ECLI:NL:RBROT:2025:1083

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
ROT 23/6671
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid op basis van Post-Covid klachten en de rol van het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 28 januari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV behandeld. Eiseres, die voorheen werkzaam was als SWV-medewerker, is sinds 8 maart 2021 uitgevallen door gezondheidsklachten, waaronder ernstige vermoeidheidsklachten als gevolg van Post-Covid. Het UWV had haar een WGA-uitkering toegekend met een arbeidsongeschiktheid van 48,49%, maar eiseres betwist deze beoordeling en stelt dat zij volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank onderzoekt of het UWV de medische beperkingen van eiseres correct heeft vastgesteld en of de urenbeperking van 6 uur per dag en 30 uur per week passend is.

De rechtbank concludeert dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de urenbeperking niet verdergaand is, gezien de ernst van de vermoeidheidsklachten van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling van het UWV niet juist is en dat het bestreden besluit niet op een voldoende draagkrachtige motivering berust. Daarom verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het UWV op om eiseres opnieuw medisch te beoordelen. Tevens wordt het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die in totaal € 4.697,79 bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/6671

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,het UWV
(gemachtigde: [naam 1]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV waarbij de mate van haar arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.
1.1.
Met het primaire besluit van 8 maart 2023 heeft het UWV eiseres met ingang van
6 maart 2023 op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) een werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 48,49%.
1.2.
Met het bestreden besluit van 25 augustus 2023 heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Eiseres heeft op 9 juli 2024 een deskundigenrapport van [naam 2] van 5 juli 2024 ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juli 2024 behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de toenmalige gemachtigde van eiseres [naam 3] en de gemachtigde van het UWV. Op de zitting is het onderzoek geschorst om het UWV in de gelegenheid te stellen om op het door eiseres overgelegde deskundigenrapport te reageren.
1.6.
Het UWV heeft op 31 juli 2024 met een aanvullend verweerschrift en onder verwijzing naar de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 29 juli 2024 gereageerd op het deskundigenrapport.
1.7.
Eiseres heeft op 16 september 2024 gereageerd op het aanvullend verweerschrift en een aanvullende rapportage van de deskundige van 10 september 2024 overgelegd.
1.8.
De rechtbank heeft ter zitting van 19 december 2024 het onderzoek hervat. Hieraan hebben deelgenomen: eiseesr, de gemachtigde van eiseres, [naam 4] (de vader van eiseres) en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres, voor het laatst werkzaam als SWV-medewerker (onderwijsspecialist) voor 28 uur per week, is op 8 maart 2021 uitgevallen vanwege gezondheidsklachten.
2.1.
Op 13 december 2022 heeft eiseres een WIA-uitkering per einde wachttijd aangevraagd. In dat verband heeft de verzekeringsarts van het UWV op 6 maart 2023 een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld, geldig vanaf 5 maart 2023. Daarin zijn beperkingen vastgesteld voor persoonlijk en sociaal functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. Bij de werktijden is opgenomen dat eiseres licht beperkt is en gemiddeld zes uur per dag en 30 uur per week kan werken. De arbeidsdeskundige van het UWV heeft vervolgens in zijn rapportage van 7 maart 2023 vastgesteld dat eiseres niet meer geschikt is voor het verrichten van haar eigen werk, maar wel voor ander werk. De arbeidsdeskundige heeft een aantal gangbare functies geselecteerd. Eiseres wordt volgens de arbeidsdeskundige geschikt geacht voor de functies schadecorrespondent (516080), administratief medewerker afhandelingen (515080), medewerker postverzorging (intern) (315140), administratief ondersteunend medewerker (315100) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (111180). Het loon dat eiseres daarmee kan verdienen ligt 48,49% lager dan het loon dat zij zou kunnen verdienen met haar eigen werk (het maatmaninkomen). Vervolgens heeft het UWV het primaire besluit genomen.
2.2.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapportage van 23 augustus 2023 overwogen dat er geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Eiseres voldoet niet aan één van de uitzonderingscriteria van het Schattingsbesluit. In de bezwaarprocedure heeft eiseres brieven van de fysiotherapeut, de ergotherapeut en van de huisarts ingebracht, maar deze brieven bevatten geen nieuwe medische informatie ten opzichte van het primaire oordeel en leiden niet tot aanpassing van de FML, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiseres wordt terecht aangewezen op psychisch, fysiek en energetisch licht belastende werkzaamheden zoals vastgelegd in de FML. Door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wordt in de rapportage van 24 augustus 2023 per functie aangegeven waarom hij de bezwaargronden van eiser niet kan volgen. Vervolgens heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Gronden van het beroep

3. In beroep betoogt eiseres dat zij wel volledig arbeidsongeschikt is zodat haar arbeidsongeschiktheid op 80-100% moet worden vastgesteld. Haar behandelaars zijn het erover eens dat eiseres meer beperkt is in haar mogelijkheden. Het beeld van de huisarts dat eiseres niet in staat is om deel te nemen aan het arbeidsproces en dat er niet of nauwelijks mogelijkheden zijn, blijkt ook uit informatie van de fysiotherapeut en de ergotherapeut en staat dus niet op zichzelf. De urenbeperking die door het UWV in de FML is aangegeven, is niet passend bij het ziektebeeld. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een deskundigenrapport overgelegd van [naam 2], MD, OHP, MSc, Klinische arbeidsgeneeskundige & medisch bioloog, gespecialiseerd in post-Covid & Werkvermogen van 5 juli 2024 (hierna: deskundigenrapport). Eiseres onderschrijft de conclusie van deze deskundige dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en dat een IVA-uitkering de enige juiste uitkomst is.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht vanaf 6 maart 2023 heeft vastgesteld op 48,49%. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of het UWV de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is de aan haar voorgehouden functies te verrichten.
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Medische grondslag van het bestreden besluit
De zorgvuldigheid
5. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossieronderzoek, een anamnese en de onderzoeksgegevens die tijdens de bezwaarprocedure zijn verkregen, waaronder informatie van de behandelend sector. De verzekeringsarts bezwaar en beroep was aanwezig bij de hoorzitting en hij heeft eiseres zelf psychisch en lichamelijk onderzocht. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek en de rapportages van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep op voldoende zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen.
Volledig arbeidsongeschikt op medische gronden
6. Eiseres stelt zich allereerst op het standpunt dat zij op medische gronden volledig arbeidsongeschikt is. Gelet op significante beperkingen voldoet zij wel aan de criteria van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) wat de zelfredzaamheid betreft. Zij verwijst daarbij naar het deskundigenrapport. Ter zitting heeft eiseres er nog op gewezen dat zij lichamelijk niet zelfredzaam is, gelet op de wisselende belastbaarheid door de PEM-klachten. Zij is wel tot enige zelfzorg in staat, maar dat heeft tot gevolg dat de klachten (langdurig) toenemen.
6.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage van 23 augustus 2023 toegelicht dat eiseres niet voldoet aan één van de criteria zoals genoemd in artikel 2, vijfde lid, gelezen in combinatie met artikel 5, aanhef en onder a tot en met d, van het Schattingsbesluit. Er is namelijk geen sprake van een opname in een ziekenhuis of zorginstelling. Ook is er geen sprake van bedlegerigheid, ADL(Algemene dagelijkse verrichtingen zoals eten, drinken, aan- en uitkleden, in-en uit bed komen, toiletgang)-afhankelijk, een terminale situatie, of onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op basis van een ernstige psychiatrische aandoening, wisselende mogelijkheden waarbij dan periodiek langere tijd sprake is van een situatie waarin eiseres niet of nauwelijks redzaam is, of verlies aan mogelijkheden waardoor binnen drie maanden de zelfredzaamheid zal verliezen. Uit wat eiseres in beroep heeft aangevoerd en ook wat in het deskundigenrapport is opgenomen ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat er sprake is van bedlegerigheid en ADL-afhankelijkheid, zoals bedoeld in het Schattingsbesluit. Er is dan ook geen aanleiding om de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dit punt niet te volgen.
Is de medische beoordeling voldoende gemotiveerd?
7. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met de klachten die zij heeft als gevolg van Post-Covid. Zoals ter zitting besproken gaat het daarbij met name om de urenbeperking. Eiseres is onder verwijzing naar het deskundigenrapport van mening dat een verdergaande urenbeperking moet worden opgenomen.
7.1.
Zoals uit de rapportages van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt zijn de verzekeringsartsen ervan uitgegaan dat de klachten en beperkingen van eiseres worden veroorzaakt door het Post-Covid-Syndroom. In de FML is opgenomen dat eiseres gemiddeld 6 uur per dag en 30 uur per week kan werken.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in het geval van eiseres geen verdergaande urenbeperking is aangenomen vanwege energetische redenen.
7.3.
De rechtbank acht hiervoor van belang dat de vermoeidheidsklachten van eiseres zijn ontstaan na een twee keer doorgemaakte Covid-infectie, Zoals ook volgt uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 november 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:2459) is zowel over de oorzaak van het Post-Covid-Syndroom als over een eventuele adequate behandeling nog maar weinig bekend. In bezwaar en beroep heeft eiseres haar klachten en beperkingen uitvoerig en consistent toegelicht. In de bezwaarprocedure heeft eiseres een overzicht overgelegd van haar dag/week. Hieruit komt naar voren dat er sprake is van een ernstige verstoring van haar energiehuishouding. Ook blijkt hieruit dat eiseres snel overprikkeld raakt. Eisers heeft daarnaast ook aangegeven dat zij in het niets lijkt op de persoon die zij was voordat zij Covid kreeg. Zij is van een zelfstandige vrouw, die alle ballen hoog hield, veranderd in iemand die afhankelijk is van haar man en de grootouders van haar kinderen. De boodschappen worden bezorgd, het huis moet worden schoongemaakt, opvang van de kinderen (door de grootouders) is noodzakelijk geworden. Zij kan niets meer spontaan, zij moet alles doseren en zij moet keuzes maken. Bij te grote inspanning is de hersteltijd geregeld meerdere dagen, maar soms ook weken. De vermoeidheidsklachten van eiseres, zoals hiervoor besproken, worden bevestigd in het deskundigenrapport. De rechtbank ziet geen aanleiding om niet uit te gaan van het dag/weekverhaal van eiseres.
7.4.
Gelet op het beeld van eiseres zoals dat volgt uit het dag/weekverhaal is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende hebben gemotiveerd waarom de urenbeperking moet worden beperkt tot 6 uur per dag en 30 uur per week. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat uit het rapport van 9 februari 2023 blijkt dat de verzekeringsarts ook contact heeft gehad met de bedrijfsarts van de (ex)werkgever, die eiseres destijds voor 30 – 60 minuten per dag belastbaar achtte. Hoewel de verzekeringsarts zich niet kon vinden in deze belastbaarheid heeft hij met de bedrijfsarts besproken dat hij een urenbeperking van 4 uur per dag meer passend achtte. De verzekeringsarts heeft vervolgens in de FML geen urenbeperking van 4 uur, maar van 6 uur per dag opgenomen. Daarbij is door de verzekeringsarts en ook niet door verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd waarom een uren beperking van 6 uur toch passend is voor eiseres. In de rapportage van 23 oktober 2023 naar aanleiding van de door eiseres ingediende beroepsgronden onderbouwt de verzekeringsarts bezwaar en beroep de urenbeperking van 6 uur door erop te wijzen dat eiseres tussen 8.00 uur en 15.00 uur wakker is en dus 6 aaneengesloten zou kunnen werken in passend werk. Voorts wijst hij erop dat de overige energetische beperkingen worden verdisconteerd in de overige beperkingen in rubrieken 4 (Dynamische handelingen), 5 (Statische houdingen) en 's nachts niet werken. Ook uit deze aanvullende motivering kan de rechtbank niet afleiden waarom de verzekeringsarts bezwaar en beroep de urenbeperking van 6 uur per dag passend zijn bij de klachten en beperkingen van eiseres zoals die uit het dag/weekverhaal van eiseres blijken.
7.5.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de medische beoordeling van het UWV in zoverre niet juist is en het bestreden besluit niet berust op een voldoende draagkrachtige motivering. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. Het UWV zal eiseres opnieuw medisch moeten beoordelen en, indien dat is aanwezen, de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een nieuwe arbeidskundige beoordeling moeten laten uitvoeren.
7.6.
De rechtbank ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen aanleiding om, zoals door eiseres gevraagd, een onafhankelijke deskundige te benoemen.
7.7.
De rechtbank komt, gelet op het vorenstaande, ook niet toe aan de beroepsgrond van eiseres dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres ook duurzaam is, en zij recht heeft op een IVA-uitkering.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Uit 7.4 en 7.5 volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Het UWV zal eiseres opnieuw medisch moeten laten onderzoeken door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Na het medisch onderzoek moet het UWV, als dat nodig is, de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een nieuwe arbeidskundige beoordeling laten uitvoeren. Op grond van de verkregen onderzoeksgegevens moet het UWV vervolgens een nieuw besluit op het bezwaar nemen, dat betrekking heeft op de datum in geding. Nu nog een nader medisch onderzoek moet plaatsvinden, ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen.
Griffierecht
8.1.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
Proceskosten
8.2
De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiseres in beroep gemaakte proceskosten.
8.3.
De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vastgesteld op € 2267,50,- (1 punt voor indiening beroepschrift, 1 punt voor verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor een het verschijnen ter nadere zitting, waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).
8.4.
Eiseres heeft ook verzocht om vergoeding van de in haar opdracht uitgebrachte en overgelegde deskundigenrapport van [naam 2], MD, OHP, MSc, Klinische arbeidsgeneeskundige & medisch bioloog, gespecialiseerd in post-Covid & Werkvermogen van 5 juli 2024 en het aanvullend deskundigenrapport van 10 september 2024. Eiseres heeft daarbij twee facturen overgelegd; een factuur van € 1.936,- (inclusief btw), met daarop vermeld dat er 8 uur is besteed aan het rapport en een factuur van € 1.210,- (inclusief btw), met daarop vermeld dat er 5 uur is besteed aan het rapport
8.5.
Op grond van het bepaalde in artikel 1, aanhef en onder b, en artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb, in samenhang met artikel 8:36, tweede lid, van de Awb moet een veroordeling in de kosten van een deskundigenverslag worden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken. Krachtens artikel 3, eerste lid, van laatstgenoemde wet is in artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Besluit) een tarief van ten hoogste € 154,50 per uur vastgesteld. In artikel 15 van het Besluit is bepaald dat de bedragen, genoemd in het Besluit, worden verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd.
8.6.
De rechtbank ziet aanleiding het UWV te veroordelen in een bedrag van € 2.430,29 voor de kosten die eiseres heeft gemaakt voor de deskundigenrapporten. De rechtbank kent geen volledige vergoeding toe en overweegt daartoe het volgende. Uit 8.5 volgt dat de maximumvergoeding € 154,50 per uur bedraagt (exclusief btw). De rechtbank acht de vermelde tijdbesteding van in totaal 13 uur, gelet op de beschrijving van de verrichte onderzoeksactiviteiten in de overgelegde deskundigenrapporten, niet onredelijk. Het UWV heeft de opgegeven uren ook niet betwist. De vergoeding voor de door de deskundige bestede uren bedraagt derhalve (13 x €154,50=) € 2008,50 + 21% btw = € 2430,29.
8.7.
Op grond van bovenstaande worden de totale proceskosten vastgesteld op
(€ 2.267,50 + € 2.430,29=) € 4.697,79.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het UWV op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoedt;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 4.697,79.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, rechter, in aanwezigheid van
E.J. van den Doel, griffier, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2025.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
Op grond van artikel 4 van de WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, lid 3 van de WIA wordt onder genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheid in staat is.
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit)
In het Schattingsbesluit zijn regels gesteld voor de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen. Op grond van artikel 2, lid 5 van het Schattingsbesluit zijn benutbare mogelijkheden als bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid alleen dan niet aanwezig indien:
betrokkene is opgenomen in een ziekenhuis of in een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet toelating zorginstellingen die zorg verleent waarop aanspraak bestaat ingevolge de Wet langdurige zorg, met uitzondering van een inrichting waar geestelijk gestoorde delinquenten van overheidswege verpleegd worden;
betrokkene bedlegerig is;
betrokkene voor het uitvoeren van activiteiten van het dagelijks leven dermate afhankelijk is dat hij lichamelijk niet zelfredzaam is; of
betrokkene als gevolg van een ernstige psychische stoornis in zijn zelfverzorging, in zijn directe samenlevingsverband alsook in zijn sociale contacten, waaronder zijn werkrelaties, niet of dermate minimaal functioneert dat hij psychisch niet zelfredzaam is.