ECLI:NL:RBROT:2025:10851

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
10/200557-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling en brandstichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling en brandstichting. De verdachte heeft e-mailberichten verzonden met dreigende inhoud naar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, medewerkers van het Leger des Heils en de demissionair Minister-president Mark Rutte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in een korte periode meerdere e-mails heeft verstuurd, waarin hij expliciete bedreigingen uitte. De verdachte heeft ook een Youtube-video gepost waarin hij zijn bedreigingen herhaalde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, maar dat de ernst van de bedreigingen en de impact op de slachtoffers niet te onderschatten waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een paranoïde persoonlijkheidsstoornis, en de gevolgen daarvan voor zijn gedrag. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet in staat was om op een gezonde manier te reflecteren op zijn daden, maar dat zijn gedrag niet zonder gevolgen kon blijven. De uitspraak benadrukt de ernst van bedreigingen tegen publieke figuren en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/200557-24
Datum uitspraak: 26 augustus 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
verblijvende op het adres:
[verblijfadres] , [postcode 2] te [verblijfplaats] ,
raadsman mr. E.W.B. van Twist, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 augustus 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.A.J.A. Welten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) in het over de verdachte opgestelde reclasseringsrapport van 5 augustus 2025;
  • de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering direct uitvoerbaar te verklaren;
  • opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier niet valt op te maken dat de aangeschreven personen in de berichten daadwerkelijk kennis hebben genomen van de correspondentie van de verdachte, waarin hij zijn uitspraken heeft gedaan.
De verdediging stelt zich verder op het standpunt dat de verdachte geen bedreigingen heeft geuit en derhalve ook de gekwalificeerde vorm van bedreiging ex artikel 285 lid 5 van het Wetboek van Strafrecht niet kan worden bewezen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte een schreeuw om aandacht heeft willen uiten en de wijze waarop hij dat heeft gedaan, voor hem een normale manier van communiceren is. De verdachte ziet in deze wijze van communiceren geen bedreiging. Ten aanzien van de ten laste gelegde tekst over het “in de brand steken met zippo aanstekerbenzine” onder feit 1, heeft de raadsman aangevoerd dat het voor elk weldenkend mens duidelijk is dat wat er staat niet uitvoerbaar is, althans niet zonder aanvullende maatregelen.
Voorts heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet de intentie heeft gehad om mensen – hoogwaardigheidsbekleders – te bedreigen.
4.1.2.
Beoordeling
Vaststaande feiten
De verdachte heeft in een korte periode meerdere e-mailberichten verstuurd naar diverse instanties. Op 6 april 2024 heeft hij een e-mailbericht verstuurd naar een aantal geadresseerden, waaronder verschillende e-mailaccounts van het Leger des Heils, de gemeente Dordrecht en (via de Rijksvoorlichtingsdienst naar) de toenmalige Minister-president, M. Rutte (hierna: Rutte). Hij maakte daarbij gebruik van het e-mailadres [e-mailadres] . De e-mail had het onderwerp “liegen wordt duur betaald!!” en de tekst:
“Mijn claim klopt. Als een bus. Niet meer liegen!! Nooit meer liegen. Anders zal ik kinderen afrekenen, in een lagere school, en hun hoofdjes, kutjes en piemeltjes in de brand steken met zippo aanstekerbenzine. Indien er nog 1 leugen verteld wordt, of uitvlucht, of andere onwaarheden de kop op steken. Geen geweld richting mij, geen enkele vorm van!! Rechtbank, meervoudige kamer, geeft mij hier in gelijk voor 100%. “Het is doodmaken of doodnormaal doen”. Deze schande gaat in zijn volledigheid en in het openbaar door jullie erkend worden en daarna trekken jullie het boetekleed aan dat ik jullie aanbeveel. En niet anders.
Wacht anders lekker op de “slachting” via onder andere multimediakanalen.
Ik vermaak me wel in de tussentijd. Dromen jullie maar heerlijk verder.
Markje Rutte, CEO van Nederland; jij bent meest schuldig. (…)”
Op 22 april 2024 heeft de verdachte middels hetzelfde e-mailaccount een e-mailbericht gestuurd naar onder meer het algemene e-mailaccount van de Rijksvoorlichtingsdienst, met het onderwerp “youtube linkje” en de tekst: “Nog een korte boodschap.”, waarna een Youtube-link volgt. Via de internetlink in het e-mailbericht is een Youtube-video te zien. In de video is de verdachte zichtbaar. Hij richt zijn woorden tot Rutte, noemt hem bij zijn naam “Mark Rutte” en stelt zichzelf voor met zijn eigen naam. Na 2 minuten en 33 seconden zegt de verdachte het volgende:
“Kijk ik ben bereid tot de uiterste prijs, zowel om te sterven als te doden en ik heb jou aangegeven in die email tot hoever ik bereid ben te gaan en ik vind dat het dat echt waard is.”
Na 6 minuten en 5 seconden zegt hij:
“Mij bedreigen, mij onder druk zetten zelfs maar of ander soortig geweld brengen staat gelijk aan een poging tot het, poging uitlokking tot het plegen van een terroristische daad. En jullie zijn dommer dan dom dom. Want ik kan me niet aan de indruk onttrekken al jaren niet dat jullie heel graag zouden willen dat ik dat doe. Heel erg graag.”
Oordeel van de rechtbank
Bewezen kan worden dat de verdachte het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht en de medewerkers van het Leger des Heils heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en met brandstichting (onder 1 primair ten laste gelegde) en dat de verdachte Rutte heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht (onder 2 primair ten laste gelegde). De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van bedreiging moet aan de volgende drie – kort weergegeven – vereisten zijn voldaan:
1. degene die wordt bedreigd is daadwerkelijk op de hoogte van de bedreiging. Dit kan rechtstreeks zijn, maar ook indirect;
2. de bedreiging is van dien aard en onder zodanige omstandigheden gebeurd dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook gepleegd zou worden. Het gaat erom dat de bedreiging in het algemeen een dergelijke vrees zou kunnen opwekken;
3. er is sprake van opzet bij de verdachte. Dit opzet is zowel gericht op het op de hoogte raken (eerste vereiste) als op het ontstaan van redelijke vrees (tweede vereiste). Dit opzet kan ook in voorwaardelijke vorm aanwezig zijn: het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans.
1. Waren het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, de medewerkers van het Leger des Heils (feit 1) en Rutte (feit 2) op de hoogte van de bedreigingen?
Uit het feit dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, het Leger des Heils en Rutte aangifte hebben gedaan, blijkt dat zij op de hoogte zijn geraakt van de inhoud van de berichten – waaronder ook de Youtube-video (feit 2) – die door de verdachte zijn verzonden. Ten aanzien van Rutte – waar de verdediging het verweer heeft gevoerd dat het bericht hem niet in persoon zal hebben bereikt, omdat dit wordt gefilterd door zijn ambtelijke staf – bevindt zich in het dossier informatie waaruit expliciet blijkt dat hij via zijn Beveiligingsautoriteit persoonlijk op de hoogte is geraakt. Bedreiging behoeft om strafbaar te zijn niet rechtstreeks tegen de betrokkene zelf te zijn geuit, maar kan hem of haar ook langs indirecte weg hebben bereikt. Voldoende is dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn uitlatingen ter kennis zouden komen van de bedreigde(n). Dat is hier het geval. De verdachte heeft de e-mailberichten verstuurd naar diverse instanties, waaronder verschillende e-mailaccounts van het Leger des Heils en de gemeente Dordrecht en het algemene e-mailaccount van de Rijksvoorlichtingsdienst. Natuurlijke personen, te weten medewerkers van voornoemde instanties, hebben de e-mailberichten ontvangen. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte – mede gezien de ernst en inhoud van de bedreigingen en ten aanzien van feit 2 in het bijzonder het feit dat hij in de Youtube-video zijn woorden specifiek richt tot Rutte en het filmpje openbaar op het internet heeft geplaatst – minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de door hem verzonden berichten – en de inhoud daarvan – ook ter kennis zouden komen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, de medewerkers van het Leger des Heils en Rutte. Gezien de inhoud van de aangiftes en de machtiging van Rutte hebben de dreigende uitlatingen deze slachtoffers daadwerkelijk bereikt.
2. Is er sprake van redelijke vrees?
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten ook aan dit vereiste voldaan.
Voor zover het verweer is gevoerd dat niet alle uitlatingen bedreigend van aard zijn geweest, wordt dat verweer verworpen. De inhoud van de berichten moet in onderlinge samenhang worden bezien. Ten aanzien van feit 1 wordt in één e-mailbericht gesproken over het in brand steken en afrekenen van kinderen in een lagere school en worden woorden als “slachting” en “doodmaken” gehanteerd. De inhoud van dat bericht is onmiskenbaar als bedreigend aan te merken. De uitlatingen zoals ten laste gelegd onder feit 2 zijn eveneens bedreigend van aard.
De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsman ten aanzien van de ten laste gelegde tekst over het “in brand steken met zippo aanstekerbenzine” onder feit 1 in die zin dat sprake zou zijn van een bedreiging met een ondeugdelijk middel. Voor zover dit middel ondeugdelijk zou zijn, is het niet dermate evident ondeugdelijk dat de geadresseerden dit niet als bedreigend zouden kunnen opvatten. De rechtbank verwerpt het verweer.
De door verdachte geuite bedreigingen hebben in het algemeen de redelijke vrees kunnen opwekken dat de verdachte zijn bedreigingen waar zou maken, zeker gezien de inhoud van de bedreigingen in combinatie met de overige e-mails die door de verdachte zijn verstuurd. In het dossier bevindt zich bijvoorbeeld ook een e-mailbericht van 8 april 2024 dat de verdachte heeft verzonden naar het secretariaat van het Leger des Heils, waarin de tekst is opgenomen
“En alle medewerkers van LdH zijn medeplichtig, volledig, en derhalve allen afrekenbaar”. Ook de verdachte beseft zich dit (inmiddels); hij heeft bij de politie verklaard dat hij zich wel kan voorstellen dat mensen zich angstig, geïntimideerd en bedreigd voelen en bang zijn dat hij zijn woorden in daden gaat omzetten.
3. Had de verdachte opzet op het bereiken van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, de medewerkers van het Leger des Heils (feit 1) en Rutte (feit 2)?
De verdachte heeft de berichten verzonden naar diverse e-mailaccounts van het Leger des Heils en de gemeente Dordrecht en het algemene e-mailaccount van de Rijksvoorlichtingsdienst. Voor voornoemde instanties relevante natuurlijke personen hebben deze berichten ontvangen. In de Youtube-video – die tevens openbaar op het internet is geplaatst – richt de verdachte zijn woorden specifiek tot Rutte. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen had de verdachte hiermee minst genomen voorwaardelijk opzet op het bereiken van de slachtoffers en daarmee ook op het ontstaan van redelijke vrees bij hen.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierna opgenomen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op
of omstreeks6 april 2024 te Dordrecht
, althans in Nederland,het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht en
/ofmedewerkers van het Leger des Heils heeft bedreigd
- met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat,
- met enig misdrijf tegen het leven gericht,
- met zware mishandeling en
/of
- met brandstichting,
door (via een e-mail) dat college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht en
/ofmedewerkers van het Leger des Heils dreigend de woorden toe te voegen:
- " Nooit meer liegen. Anders zal ik kinderen afrekenen, in een lagere school, en hun hoofdjes, kutjes en piemeltjes in de brand steken met zippo aanstekerbenzine" en
/of
- " Wacht anders lekker op de "slachting" via onder andere multimediakanalen" en
/of
- " Het is doodmaken of doodnormaal doen",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,terwijl dit feit werd gepleegd tegen dat college in diens hoedanigheid van college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht;
2.
hij op
of omstreeks22 april 2024 te Dordrecht, althans in Nederland, M. Rutte heeft bedreigd
met
- met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat,
- met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of
- met zware mishandeling,
door de Rijksvoorlichtingsdienst een e-mail te sturen met een link naar een YouTube-video, waarin door hem, verdachte, de volgende dreigende woorden zijn geuit tegen die Rutte:
- " Kijk ik ben bereid tot de uiterste prijs, zowel o
mte sterven als te doden en ik heb jou aangegeven in die email tot hoever ik bereid ben te gaan en ik vind dat het dat echt waard is" en
/of
- " Mij bedreigen, mij onder druk zetten zelfs maar of ander soortig geweld brengen staat gelijk aan een poging tot het, poging uitlokking tot het plegen van een terroristische daad. En jullie zijn dommer dan dom dom. Want ik kan me niet aan de indruk onttrekken al jaren niet dat jullie heel graag zouden willen dat ik dat doe. Heel erg graag",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,van welke dreigende woorden die Rutte kennis heeft genomen, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die Rutte in diens hoedanigheid van demissionair Minister-president en Minister van Algemene Zaken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd.
De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en met brandstichting, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van burgemeester of wethouder
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en met brandstichting
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van Minister.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere bedreigingen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, medewerkers van het Leger des Heils en de destijds demissionair Minister-president en Minister van Algemene Zaken. De verdachte heeft immers meerdere intimiderende en dreigende e-mailberichten gestuurd naar medewerkers van de gemeente Dordrecht, medewerkers van het Leger des Heils en de Rijksvoorlichtingsdienst. Daarnaast heeft de verdachte op 22 april 2024 een e-mailbericht verzonden naar de Rijksvoorlichtingsdienst met een link naar een Youtube-video, waarin door hem dreigende woorden zijn geuit tegen de destijds demissionair Minister-president en Minister van Algemene Zaken. De bedreigingen en berichtenstroom komen – naar eigen zeggen – omdat hij geen erkenning kreeg voor wat hem in zijn jeugd is overkomen. Dit soort feiten veroorzaakt bij de slachtoffers daarvan in het algemeen gevoelens van onveiligheid. Daarnaast brengen dergelijke bedreigingen ook gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving teweeg. Dit geldt temeer wanneer het slachtoffer landelijk een bekende politicus is. De rechtbank acht een dergelijke bejegening van politieke ambtsdragers en hun medewerkers, die gewoon hun werk doen, onaanvaardbaar.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
- de rapportage van het Pieter Baan Centrum
Uit de pro Justitia-rapportage van 5 juni 2025 die door [persoon A] , psychiater, en [persoon B] , GZ-psycholoog, is opgemaakt naar aanleiding van het verblijf van de verdachte in het Pieter Baan Centrum volgt onder meer het volgende.
Verdachte werkte niet mee aan het onderzoek. Met de beschikbare informatie kan volgens de deskundigen worden gesteld dat sprake is van een psychische stoornis met daaruit voortvloeiende disfuncties. Het functioneren van de verdachte wordt bepaald door een complexe hechtingsproblematiek en als traumatisch en stresserende beleefde stamgezinssituatie. Dit was van invloed op de pathologische persoonlijkheidsontwikkeling bij verdachte. Tijdens de observatieperiode staat een diepgeworteld wantrouwen en allesoverheersende preoccupatie van het hem aangedaan onrecht centraal in het contact met gezag en instanties. De persoonlijkheid van de verdachte wordt gevormd door een duurzaam patroon van afwijkende innerlijke ervaringen en gedragingen. Alles overziend voldoet de verdachte volgens de deskundigen aan de kenmerken passend bij een paranoïde persoonlijkheidsstoornis. Deskundigen zien thans ook enige narcistische trekken, maar kunnen zonder voldoende onderzoek niet vaststellen of dit het niveau van een persoonlijkheidsstoornis haalt. Met het versturen van filmpjes en dreigmails lijkt de verdachte de laatste jaren zijn gevoelens van frustratie te kanaliseren. Verdachte vertoont voorts een sterke neiging tot externalisatie van verantwoordelijkheid ten aanzien van zijn volwassen leven en functioneren. Zijn ziekelijk klagen en de uitingsvormen dienen een belangrijke evenwichtsfunctie en verdachte ontleent daaraan een zekere identiteit.
Ten tijde van het ten laste gelegde was bij de verdachte sprake van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis, chronisch aanwezig en leidende tot een ernstig en indringend gedragspatroon waarin verdachte zich miskend voelt in zijn slachtofferschap en met de expressie van een constante verontwaardiging tegenover iedereen die hem niet erkent, tegenwerkt en/of niet voor vol aanziet.
De verdachte is niet in staat om op een gezonde wijze te reflecteren op zijn acties. Hij is psychisch ernstig ziek door zijn beschadigd functioneren, waarin impulsiviteit en zwakke zelfsturing centraal staan in combinatie met een ernstig beperkt vermogen om te relativeren en zijn bedreigende initiatieven af te remmen. Het handelen van de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten werd grotendeels gedreven door zijn ernstige psychopathologie. De verdachte bezat en bezit een zeer beperkte vrijheid om zich in zijn handelen aan de invloed van zijn persoonlijkheidsstoornis te onttrekken. Zijn denken en doen worden hoofdzakelijk bepaald door het idee dat hem onrecht is aangedaan in het leven. De deskundigen achten een belangrijke doorwerking, waarbij de verdachte een verminderde keuzevrijheid had, dan ook zeer aannemelijk. Zij adviseren om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen, mochten deze feiten bewezen worden geacht.
Er bestaat in samenhang met de psychopathologie, ook in de toekomst, een hoog recidiverisico voor verbaal geweld met heftige uitlatingen en bedreigingen. In de levensloop komt een escalatie van geweld tot op heden niet tot nauwelijks voor en dat valt ook voor de
toekomst niet te onderbouwen. De verdachte is moeilijk behandelbaar, vanwege het functionele aspect van zijn gedrag, het gebrek aan basisvertrouwen en het gebrek aan inzicht of relativerend vermogen. De deskundigen stellen dat een behandeling niet alleen moeilijk is, maar mogelijk zelfs onwenselijk. De deskundigen zien het dilemma dat van behandeling en begeleiding op geen wijze invloed of wonderen te verwachten zijn, maar daar wel behoefte aan is. Volgens de deskundigen zouden genoemde behandeling en begeleiding kunnen plaatsvinden in het kader van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden. Mede indachtig het gegeven dat in de levensloop een escalatie van geweld in de afgelopen zestien jaar niet voorkomt en dat ook voor de toekomst niet valt te onderbouwen, wordt het juridisch kader van een tbs-maatregel niet noodzakelijk geacht.
- reclasseringsrapportages
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van over de verdachte uitgebrachte reclasserings-rapportages, daterend van 5 augustus 2025 en 20 juni 2024.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Naar het oordeel van de rechtbank bestond bij de verdachte – gelet op het voorgaande – tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens ten gevolge waarvan het bewezenverklaarde hem in verminderde mate kan worden toegerekend.
Gezien de aard en ernst van de feiten – in combinatie met het gegeven dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld – kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat de bedreigingen onder meer zijn gedaan jegens politieke ambtsdragers en met het strafblad van de verdachte. In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de ten laste gelegde feiten de verdachte in verminderde mate worden toegerekend.
Hoewel uit de rapportages die over verdachte zijn ingewonnen naar voren komt dat er een grote kans blijft op herhaling van vergelijkbaar gedrag als in deze zaak is bewezen, ziet de rechtbank te weinig meerwaarde in het opleggen van reclasseringstoezicht en behandeling in een gedwongen kader. Ter zitting heeft de verdachte – gezien zijn gestelde ervaringen in het verleden – meermalen aangegeven niets te zien in en niet te zullen meewerken aan behandeling in een forensisch kader. De rapportage bevestigt ook dat – gezien onder meer die houding van de verdachte – een behandeling in die vorm vooral strijd en geen resultaat gaat opleveren. Het opleggen van bijzondere voorwaarden als deel van een voorwaardelijke straf laat de rechtbank dan ook achterwege.
Van belang is hierbij dat de verdachte inmiddels zelf contact heeft gezocht met een psychologe en dat hij daar voldoende verbinding mee voelt om verdere gesprekken aan te gaan. Verder zou een buddy aan hem worden toegevoegd en verwacht hij daarin een persoon te treffen die zonder voorafgaand waardeoordeel naar zijn verhaal wil luisteren en dat het vertellen van zijn verhaal hem ook zal helpen de spanning, die hem tot het verweten gedrag heeft gebracht, zoveel mogelijk te beperken. Bij dit alles komt bovendien dat de verdachte reeds langere tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dan normaliter voor een feit als het onderhavige wordt opgelegd, zodat geen ruimte resteert voor een voorwaardelijk strafdeel.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist en blijft een voorwaardelijk deel achterwege.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft (met ingang van 12 augustus 2025) op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst. Dit bevel is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. A.P. Hameete en M.I. Blagrove, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.M. de Ruiter-van der Vleuten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
primair
hij op of omstreeks 6 april 2024 te Dordrecht, althans in Nederland, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht en/of medewerkers van het Leger des Heils heeft bedreigd
- met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat,
- met enig misdrijf tegen het leven gericht,
- met zware mishandeling en/of
- met brandstichting,
door (via een e-mail) dat college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht en/of medewerkers van het Leger des Heils dreigend de woorden toe te voegen:
- " Nooit meer liegen. Anders zal ik kinderen afrekenen, in een lagere school, en hun hoofdjes, kutjes en piemeltjes in de brand steken met zippo aanstekerbenzine" en/of
- " Wacht anders lekker op de "slachting" via onder andere multimediakanalen" en/of
- " Het is doodmaken of doodnormaal doen",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen dat college in diens hoedanigheid van college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht;
subsidiair
hij op of omstreeks 6 april 2024 te Dordrecht, althans in Nederland, een ander, te weten het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht en/of medewerkers van het Leger des Heils, door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten kinderen op een lagere school, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het vertellen en/of verspreiden van leugens,
door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht en/of medewerkers van het Leger des Heils een e-mail te sturen met daarin de dwingende woorden:
"Mijn claim klopt. Als een bus. Niet meer liegen!! Nooit meer liegen. Anders zal ik kinderen afrekenen, in een lagere school, en hun hoofdjes, kutjes en piemeltjes in de brand steken met zippo aanstekerbenzine. Indien er nog 1 leugen verteld wordt, of uitvlucht, of andere onwaarheden de kop op steken. Geen geweld richting mij, geen enkele vorm van!! Rechtbank, meervoudige kamer, geeft mij hier in gelijk voor 100%. "Het is doodmaken of doodnormaal doen". Deze schande gaat in zijn volledigheid en in het openbaar door jullie erkend worden en daarna trekken jullie het boetekleed aan dat ik jullie aanbeveel. En niet anders. Wacht anders lekker op de "slachting" via onder andere multimediakanalen";
meer subsidiair
hij op of omstreeks 6 april 2024 te Dordrecht, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om anderen, te weten het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht en/of medewerkers van het Leger des Heils, door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten kinderen op een lagere school, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten: het vertellen en/of verspreiden van leugens,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht en/of medewerkers van het Leger des Heils een e-mail heeft gestuurd met daarin de dwingende woorden:
"Mijn claim klopt. Als een bus. Niet meer liegen!! Nooit meer liegen. Anders zal ik kinderen afrekenen, in een lagere school, en hun hoofdjes, kutjes en piemeltjes in de brand steken met zippo aanstekerbenzine. Indien er nog 1 leugen verteld wordt, of uitvlucht, of andere onwaarheden de kop op steken. Geen geweld richting mij, geen enkele vorm van!! Rechtbank, meervoudige kamer, geeft mij hier in gelijk voor 100%. "Het is doodmaken of doodnormaal doen". Deze schande gaat in zijn volledigheid en in het openbaar door jullie erkend worden en daarna trekken jullie het boetekleed aan dat ik jullie aanbeveel. En niet anders. Wacht anders lekker op de "slachting" via onder andere multimediakanalen", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
primair
hij op of omstreeks 22 april 2024 te Dordrecht, althans in Nederland, M. Rutte heeft bedreigd met
- met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat,
- met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
- met zware mishandeling,
door de Rijksvoorlichtingsdienst een e-mail te sturen met een link naar een YouTube-video, waarin door hem, verdachte, de volgende dreigende woorden zijn geuit tegen die Rutte:
- " Kijk ik ben bereid tot de uiterste prijs, zowel op te sterven als te doden en ik heb jou aangegeven in die email tot hoever ik bereid ben te gaan en ik vind dat het dat echt waard is" en/of
- " Mij bedreigen, mij onder druk zetten zelfs maar of ander soortig geweld brengen staat gelijk aan een poging tot het, poging uitlokking tot het plegen van een terroristische daad. En jullie zijn dommer dan dom dom. Want ik kan me niet aan de indruk onttrekken al jaren niet dat jullie heel graag zouden willen dat ik dat doe. Heel erg graag",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, van welke dreigende woorden die Rutte kennis heeft genomen, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die Rutte in diens hoedanigheid van demissionair Minister-president en Minister van Algemene Zaken;
subsidiair
hij op of omstreeks 22 april 2024 te Dordrecht, althans in Nederland, een ander, te weten M. Rutte (demissionair Minister-president en Minister van Algemene Zaken), door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het bedreigen en/of onder druk zetten van hem, verdachte, door de Rijksvoorlichtingsdienst een e-mail te sturen met een link naar een YouTube-video, waarin door hem, verdachte, de volgende woorden zijn geuit tegen die Rutte:
- " Kijk ik ben bereid tot de uiterste prijs, zowel op te sterven als te doden en ik heb jou aangegeven in die email tot hoever ik bereid ben te gaan en ik vind dat het dat echt waard is" en/of
- " Mij bedreigen, mij onder druk zetten zelfs maar of ander soortig geweld brengen staat gelijk aan een poging tot het, poging uitlokking tot het plegen van een terroristische daad. En jullie zijn dommer dan dom dom. Want ik kan me niet aan de indruk onttrekken al jaren niet dat jullie heel graag zouden willen dat ik dat doe. Heel erg graag";
meer subsidiair
hij op of omstreeks 22 april 2024 te Dordrecht, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten M. Rutte (demissionair Minister-president en Minister van Algemene Zaken), door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten: het bedreigen en/of onder druk zetten van hem, verdachte, de Rijksvoorlichtingsdienst een e-mail heeft gestuurd met een link naar een YouTube-video, waarin door hij, verdachte, de volgende woorden heeft geuit tegen die Rutte:
- " Kijk ik ben bereid tot de uiterste prijs, zowel op te sterven als te doden en ik heb jou aangegeven in die email tot hoever ik bereid ben te gaan en ik vind dat het dat echt waard is" en/of
- " Mij bedreigen, mij onder druk zetten zelfs maar of ander soortig geweld brengen staat gelijk aan een poging tot het, poging uitlokking tot het plegen van een terroristische daad. En jullie zijn dommer dan dom dom. Want ik kan me niet aan de indruk onttrekken al jaren niet dat jullie heel graag zouden willen dat ik dat doe. Heel erg graag", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.