien dat [medeverdachte 1] een witkleurig gevuld tasje van 20x30 centimeter uit haar kofferbak pakt, waarna zij achterin de auto stapt naast [medeverdachte 4] en verdachte wegrijdt. Even later wordt [medeverdachte 4] afgezet bij Departures 3. Als [medeverdachte 4] er bij de Douane uit wordt gehaald en gevraagd wordt hoeveel geld hij bij zich heeft, verklaart hij dat het € 20.000,- is en van hemzelf is. Deze verklaring is alleen al hoogst merkwaardig omdat het bedrag dat hij bij zich draagt, iets meer dan € 100.000,- is. Tot slot wijst de rechtbank op het gesprek dat verdachte met [naam 1] heeft op 13 oktober 2022 in de avond rond 20:05 uur waarin ze zegt dat ze nog niks hebben gehoord en dat haar zus zit te stressen, maar dat “
hij” pas om kwart over acht landt.
Hieruit leidt de rechtbank af dat bij de ontmoeting in het brugrestaurant gesproken is over de appartementen in Kosovo, dat verdachte en haar zus geld aan [medeverdachte 4] zouden geven, dat hij dit voor hen mee zou nemen naar Kosovo als betaling voor deze appartementen, dat dit geld in de achterbak van de auto lag en dat [medeverdachte 1] dit geld, gezeten op de achterbank aan [medeverdachte 4] heeft gegeven, waarbij verdachte de auto heeft bestuurd, waarna ze [medeverdachte 4] afzetten bij Departures voor zijn vlucht naar Kosovo.
Overdracht € 50.000 aan [medeverdachte 5]
De verdachte heeft via de [medeverdachte 1] in de periode van 31 oktober 2022 tot en met 1 november 2022 een bedrag van € 50.000,- contant aan [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) overhandigd. [medeverdachte 1] heeft via WhatsApp met [medeverdachte 4] gecomunniceerd op 30 oktober 2022 dat zij [medeverdachte 5] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 5] ) gesproken heeft en dat zij hem morgen die 100 zou geven. Op 31 oktober chat ze dat ze voor vandaag geen 100 maar 50 heeft, dat ze niet meer kon regelen. Op 1 november zegt ze weer tegen [medeverdachte 4] dat ze vandaag om 12.30 uur de afspraak met [medeverdachte 5] had en dat ze vandaag niet meer dan 50 kon doen. Uit gelijktijdige chats met [naam 2] blijkt dat het hier gaat om een betaling door [medeverdachte 1] van € 100.000,- voor het huis in Kosovo. Op 30 oktober 2022 wordt [medeverdachte 1] door [naam 2] gefeliciteerd met “
het grote huis” en wordt geschreven “
100.000 vooraf!”. Op 1 november 2022 schrijft [medeverdachte 1] : “
die 50 met [medeverdachte 5] is afgehandeld” en op 3 november 2022 vraagt ze of het is afgehandeld waarop [naam 2] antwoordt dat [medeverdachte 5] heeft geaccepteerd en een deel in Nederland zal afgeven en een deel zelf zal brengen.
In het huis van verdachte is een kluis met daarin € 126.000,- contant geld aangetroffen, verpakt in bundels. Op die bundels werden notities aangetroffen die leken op een administratie. Op één van die briefjes stond “
[medeverdachte 5]10050”. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte vanuit de kluis € 50.000,- aan [medeverdachte 1] heeft gegeven die het weer aan [medeverdachte 5] heeft afgegeven om dit naar [medeverdachte 4] in Kosovo te brengen als betaling voor een door [medeverdachte 1] en haar zus aangeschafte woning.
Kluis
In de kluis in de woning van verdachte wordt, zoals eerdergenoemd, een bedrag van
€ 126.000,- contant aangetroffen. Hierover heeft verdachte noch [medeverdachte 1] een inhoudelijke verklaring afgelegd. Wel heeft verdachte afstand gedaan van dit geldbedrag.
Tussenconclusie
Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte in de ten laste gelegde periode contante geldbedragen heeft verworven en voorhanden gehad. Of deze contante geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn geweest zal hierna worden besproken.
Het onroerend goed
Niet weersproken door de verdachte of haar zus is dat zij bezig zijn geweest met het kopen van onroerend goed in Kosovo. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat de koop uiteindelijk niet is doorgegaan. Daartoe is namens haar een verklaring, ogenschijnlijk van de verkoper, overgelegd waarin de koop werd ontbonden.
De rechtbank stelt vast dat er in het dossier sprake is van vier woningen in het project Allegro. Van twee woningen is een voorverkoopcontract aangetroffen, één voor [medeverdachte 1] en één voor de verdachte. In beide voorverkoopcontracten wordt een betalingsschema afgesproken waarbij tot 15 oktober 2022 voor allebei € 55.000,- moet zijn betaald, nog een deel in december en dan nog € 20.000,- bij voltooiing. Uit een bericht van 24 november 2022 van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 4] blijkt dat zij tot dat moment al € 425.000,- heeft betaald waarbij uit de context duidelijk wordt dat dit voor de huizen is geweest. De verdachte zegt in een telefoongesprek met Joan op 29 oktober 2022 dat zij een huis heeft gekocht en haar zus ook, dat zij er samen nog twee andere bijgenomen hebben om te verhuren en dat ze die over een jaar gaan verkopen omdat ze dan de dubbele waarde ervan hebben.
Tussenconclusie
De rechtbank leidt uit deze bevindingen af dat alle betalingen voor de huizen zijn gedaan en dat de verdachte met [medeverdachte 1] als eigenaren beschikten over vier huizen in Kosovo.
De rechtbank zal nu beoordelen of de hierboven benoemde sieraden, contante geldbedragen en het onroerend goed direct of indirect van misdrijf afkomstig waren.
Het beoordelingskader voor witwassen
Als de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat voorwerpen of geld uit enig misdrijf afkomstig zijn, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Als de verdachte zo'n verklaring geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden, waaronder het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
De verklaring van verdachte
Namens de verdachte is aangevoerd dat de geldbedragen die op haar rekening zijn gestort, afkomstig zijn van de verkoop van haar woning. Het gouden kettinkje was een cadeau. De koopovereenkomst die zag op de aankoop van het appartement in Kosovo is ontbonden na de aanhouding van de verdachte, zodat niet kan worden vastgesteld dat onroerend goed is verworven. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank waar het om het in de kluis aangetroffen geldbedrag van € 126.000,- gaat.
Het oordeel van de rechtbank over de verklaring van verdachte
De verklaring van verdachte is verder op geen enkele wijze onderbouwd, waardoor enige verificatie niet heeft kunnen plaatsvinden. Gezien de contante aankopen op data waarop de verdachte zelf in Kosovo was, in combinatie met het bij de verdachte aantreffen van de ketting met de andere sieraden en de bijbehorende kaartjes, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte zelf alle sieraden, waaronder het gouden kettinkje, heeft aangeschaft met contant geld voor het bezit waarvan zij geen redengevende verifieerbare verklaring heeft gegeven.
Voor het namens verdachte naar voren gebrachte standpunt dat de contant gestorte bedragen op haar bankrekeningen afkomstig waren van de verkoop van haar woning, ontbreekt feitelijke onderbouwing. Uit het dossier blijkt dat de verdachte haar woning in 2021 heeft verkocht en overgedragen op 30 september 2021 en dat de overwaarde van de woning, een bedrag van € 185.308, op 1 oktober 2021 via de notaris op haar bankrekening is gestort. Hieruit leidt de rechtbank af dat de opbrengst van de verkoop van haar woning via haar bankrekening is verlopen en niet via contante stortingen. Het ontgaat de rechtbank in dit verband overigens hoe het mogelijk zou kunnen zijn dat de contante stortingen in 2019, 2020 en 2021 vóór het moment van verkoop van de woning afkomstig kunnen zijn geweest uit de verkoop van verdachte’s woning in 2021.
De verklaring van verdachte dat de koop van de appartementen in Kosovo niet is doorgegaan, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Gebleken is dat [medeverdachte 1] grote contante geldbedragen naar Kosovo heeft laten transporteren om voor deze appartementen te betalen. In totaal in elk geval een bedrag van € 425.000,-, wat gezien de prijzen van de vier appartementen moet worden gezien als (vrijwel) volledige betaling. Nu de rechtbank de verklaring dat de koop niet is doorgegaan, passeert, geldt ook voor het onroerend goed in Kosovo dat het niet anders kan zijn dan dat dit uit misdrijf verkregen onroerend goed betreft.
Het ter terechtzitting door de advocaat overgelegde stuk, waaruit zou moeten volgen dat de verkoop niet is doorgegaan, wordt door de rechtbank buiten beschouwing gelaten omdat het in de eerste plaats niets verduidelijkt omtrent betalingen maar bovendien door het moment van indienen niet kan worden geverifieerd.
De rechtbank komt gezien het vorenstaande tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van sieraden, contante geldbedragen en onroerend goed.
Medeplegen
De rechtbank stelt op basis van bevindingen in het dossier vast dat [medeverdachte 1] met de door haar gepleegde ambtelijke omkoping veel geld verdiende. De verdachte speelde bij het witwassen van het met deze feiten verdiende geld een belangrijke rol.
In haar huis werd een kluis aangetroffen met daarin € 126.000,- in bundels verpakt. Op verschillende bundels werden briefjes aangetroffen die in samenhang met elkaar een administratie van het geld in de kluis waren. Zo werd de aantekening “
Vak 10.000” en “
[medeverdachte 5]10050” aangetroffen. Die laatste aantekening past bij de WhatsApp communicatie tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] waarin [medeverdachte 1] op 31 oktober 2022 zegt dat ze voor vandaag geen 100 maar 50 heeft en een chat van 3 november 2022 waarin wordt gezegd dat [medeverdachte 5] heeft geaccepteerd, een deel in Nederland zal afgeven en een deel zelf zal brengen.
De verdachte heeft in de loop der jaren grote bedragen contant op haar bankrekening gestort waardoor ze in november 2022 problemen met de Rabobank krijgt. Ze krijgt het verzoek van de bank om de herkomst van contante stortingen aan te tonen. De verdachte raakt hierover in paniek en bespreekt dit op 7 november 2022 met haar vriendin [naam 1] . In dat gesprek zegt ze onder meer dat zij nu de klap voor twee opvangt, dat haar zus heeft gezegd dat het niet had moeten doen, maar dat ze moeilijk al dat contante geld thuis kan houden. Op 9 november 2022 zegt de verdachte, wederom in gesprek met [naam 1] , dat zij van alles voor haar zus moet doen (“
neem dit even mee, neem dat even mee”) en dat haar zus haar wel kan beschuldigen dat ze het zelf heeft gedaan, waarbij het weer gaat over de contante stortingen op haar rekening, maar dat haar zus het ook gewoon wist.
In een telefoongesprek op 14 november 2022 zegt de verdachte over [medeverdachte 1] tegen haar vriendin [naam 1] “
Nee, maar zonder mij, alleen redt zij dit niet. Zij kan het niet alleen, dat is het hele probleem. Snap je. Dus heeft zij mij nodig. Dat weet zij”.
De rechtbank leidt uit deze bevindingen af dat de verdachte voor haar zus niet alleen steun en toeverlaat, maar ook beheerder van (een deel van) het contante geld en administrateur daarvan was. Daarnaast heeft zij volop meegeprofiteerd van het geld dat met [medeverdachte 1] ’s strafbare handelen werd verdiend, aangezien zij meeging op de deels contant betaalde vakanties, contant geld uit de kluis meenam op vakantie, contant geld stortte op haar bankrekening en over twee appartementen in Kosovo kon beschikken die met contant geld zijn betaald.
Daarmee acht de rechtbank ook het medeplegen bewezen. Het onder 4 ten laste gelegde wordt door de rechtbank bewezen verklaard.