ECLI:NL:RBROT:2025:10744

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2025
Publicatiedatum
9 september 2025
Zaaknummer
10/152334-25; 10/147541-23 (gev. ttz.) en TUL VV: 10/124889-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van vuurwapens en bedreiging met vuurwapen in Rotterdam

Op 8 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van een vuurwapen en bedreiging met een vuurwapen. De verdachte, geboren in 2000 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd beschuldigd van het in bezit hebben van een pistool en het bedreigen van onbekend gebleven personen door met een vuurwapen in de lucht te schieten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 16 juni 2023 met vuurwapens heeft geschoten in Rotterdam, wat leidde tot de bedreiging van omstanders. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een poging tot doodslag, maar achtte de bedreiging met een vuurwapen bewezen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een uitgebreide justitiële voorgeschiedenis en de noodzaak voor hulpverlening. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10.152334.25; 10/147541-23 (gev. ttz.)
Parketnummer vordering TUL VV: 10/124889-22
Datum uitspraak: 8 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] [postcode 1] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 augustus 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding en hetgeen zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Daalder heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/147541-23 feit 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummers 10/152334-25 en 10/147541-23 feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een inspanningsverplichting voor dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/124889-22.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering 10/147541-23 feit 1 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde (poging doodslag) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering 10/152334-25 en 10/147541-23 feit 2
De verdachte heeft het ten laste gelegde bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering 10/147541-23 feit 1 subsidiair
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met een vuurwapen door het schieten naar of in de richting van andere personen, het in de lucht schieten en/of het tonen van een vuurwapen.
4.3.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe primair aangevoerd dat onvoldoende duidelijk is wat er precies is gebeurd. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de bedreigde op de hoogte moet zijn geweest van de bedreiging en dat is niet het geval. Het slachtoffer heeft namelijk geen aangifte gedaan.
4.3.3.
Beoordeling door de rechtbank
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Uit de getuigenverklaringen, processen-verbaal van bevindingen, rapporten en verklaringen van de verdachte maakt de rechtbank op dat op 16 juni 2023 met vuurwapens is geschoten op de Stoomtramweg te Rotterdam. De verdachte heeft ter zitting herhaald dat hij in de lucht heeft geschoten om de op hem schietende persoon af te schrikken. Hoewel uit het dossier blijkt dat twee voertuigen en een vuilcontainer een schotinslag hebben en getuigen hebben gezien dat er over en weer is geschoten, is niet komen vast te staan dat de verdachte gericht heeft geschoten op andere personen. Ook blijkt uit het dossier niet dat de verdachte een vuurwapen heeft getoond. Het aanwezige bewijsmateriaal is onvoldoende overtuigend om tot een bewezenverklaring te komen van wat subsidiair onder het eerste en derde streepje ten laste is gelegd. Wel staat vast dat de verdachte op 16 juni 2023 met een vuurwapen meerdere malen in de lucht heeft geschoten.
Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, is voor een bewezenverklaring van bedreiging niet vereist dat de bedreiging op de bedreigde in kwestie een zodanige indruk heeft gemaakt dat werkelijk vrees is opgewekt. Wel moet de bedreiging van dien aard zijn en onder zulke omstandigheden zijn gedaan dat deze in het algemeen een dergelijke vrees kan opwekken.
Door met een automatisch vuurwapen meerdere malen in de lucht te schieten – kan de redelijke vrees ontstaan dat men slachtoffer zou kunnen worden van een misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte door aldus te handelen één of meer onbekend gebleven personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4.3.4.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
10/152334-25
hij
op
of omstreeks18 mei 2025 te Rotterdam,
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Springfield Armory, model XD9 compact, kaliber 9x19mm,
en
/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op het art. 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 13 kogelpatronen, kaliber 9x19 mm, voorhanden heeft gehad;
10/147541-23
hij
op
of omstreeks16 juni 2023 te Rotterdam
één of meer tot op heden onbekend gebleven personen
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware
mishandeling, door
- meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen te schieten naar/in de richting van die onbekend gebleven pers(o)on(en) en/of
- meermalen
, althans eenmaal,met een vuurwapen in de lucht te schieten;
en/of
- aan die onbekend gebleven pers(o)on(en) een vuurwapen te tonen;
2
hij op
of omstreeks16 juni 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en)een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch pistool, van het merk: Glock, type Model: 19 gen 4, kaliber: 9 millimeter zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren
en
/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1, onder 4 gelet op artikel 2, lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten één of meer kogelpatronen van het kaliber 9 millimeter voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10/152334-25
-
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
10/147541-23
-
Feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
-
Feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie IIen

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op meerdere momenten op de openbare weg en in de nabijheid van andere personen en later tijdens zijn vlucht in mei 2025 voor de politie, een doorgeladen vuurwapen voorhanden gehad. Tijdens de schietpartij in juni 2023 ging het zelfs om een automatisch vuurwapen.
De schietpartij van 2023 heeft plaatsgevonden midden in een woonwijk waar meerdere bewoners getuige van zijn geweest. Hieruit blijkt dat de verdachte niet alleen welbewust een vuurwapen voorhanden had – naar eigen zeggen ter afschrikking – maar ook bereid was dit te gebruiken midden in een woonwijk.
Het bezit van een vuurwapen in juni 2023 is geen eenmalige actie geweest. Nadat het betreffende vuurwapen door de politie in beslag werd genomen, schafte de verdachte wederom een vuurwapen aan, dat de politie in mei 2025 bij hem heeft aangetroffen. Het ongecontroleerde bezit van (automatische) vuurwapens met bijbehorende munitie leidt niet zelden tot het plegen van ernstige geweldsdelicten en voedt gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dat is waarom streng moet worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben daarvan. Voor de verdachte gold daarbij nog dat hij een gewaarschuwd man was. Hij liep ten tijde van het plegen van het feit in 2025 in een proeftijd en zijn voorlopige hechtenis was geschorst voor een soortgelijk feit. De rechtbank rekent de verdachte de feiten dan ook ernstig aan en houdt met dit alles in strafverzwarende zin rekening.
Dat, zoals de verdediging aanvoert, de verdachte verkeerde in een situatie dat politiebescherming geboden was en hij die niet kreeg, is niet aannemelijk geworden. De rechtbank zal om die reden niet aan het verzoek van de verdediging voldoen om de straf te matigen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
27 mei 2025, waaruit onder meer blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
29 juli 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft een uitgebreide justitiële voorgeschiedenis. Er is sprake van instabiliteit op verschillende leefgebieden. Hij beschikt niet over vaste huisvesting. Ook beschikt hij niet over zinvolle dagbesteding en heeft hij geen startkwalificatie voor de arbeidsmarkt. Hij heeft een schuld bij het CJIB en heeft verder geen legale inkomsten, waardoor ook zijn financiën een punt van zorg zijn. Op basis van politie-informatie en justitiële contacten in het verleden, leek er destijds sprake te zijn van een crimineel netwerk. Mogelijk is sprake van problemen op het gebied van het psychosociaal functioneren van de verdachte.
De verdachte toont in het gesprek met de reclassering een pro-sociale houding. Tegelijkertijd lijkt zijn delictverleden, in combinatie met de aard en context van huidige verdenkingen, op een pro-criminele houding te wijzen. De verdachte geeft aan dat hij behoefte heeft aan hulpverlening om stabiliteit aan te brengen in zijn leven. Gezien er (in enige mate) sprake lijkt te zijn van zelfinzicht en probleembesef ziet de reclassering aanknopingspunten voor de inzet van interventies om het recidiverisico, dat als hoog wordt ingeschat, te beperken. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:• Meldplicht bij de reclassering• Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)• Begeleid wonen of maatschappelijke opvang• Dagbesteding• Meewerken aan middelencontrole
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport en op de verklaring van de verdachte ter zitting dat hij hulp nodig heeft en dat hij zich aan alle genoemde voorwaarden zal houden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank ziet – met de reclassering, de officier van justitie en de raadsman – het belang van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe het recidivegevaar in te perken en de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 16 juni 2023, omdat de verdachte toen in verzekering is gesteld. Tot aan dit vonnis is een periode van twee jaar en twee maanden verstreken. Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaren. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden. In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank – ook rekening houdend met de hiervoor in 7.2 genoemde strafverzwarende omstandigheden – een gevangenisstraf hebben opgelegd voor de duur van 31 maanden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, zal de rechtbank de verdachte een gevangenisstraf van 30 maanden opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 10 september 2024 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van het wederrechtelijk verblijven op een haventerrein (artikel 138aa Sr) veroordeeld tot – voor zover van belang – een taakstraf van 60 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van 2 (twee) jaar. De proeftijd is ingegaan op 25 september 2024.
8.2.
Standpunt officier van justitie/verdediging
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van de straf.
De raadsman heeft aangegeven dat de rechtbank onlangs heeft beslist dat de verdachte de taakstraf alsnog mag uitvoeren, ondanks het verzoek van het openbaar ministerie tot omzetting van de taakstraf in vervangende hechtenis. De raadsman heeft daarom primair verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, ook omdat het gaat om een ander feit. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de proeftijd te verlengen met één jaar.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In het door de raadsman aangevoerde ziet de rechtbank, ook gelet op de aard en ernst van de feiten waarvoor de verdachte nu wordt veroordeeld, geen aanleiding om daarover anders te oordelen.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd in de zaak met parketnummer 10/147541-23 feit 1 primair en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd onder parketnummers 10/147541-23 feit 1 subsidiair en feit 2 en 10/152334-25, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] , [postcode 2] Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich diagnosticeren en behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling richt zich op het delictgedrag en de daarmee verbonden risicofactoren, waaronder middelengebruik. De behandeling start zodra er plaats beschikbaar is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
de veroordeelde verblijft in Exodus of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo spoedig mogelijk na detentie. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 10 september 2024 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Hameete, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en J. Langeveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.B.A. Slebus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter, oudste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging 10/152334-25
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 18 mei 2025 te Rotterdam,
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Springfield Armory, model XD9 compact, kaliber 9x19mm,
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op het art. 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 13 kogelpatronen, kaliber 9x19mm,
voorhanden heeft gehad;
Tekst gewijzigde tenlastelegging 10/147541-23
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op of omstreeks 16 juni 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
één of meer tot op heden onbekend gebleven personen
opzettelijk
van het leven te beroven,
met een vuurwapen meermalen, althans eenmaal naar/in de richting van
voornoemde pers(o)on(en) heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij
op of omstreeks 16 juni 2023 te Rotterdam
één of meer tot op heden onbekend gebleven personen
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen liet leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen te schieten naar/in de richting van die onbekend gebleven pers(o)on(en) en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen in de lucht te schieten en/of
- aan die onbekend gebleven pers(o)on(en) een vuurwapen te tonen;
2
hij op of omstreeks 16 juni 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch pistool, van het merk: Glock, type Model: 19 gen 4, kaliber: 9 millimeter zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1, onder 4 gelet op artikel 2, lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten één of meer kogelpatronen van het kaliber 9 millimeter
voorhanden heeft gehad.