ECLI:NL:RBROT:2025:10749

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
10-190257-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het betreden van een woning met gebruik van een valse sleutel en het wegnemen van goederen uit die woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 september 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1977 en niet ingeschreven in de basisregistratie personen. De verdachte werd beschuldigd van het betreden van een woning met een valse sleutel en het wegnemen van goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 januari 2020 in de woning van de aangeefster is geweest en goederen heeft weggenomen. Er zijn bloedsporen van de verdachte aangetroffen in de woning, wat leidde tot de conclusie dat hij verantwoordelijk was voor de diefstal. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een tweede tenlastegelegd feit, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij ook daar goederen had weggenomen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 94 dagen geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 34 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een forse overschrijding van de redelijke termijn, wat invloed had op de strafmaat. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte voor het tweede feit was vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-190257-20
Datum uitspraak: 2 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
verblijvende op het adres [adres 1],
raadsvrouw mr. N. Schuerman, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 augustus 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.P.H. van Drunen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 94 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 2
Hoewel een deel van de weggenomen spullen zijn aangetroffen in de woning waar de verdachte verbleef, biedt het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om vast te kunnen stellen dat de verdachte in de woning van de aangeefster [aangeefster] is geweest en daar deze spullen heeft weggenomen in de tenlastegelegde periode. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
Er kan weliswaar worden bewezen dat verdachte in de woning van aangeefster is geweest, maar niet dat hij daar ook goederen heeft weg genomen. De rechtbank kan op basis van het dossier enkel tot een bewezenverklaring komen van een insluiping en zal moeten vrijspreken van de diefstal.
4.2.2.
Beoordeling
Anders dan de verdediging heeft bepleit, ziet de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het binnentreden van de woning en de diefstal. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Er zijn bloedsporen met het DNA van de verdachte op kastjes in de keuken van de woning van aangeefster aangetroffen. Aangeefster bemerkte deze bloedsporen nadat zij even weg was geweest uit de woning en weer thuis kwam. Voor haar vertrek zaten deze bloedsporen niet op de keukenkastjes. Zij merkte toen ook dat zij de in de aangifte opgenomen goederen miste. Gelet op het korte tijdsbestek tussen vertrek en terugkomst van aangeefster en het aantreffen van de bloedsporen van de verdachte, komt de rechtbank tot de conclusie dat het de verdachte is geweest die in de woning is geweest op 23 januari 2020 gedurende de afwezigheid van aangeefster en dat hij dus verantwoordelijk is voor het wegnemen van de goederen. De verklaring van de verdachte dat hij zich de gebeurtenis niet meer kan herinneren, maakt dat niet anders.
De rechtbank concludeert dat de verdachte via het open raam de sleutel aan de binnenkant van de naast dat raam gelegen deur heeft gebruikt om die deur te openen en binnen te treden.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het wegnemen van de laptop, aangezien nergens in het dossier wordt benoemd dat ook een laptop is weggenomen.
De rechtbank acht dit feit, met uitzondering van de diefstal van de laptop, wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op
of omstreeks23 januari 2020 te Middelharnis,
een laptop,fruit,
eenfles Malibu, diepvrieskroketten,
eenrugtas en
/ofeen iPad,
in elk geval enig goed, datdiegeheel of ten deleaan een ander toebehoorde
n,
te weten aan [slachtoffer 1],
heeft weggenomen,
in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2])
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of
dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel van
een valse sleutel,
te weten door
viauiteen openstaand
eraam een sleutel uit de deur te gebruiken,
althanszijndeeen sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was om
die deur
meete openen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zichzelf de toegang verschaft tot de woning van een bekende door, zonder haar toestemming, via een open raam een sleutel aan de binnenkant van een deur te gebruiken. Eenmaal binnen heeft hij spullen gestolen, waarna hij weer is vertrokken. De ervaring leert dat de gewaarwording dat een ander zonder toestemming in je woning is geweest en daar jouw eigendommen meeneemt, ongemakkelijk en verontrustend kan zijn. Woninginbraken zorgen ook in de maatschappij voor gevoelens van onrust en onveiligheid. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 3 juni 2020, omdat de verdachte op die dag is aangehouden. Tot aan dit vonnis is een periode van ruim vijf jaren verstreken. Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaren. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf, mede gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn en het gegeven dat de verdachte sinds dit incident niet meer in aanraking is geweest met justitie.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 34 dagen, met aftrek van de vier dagen die de verdachte in voorarrest heeft gezeten, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met daaraan verbonden een proeftijd voor de duur van 1 jaar, passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij], ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit. De vordering bedraagt een verzoek tot schadevergoeding ter hoogte van € 852,00, bestaande uit € 352,00 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte voor het onder 2 tenlastegelegde feit is vrijgesproken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 34 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 30 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 1 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Derijks, voorzitter,
en mrs. W.J. de Veld en S.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Westhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 2 september 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 23 januari 2020 te Middelharnis,
een laptop, fruit, fles Malibu, diepvries kroketten, rugtas en/of een iPad,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde,
te weten aan [slachtoffer 1],
heeft weggenomen, in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2])
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
een valse sleutel,
te weten door uit een open staande raam een sleutel uit de deur te gebruiken,
althans een sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was om
die deur te openen.
2
hij in de periode van 30 augustus 2019 tot en met 29 februari 2020 te Sommelsdijk
(gemeente Goeree-Overvlakkee),
(4) telefoon(s), motor(pak/jas, SD-kaarten, Polo(s), iPhone doosje en/of pennenset
in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3],
heeft weggenomen, in/uit een woning (gelegen aan de [adres 3])
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
een valse sleutel.