Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Rechtbank Rotterdam
In de zaak tegen de verdachte, geboren in 2003, heeft de rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2025 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van verkrachting, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is om tot een veroordeling te komen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de aangeefster inconsistent zijn en niet wettig en overtuigend bewijs leveren voor de tenlastelegging. De aangeefster had verklaard dat de verdachte haar had gedwongen tot seksuele handelingen, maar de rechtbank vond dat de verklaringen van de verdachte, die ontkende dat er sprake was van dwang of geweld, meer consistent en gedetailleerd waren. De rechtbank heeft ook gekeken naar ondersteunend bewijs, zoals audioberichten die de aangeefster had verzonden, maar deze waren niet in overeenstemming met haar verklaringen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte niet schuldig is aan de ten laste gelegde feiten en heeft hem vrijgesproken. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte is vrijgesproken. De kosten van de verdediging zijn begroot op nihil.