ECLI:NL:RBROT:2025:10828

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
FT RK 25/1321, FT RK 25/1322, FT RK 25/1323, FT RK 25/1324
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratorium op verzoek van huurders in het kader van de Faillissementswet

Op 4 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, huurders, een verzoekschrift hebben ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. Dit verzoek was gericht op het verkrijgen van een voorlopige voorziening om de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis van 18 april 2025 op te schorten. Verzoekers hebben aangegeven dat zij gebruik maken van budgetbeheer en dat hun huurtermijnen vanaf februari 2025 zijn voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien verzoekers een aankondiging van ontruiming hebben ontvangen. De rechtbank heeft de belangen van verzoekers, die in hun huurwoning willen blijven wonen en een minnelijk schuldhulpverleningstraject willen doorlopen, zwaarder laten wegen dan de belangen van de verhuurder, die de ontruiming wil doorzetten. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar er is ruimte voor een nieuw verzoek in de toekomst.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer 1] – [nummer 2] &
[nummer 3] – [nummer 4]
uitspraakdatum: 4 september 2025
[verzoeker 1] en,
[verzoeker 2] ,
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekers.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 23 juli 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 24 juli 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 28 augustus 2025.
Ter zitting van 28 augustus 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • verzoekster (vertegenwoordigd door de advocaat);
  • de heer mr. D.A. IJpelaar, werkzaam bij JAW Advocaten (hierna: advocaat);
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij het Wijkteam (hierna: begeleider);
  • mevrouw E. Bakker, tolk;
  • de heer [verweerder] , verweerder;
  • de heer [persoon B] , werkzaam bij Gerechtsdeurwaarders Velthoven de Koning, gemachtigde namens verweerder.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerder te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 april 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker ontvangt inkomen uit een WW-uitkering van circa € 1.300,- per maand. Verzoekster ontvangt inkomsten uit arbeid van circa € 2.500,- per maand. De kale huur bedraagt € 1.342,41 per maand. Het inkomen van verzoekers wordt sinds september 2024 overgemaakt naar de budgetbeheerder. De lopende huurtermijnen zijn vanaf februari 2025 voldaan. De lopende huurtermijnen worden door de budgetbeheerder voldaan, waardoor ook voldoende is gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden betaald.

3.Het verweer

Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de waarde van zijn woning achteruit gaat. Door verweerder zijn op verschillende plaatsen in de woning beschadigingen geconstateerd. De woning is ernstig verwaarloosd. Verweerder vindt het niet van goed huurderschap getuigen dat de huurtermijnen pas betaald worden, wanneer de ontruiming is aangezegd. Verweerder zou graag toegang krijgen tot de woning, zodat hij tot renovatie van de woning kan overgaan.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekers een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 april 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekers en een kopie van het exploot van 25 juni 2025 hebben overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerder op 30 juli 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekers, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekers enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerder, anderzijds.
Het belang van verzoekers bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekers kan worden doorlopen.
Het belang van verweerder bestaat erin dat hij het vonnis van 18 april 2025 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. De lopende huurtermijnen zijn vanaf februari 2025 voldaan. Daarnaast maken verzoekers gebruik van budgetbeheer, waardoor voldoende is gewaarborgd dat lopende huurtermijnen ook tijdig zullen worden voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekers zwaarder te wegen dan het belang van verweerder.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerder in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zullen verzoekers gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kunnen verzoekers te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 18 april 2025 op verzoek van verweerder uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekers gelegen aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf 24 juli 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende huurtermijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 4 september 2025.