7.3.Oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft op 14 oktober 2024 zijn neef bedreigd door meermalen in de deur te steken waarachter deze neef zich op dat moment bevond. Hiermee heeft hij ook deze deur vernield. Aanleiding voor het steken met het mes was een ruzie met een geringe aanleiding gevolgd door een korte worsteling. Na het eindigen van deze worsteling is de verdachte een mes gaan halen in de keuken. Zijn neef heeft zich vervolgens in zijn slaapkamer opgesloten. Hierna heeft de verdachte herhaaldelijk en met kracht vele malen in de deur van deze slaapkamer gestoken, zodanig dat het mes aan de andere zijde van de deur zichtbaar was. Hoewel zijn neef hem meermalen vroeg om hiermee te stoppen is de verdacht hier enige tijd mee doorgegaan. De rechtbank acht dit een ernstig feit en vindt het zorgelijk dat een geringe aanleiding bij de verdachte tot dergelijk gewelddadig gedrag leidt.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende de verdachte van 4 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte in 2024 is veroordeeld voor een vernieling en het meerdere keren overtreden van een huisverbod;
- een reclasseringsadvies gedateerd 13 januari 2025;
- een multidisciplinair pro Justitia onderzoeksrapport van forensisch centrum Teylingereind, gedateerd 3 juli 2025.
In de rapportage van Teylingereind hebben de deskundigen de verdachte conform het DSM-5-TR gediagnosticeerd met schizofrenie en een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis. Daarnaast is er sprake van een gameverslaving.
Uit het milieuonderzoek komt naar voren dat de verdachte de laatste jaren steeds verder afglijdt, hetgeen past bij een schizofrene ontwikkelingsgang en gevolgen heeft voor vrijwel alle levensgebieden. Sinds de aanvang van deze periode doen zich ook in toenemende mate woedeaanvallen voor. Retrospectief lijken de woedeaanvallen te zijn voortgekomen uit de bij schizofrenie passende verstoorde realiteitstoetsing met oordeels- en kritiekstoornissen. Er is daarnaast sprake van onlogisch en onnavolgbaar gedrag, hetgeen eveneens passend is bij schizofrenie. De begeleiding door hulpinstanties in een vrijwillig kader is niet van de grond gekomen wegens een gebrek aan motivatie en probleeminzicht. De verdachte kreeg na herhaaldelijke agressie-uitbarstingen een contactverbod met zijn moeder, bij wie hij tot op dat moment verbleef. Als gevolg hiervan kwam hij te verblijven bij zijn neef en oom, waar de tenlastegelegde feiten al na een korte periode plaatsvinden.
Naar aanleiding van het onderhavige onderzoek komt naar voren dat het oordeels- en
kritiekvermogen, de spanningsregulatie en het probleemoplossend vermogen van de verdachte substantieel zijn beperkt door de schizofrenie. Daarmee samenhangend is zijn denken sterk gedesorganiseerd en zijn verwerkingssnelheid (fors) vertraagd. De verdachte heeft daarnaast beperkt grip op de realiteit en weinig ziekte-inzicht. Voorgaande (forse) beperkingen maken het voor de verdachte moeilijk om sociale situaties te beoordelen. Daarbij heeft de verdachte, gezien de bij schizofrenie passende vertraging, veel tijd nodig om informatie op zich in te laten werken. Hierdoor is het voor hem zeer lastig om vat te krijgen op (sociale) situaties en overzicht te behouden.
Ten aanzien van het cannabisgebruik komt naar voren dat het zorgelijk is dat de verdachte, ondanks recidiverende sociale- en interpersoonlijke problemen, aanhoudend cannabis heeft gebruikt. Hij heeft meermaals geprobeerd te stoppen, maar dit is hem niet voor langere tijd gelukt. Het cannabisgebruik heeft mogelijk de achterdocht en het gedesorganiseerde denken
versterkt, hetgeen gezorgd kan hebben voor een verdere ontregeling.
Door de ‘early onset’ schizofrenie van de verdachte is zijn ontwikkeling al vroeg tot stilstand gekomen. Hierdoor heeft hij de belangrijke vaardigheden die passen bij zijn kalenderleeftijd niet kunnen ontwikkelen. In combinatie daarmee wekt hij de indruk op sociaal- en emotioneel gebied (fors) achter te lopen. Een pedagogische aanpak wordt als passend gezien, zodat ingezet kan worden op het verwerven van vaardigheden die passend zijn bij de ontwikkelingstaken in de adolescentie, en de verdachte zich na een periode van stagnatie weer kan gaan ontwikkelen. De onderzoekers adviseren om deze reden het minderjarigenstrafrecht toe te passen.
Gezien de combinatie van voorgenoemde beperkingen adviseren de onderzoekers het tenlastegelegde feit, indien bewezen, in sterk verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De deskundigen zien een hoog risico op toekomstig gewelddadig gedrag, terwijl er momenteel nauwelijks sprake is van beschermende factoren die het risico kunnen matigen of inperken. Mede gelet hierop wordt een klinische behandeling op een specialistische afdeling als noodzakelijk gezien. Hierbij zullen ook antipsychotica, psycho-educatie, activerende sociale vaardigheidstraining en sport een rol moeten spelen. Gelet op de psychopathologie in combinatie met een hoog risico op herhaling en de noodzaak van behandeling en begeleiding en het beperkte inzicht in de problematiek, achten de onderzoekers een behandeling in een ambulant strafrechtelijk kader ontoereikend om de pathologie te bewerken en het recidiverisico te verminderen. Ook een voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt niet als haalbaar ingeschat.
Mede omdat een hoog beveiligingsniveau voor langere tijd noodzakelijk is en het gebruik van cannabis voorkomen dient te worden, achten de onderzoekers een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel noodzakelijk om de verdachte te behandelen en het recidiverisico te verminderen.
De onderzoekers zijn eensluidend in hun conclusies en advies en deze worden gedragen door een deugdelijke en gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt deze conclusies en het advies van de deskundigen over.
Nu de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten nog geen 23 jaar was, zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toepassen. Ook zal de rechtbank de bewezenverklaarde feiten in sterk verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
Oplegging van de PIJ-maatregel
De rechtbank zal aan de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen. Er is sprake van een feit waarvoor de maatregel kan worden opgelegd – de onder 1 bewezenverklaarde bedreiging - en van een gebrekkige ontwikkeling en stoornis. Tevens is de PIJ-maatregel noodzakelijk voor de veiligheid van andere personen of goederen en in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van een verdachte.
Nader onderzoek naar een minder ingrijpend kader, zoals door de verdediging bepleit, vindt de rechtbank niet aangewezen. In de hiervoor besproken rapporten is genoegzaam onderbouwd dat een behandeling in een voorwaardelijk kader of met een zorgmachtiging, niet toereikend is. Er zijn geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat verdere rapportages tot de conclusie zullen leiden dat een behandeling in een ander, minder verstrekkend, kader passend is. De rechtbank wijst dit verzoek dan ook af.
Over de duur van de PIJ-maatregel
De door de rechtbank op te leggen PIJ-maatregel is verlengbaar zoals bedoeld in artikel 6:6:31, derde lid Wetboek van Strafvordering. De rechtbank overweegt daarbij dat een bedreiging op zichzelf niet zonder meer gekarakteriseerd kan worden als een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen als bedoeld in dat artikellid. Gelet op het gegeven dat de bedreiging bestond uit en derhalve vergezeld werd door niet-verbaal agressief gedrag, namelijk het tientallen keren steken met een mes in een deur, is de rechtbank desalniettemin van oordeel dat in het onderhavige geval wel sprake is van een dergelijk misdrijf.
Straf
De officier van justitie heeft gevorderd dat, naast oplegging van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, aan de verdachte jeugddetentie wordt opgelegd gelijk aan de duur van het voorarrest. Deze strafeis is in de visie van de rechtbank niet proportioneel ten opzichte van de bewezenverklaarde strafbare feiten. Gelet op de aard en ernst van deze feiten en de sterk verminderde toerekenbaarheid acht de rechtbank, naast de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, het opleggen van twee maanden jeugddetentie passend en geboden.
De rechtbank vraagt nadrukkelijk aandacht voor het feit dat de verdachte op het moment van de uitspraak al reeds 312 dagen in voorarrest heeft gezeten, beduidend langer dan de op te leggen onvoorwaardelijke jeugddetentie. Gelet hierop en op de persoon van de verdachte is het van groot belang dat de verdachte zo snel mogelijk geplaatst wordt in een inrichting voor jeugdigen. De rechtbank dringt dan ook aan op een zo spoedig mogelijke plaatsing in een passende inrichting.