ECLI:NL:RBROT:2025:10756

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
10-177053-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, belediging en vernieling met gedeeltelijke vrijspraak en rekening houdend met overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling, belediging en vernieling. De verdachte, geboren in 1978 en niet ingeschreven in de BRP, werd beschuldigd van het bespugen en mishandelen van meerdere personen, waaronder twee politiemensen, en het beschadigen van verschillende voertuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 januari 2023 in Rotterdam meerdere mensen heeft mishandeld en beledigd, en voertuigen heeft vernield. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 21 dagen, waarvan 20 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor berechting is overschreden, wat invloed heeft gehad op de strafoplegging. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 dagen, waarvan 20 dagen voorwaardelijk, en is er een proeftijd van 1 jaar opgelegd. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij immateriële schadevergoeding is vastgesteld voor verschillende slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10-177053-23
Datum uitspraak: 22 augustus 2025
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1978,
niet ingeschreven in de BRP en zonder bekend adres in Nederland.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 augustus 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Kort gezegd wordt hem het bespugen en/of mishandelen van een aantal mensen op straat en van twee politiemensen alsmede het beschadigen van auto’s verweten. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.R.R. Loeve heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 20 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Beoordeling
Feit 5 – mishandeling
Aan de verdachte is in het kader van feit 5 tenlastegelegd dat hij de aangever [aangever] heeft mishandeld. [aangever] heeft zelf echter niet verklaard dat hij door de verdachte is mishandeld. Hoewel anderen benoemen dat een bouwmedewerker die dag door de verdachte is mishandeld, kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat dit [aangever] was, nu de verdachte in een kort tijdsbestek meerdere personen heeft mishandeld. De verdachte wordt van dit feit vrijgesproken.
Feit 6 – belediging
In haar aangifte heeft de aangeefster verklaard dat zij door de verdachte is beledigd doordat hij op haar heeft gespuugd en haar meermalen ‘kehba’ heeft genoemd. Hoewel anderen hebben gezien dat de verdachte heeft gespuugd, heeft niemand anders dan de aangeefster verklaard dat zij door de verdachte werd aangesproken met ‘kehba’. De verdachte wordt daarom van dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van feit 5, heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op
of omstreeks12 januari 2023 te Rotterdam,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door
haarmeermalen,
althans eenmaal:
-
tegen/op
haar(boven)been,
althans tegen/op zijn lichaam,te slaan
en/of stompen;
2
hij op
of omstreeks12 januari 2023 te Rotterdam,
een ambtenaar, te weten: [slachtoffer 2] ,
gedurende
en/of terzake vande rechtmatige uitoefening van zijn
bediening
heeft mishandeld door hem in zijn (boven)arm te bijten;
3
hij op
of omstreeks12 januari 2023 te Rotterdam,
opzettelijk
een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] , medewerker team
arrestantentaken bij de Eenheid Rotterdam, gedurende
of ter zake vande
rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
in zijn tegenwoordigheid,
door feitelijkheden,
heeft beledigd,
door in het gezicht
, althans in de richtingvan die [slachtoffer 3]
,te spugen;
4
hij op
of omstreeks12 januari 2023 te Rotterdam,
opzettelijk
[slachtoffer 4] ,
in zijn tegenwoordigheid,
door feitelijkheden,
heeft beledigd,
door hem meermalen
, althans eenmaal,in het gezicht
, althans in de richting van die
[slachtoffer 4] ,te spugen;
6
hij op
of omstreeks12 januari 2023 te Rotterdam,
opzettelijk
[slachtoffer 5] ,
in haar tegenwoordigheid,
mondeling en/ofdoor feitelijkheden,
heeft beledigd,
door
haar meermalen, althans eenmaal, de woorden toe te voegen: "Kehba",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking
en/of
doorin de mond
, althans in de richtingvan die [slachtoffer 5]
,te spugen;
7
hij op
of omstreeks12 januari 2023 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk de
(rechter
) (buiten
)spiegel,
het raamenhet dak
en/of
de spiegelvan een personenauto,
althans een personenauto(voorzien van
kenteken: [kenteken 1] ),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 6]
,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft vernield
en/ofrespectievelijkbeschadigd
,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
8
hij op
of omstreeks12 januari 2023 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk de
(achter
)ruitenwisser en
/ofeen
(zij
)raam
/ruitvan
een personenauto
, althans een personenauto(voorzien van kenteken: [kenteken 2] ),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan
[slachtoffer 7] en/of
[bedrijf 1] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield
,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
9
hij op
of omstreeks12 januari 2023 te Rotterdam,
[slachtoffer 8] heeft mishandeld door:
-
(met zijn elleboog
) tegen/in de zij,
althans tegen/op het lichaam, van die
[slachtoffer 8] te stompen;
10
hij op
of omstreeks12 januari 2023 te Rotterdam,
opzettelijk
[slachtoffer 8] ,
in zijn tegenwoordigheid,
door feitelijkheden,
heeft beledigd,
door tegen
/opde borst
, althans tegen/op het lichaam en/of in die richtingvan die
[slachtoffer 8]
,te spugen;
11
hij op
of omstreeks12 januari 2023 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk een deur en
/ofeen
(zij
)raam
/ruitvan een
vrachtwagen
, althans een vrachtwagen(voorzien van kenteken: [kenteken 3] ),
in elk
geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan
[slachtoffer 9] en/of[bedrijf 2]
,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft
beschadigd, respectievelijkvernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feiten 1 en 9:
mishandeling
Feit 2:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Feiten 4, 6 en 10:
eenvoudige belediging
Feiten 7, 8 en 11:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op één en dezelfde dag zonder enige aanleiding meerdere mensen mishandeld, beledigd door ze te bespugen en hun voertuigen beschadigd. Toen medewerkers van de politie hem later wilden helpen, heeft hij ook één van hen bespuugd en de ander in diens arm gebeten. De verdachte handelde zeer agressief en onberekenbaar. De betrokkenen hebben verklaard erg geschrokken te zijn van het handelen van de verdachte. Met zijn handelen heeft de verdachte laten zien dat hij de lichamelijke integriteit en het bezit van anderen niet respecteert. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 13 januari 2023.
Tot aan dit vonnis is een periode van meer dan tweeëneenhalf jaar verstreken.
Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaren. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden. Hiermee wordt rekening gehouden in het kader van de strafoplegging.
Gezien het forse aantal bewezen feiten en de ernst daarvan kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dit gelet op de voornoemde overschrijding van de redelijke termijn, het gegeven dat de verdachte sinds deze feiten niet meer in aanraking is geweest met justitie en omdat de rechtbank op basis van het dossier voldoende aanwijzingen ziet om het handelen van de verdachte verminderd aan hem toe te rekenen. De rechtbank zal daarom de eis van de officier van justitie volgen. De grotendeels voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 21 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 20 dagen voorwaardelijk, en daaraan verbonden een proeftijd van 1 jaar, passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich gevoegd:
[benadeelde partij 1] met een verzoek tot immateriële schadevergoeding naar redelijkheid, ter zake van feit 1;
[benadeelde partij 2] met een verzoek tot immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 450,00, ter zake van feit 2;
[benadeelde partij 3] met een verzoek tot immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 400,00, ter zake van feit 3.
[benadeelde partij 4] met een verzoek tot immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 260,00, ter zake van feit 6;
8.1.
Standpunt officier van justitie
Alle schadevergoedingsverzoeken zijn voldoende onderbouwd en kunnen in hun volledigheid worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. De schade van M.M. van Engel dient te worden begroot op een bedrag van € 400,00.
8.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat alle benadeelde partijen door de bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade zijn toegebracht. De schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid als volgt worden vastgesteld en toegewezen:
[benadeelde partij 1] € 300,00;
[benadeelde partij 2] € 450,00;
[benadeelde partij 3] € 200,00;
[benadeelde partij 4] € 200,00.
Voor zover er door een benadeelde partij aan hoofdsom meer is gevorderd, zal dit niet-ontvankelijk worden verklaard.
In alle gevallen wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, en toepassing van de wettelijke rente vanaf 12 januari 2023, passend en geboden geacht.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 266, 267, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 5 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 t/m 4 en 6 t/m 11 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 21 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 20 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 1 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 1] , te betalen een bedrag van
€ 300,00 (zegge: driehonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 300,00(hoofdsom,
zegge:
driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 300,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
6 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 2] , te betalen een bedrag van
€ 450,00 (zegge: vierhonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 450,00(hoofdsom,
zegge:
vierhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 450,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
9 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 3] , te betalen een bedrag van
€ 200,00 (zegge: tweehonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 3] te betalen
€ 200,00(hoofdsom,
zegge:
tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 200,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
4 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 4] , te betalen een bedrag van
€ 200,00 (zegge: tweehonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 4] te betalen
€ 200,00(hoofdsom,
zegge:
tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 200,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
4 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. H. van den Heuvel en S.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Westhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 22 augustus 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 12 januari 2023 te Rotterdam,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem meermalen, althans eenmaal:
- tegen/op zijn (boven)been, althans tegen/op zijn lichaam, te slaan en/of stompen;
2
hij op of omstreeks 12 januari 2023 te Rotterdam,
een ambtenaar, te weten: [slachtoffer 2] ,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening
heeft mishandeld door hem in zijn (boven)arm te bijten;
3
hij op of omstreeks 12 januari 2023 te Rotterdam,
opzettelijk
een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] , medewerker team
arrestantentaken bij de Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
in zijn tegenwoordigheid,
door feitelijkheden,
heeft beledigd,
door in het gezicht, althans in de richting van die [slachtoffer 3] , te spugen;
4
hij op of omstreeks 12 januari 2023 te Rotterdam,
opzettelijk
[slachtoffer 4] ,
in zijn tegenwoordigheid,
door feitelijkheden,
heeft beledigd,
door hem meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, althans in de richting van die
[slachtoffer 4] , te spugen;
5
hij op of omstreeks 12 januari 2023 te Rotterdam,
[slachtoffer 4] heeft mishandeld door:
- tegen/op het lichaam te slaan en/of stompen, en/of
- tegen/op het lichaam te trappen en/of schoppen,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 4] ten val is gekomen;
6
hij op of omstreeks 12 januari 2023 te Rotterdam,
opzettelijk
[slachtoffer 5] ,
in haar tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden,
heeft beledigd,
door haar meermalen, althans eenmaal, de woorden toe te voegen: "Kehba",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking
en/of
door in de mond, althans in de richting van die [slachtoffer 5] , te spugen;
7
hij op of omstreeks 12 januari 2023 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk de (rechter) (buiten)spiegel, het raam, het dak en/of
de spiegel van een personenauto, althans een personenauto (voorzien van
kenteken: [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
8
hij op of omstreeks 12 januari 2023 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk de (achter) ruitenwisser en/of een (zij)raam/ruit van
een personenauto, althans een personenauto (voorzien van kenteken: [kenteken 2] ),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] en/of
[bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
9
hij op of omstreeks 12 januari 2023 te Rotterdam,
[slachtoffer 8] heeft mishandeld door:
- ( met zijn elleboog) tegen/in de zij, althans tegen/op het lichaam, van die
[slachtoffer 8] te stompen;
10
hij op of omstreeks 12 januari 2023 te Rotterdam,
opzettelijk
[slachtoffer 8] ,
in zijn tegenwoordigheid,
door feitelijkheden,
heeft beledigd,
door tegen/op de borst, althans tegen/op het lichaam en/of in die richting van die
[slachtoffer 8] , te spugen;
11
hij op of omstreeks 12 januari 2023 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk een deur en/of een (zij)raam/ruit van een
vrachtwagen, althans een vrachtwagen (voorzien van kenteken: [kenteken 3] ), in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 9] en/of [bedrijf 2]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;