Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
2.De beoordeling
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak hebben eisers, de broer en oom van de op [overlijdensdatum] 2025 overleden [erflater], een kort geding aangespannen tegen [gedaagde], de echtgenoot van de erflater. Eisers vorderden dat [gedaagde] de woning van de erflater zou ontruimen en dat eiser sub 2 gebruik zou blijven maken van die woning. Op 27 juni 2025 hebben eisers verzocht om een datum voor het kort geding, dat op 18 juli 2025 zou plaatsvinden. Echter, op 17 juli 2025 hebben eisers het kort geding ingetrokken. [Gedaagde] heeft vervolgens verzocht om een beslissing over de proceskosten, wat door de voorzieningenrechter is gehonoreerd. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de mededeling van [gedaagde] om een beslissing over de proceskosten te verlangen tijdig was gedaan, binnen de gestelde veertiendagentermijn. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eisers, door het kort geding in te trekken, als de in het ongelijk gestelde partij moeten worden aangemerkt en dat zij de proceskosten van [gedaagde] moeten vergoeden. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten begroot op € 1.616,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat. De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.