ECLI:NL:RBROT:2025:10801

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
AWB - 25 _ 3301
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure na intrekking van beroep

Op 11 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, in haar hoedanigheid als bewindvoerster over de goederen van betrokkene, het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft verzocht om een proceskostenveroordeling. Dit verzoek volgde op de intrekking van een eerder ingediend beroep tegen een besluit van het college van 25 maart 2025, dat op 14 mei 2025 door het college is ingetrokken, omdat betrokkene alsnog een bijstandsuitkering is toegekend met terugwerkende kracht vanaf 17 september 2024. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop het college heeft aangegeven bereid te zijn de kosten te vergoeden.

De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college geheel aan verzoekster is tegemoetgekomen door de bijstandsuitkering toe te kennen, waardoor de proceskostenveroordeling gerechtvaardigd was. Verzoekster heeft recht op een vergoeding van € 907,- voor de gemaakte proceskosten, aangezien de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend. Daarnaast is het college verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 53,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/3301

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2025 in de zaak tussen

[verzoekster]verzoekster, in haar hoedanigheid van bewindvoerster over de goederen van
[betrokkene](betrokkene), uit Rotterdam,
(gemachtigde: mr. E. Kattestaart),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. D.J.J. Straver).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van het namens betrokkene ingediende beroep tegen het besluit van het college van 25 maart 2025. Zij heeft het beroep ingetrokken omdat het college op 14 mei 2025 dit besluit heeft ingetrokken door alsnog een bijstandsuitkering aan betrokkene toe te kennen vanaf 17 september 2024.
1.1.
De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het college heeft de rechtbank meegedeeld bereid te zijn om de proceskosten te vergoeden.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]

Is het college aan verzoekster tegemoetgekomen?

4. De rechtbank moet dus beoordelen of het college geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 14 april 2025 heeft verzoekster namens betrokkene beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van verzoekster ongegrond is verklaard. Het college heeft op 14 mei 2025 alsnog een bijstandsuitkering aan betrokkene toegekend met ingang van 17 september 2024. Hiermee is het college tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster dat namens betrokkene is ingediend.
Welk bedrag aan proceskosten moet het college aan verzoeker vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 907,- omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het college verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 53,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot het college wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het college tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.