In deze zaak, die op 24 juni 2025 door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderden eisers, bestaande uit vier partijen waarvan alleen eiser sub 1 als verhuurder wordt erkend, de ontruiming van een bedrijfsruimte door gedaagde wegens een aanzienlijke huurachterstand. Gedaagde huurt sinds 15 juli 2020 de bedrijfsruimte en heeft sinds augustus 2024 een huurachterstand van € 61.758,50 opgebouwd. Eisers vorderden niet alleen ontruiming, maar ook betaling van de huurachterstand en een contractuele boete van € 14.000,-. Gedaagde erkende de huurachterstand, maar betwistte de spoedeisendheid van de vordering en verwees naar een lopende bodemprocedure. De kantonrechter oordeelde dat de ontruiming gerechtvaardigd was, gezien de lange huurachterstand en het feit dat de huurbetalingen niet tijdig waren gedaan. De kantonrechter wees de eis tot ontruiming toe, met een termijn van 14 dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de huurachterstand toegewezen, evenals een boete van € 3.000,- en incassokosten van € 8.337,-. De proceskosten werden ook aan gedaagde opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.