ECLI:NL:RBROT:2025:10866

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
11537810 CV EXPL 25-2998
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen Aegon Levensverzekering N.V. en huurders over huurachterstand, ontbinding huurovereenkomst en ontruiming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 september 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Aegon Levensverzekering N.V. en de huurders, aangeduid als [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De huurders huren sinds 1 november 2010 een woning van Aegon en hebben een huurachterstand opgebouwd van € 5.366,94. Aegon heeft de kantonrechter verzocht om de huurovereenkomst te ontbinden en de huurders te veroordelen tot betaling van de achterstand. De huurders hebben verzocht om een betalingsregeling en een terme de grâce, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter heeft rekening gehouden met de belangen van de minderjarige dochter van de huurders en heeft hen een ruimere ontruimingstermijn van drie maanden gegeven. De kantonrechter heeft de huurders ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten en heeft de vordering van Aegon tot incassokosten en rente afgewezen, omdat deze gebaseerd waren op een oneerlijke bepaling in de algemene voorwaarden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11537810 CV EXPL 25-2998
datum uitspraak: 5 september 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Aegon Levensverzekering N.V.,
vestigingsplaats: Den Haag,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.L.B. Hundscheidt,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

woonplaats: [woonplaats] ,
2. [gedaagde 2],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger.
De partijen worden hierna ‘Aegon’, ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 6 februari 2025, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de aanvullende productie van Aegon;
  • de akte houdende uitlatingen van 24 juli 2025 van Aegon;
  • de akte houdende uitlatingen van 24 juli 2025 van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ;
  • de akte houdende uitlatingen van 7 augustus 2025 van Aegon.
1.2.
Op 14 juli 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was mr. M. Ramcharan aanwezig namens de gemachtigde van Aegon. Daarnaast was [gedaagde 1] aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting hebben partijen afgesproken om de zaak aan te houden, zodat partijen konden bespreken of zij afspraken konden maken. Partijen hebben zich hierover bij akte uitgelaten. De kantonrechter heeft naar aanleiding van het voorstel voor een betalingsregeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de akte van 24 juli 2025, Aegon nogmaals in de gelegenheid gesteld om zich over een betalingsregeling uit te laten. Aegon heeft aangegeven niet in te gaan op het voorstel. De kantonrechter heeft vervolgens vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] huren sinds 1 november 2010 een woning van Aegon. De huur is met ingang van 1 juli 2025 € 1.288,38 per maand. Op dit moment is er een huurachterstand. Aegon eist dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] die huurachterstand betalen en dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt.
2.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] willen een betalingsregeling sluiten met Aegon. Daarnaast geven [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan dat er omstandigheden zijn die maken dat de betalingsachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigt. Tot slot verzoeken zij om een terme de grâce te verlenen.
2.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten van de kantonrechter inderdaad de huurachterstand betalen en de woning verlaten. De buitengerechtelijke incassokosten en rente worden afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten een huurachterstand van € 5.366,94 betalen
2.4.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden veroordeeld om € 5.366,94 aan Aegon te betalen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn daarvoor hoofdelijk aansprakelijk (artikel 6:7 BW). Op het moment van de zitting waren partijen het erover eens dat de huurachterstand € 8.366,94 was. Dit was de huurachterstand tot en met de maand juli 2025. Op 23 juli 2025 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] € 3.000,00 betaald aan Aegon. Deze betaling strekt in mindering op de hoofdsom. Uit de dagvaarding is namelijk gebleken dat Aegon (huur)betalingen direct in mindering laat strekken op de huurachterstand.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.5.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verplicht waren om de huur op tijd te betalen en dat niet hebben gedaan (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [1] De kantonrechter heeft er in dit geval rekening mee gehouden dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met een minderjarige dochter in de woning wonen. De kantonrechter moet op grond van artikel 3 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het kind (IVRK) de belangen van het kind bij het behoud van de woning als eerste meewegen. De ontruiming van de woning met minderjarige kinderen is namelijk een ingrijpende maatregel voor de kinderen. De kantonrechter ontbindt de huurovereenkomst wel, maar zal [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een ruimere termijn geven om de woning te ontruimen. De kantonrechter vindt dat deze beslissing recht doet aan de belangen van het kind. Het geeft [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voldoende tijd om - met hulpverlening – onderdak voor hun kind te regelen.
2.6.
De kantonrechter heeft er ook rekening mee gehouden dat de gevolgen van dakloosheid groot zijn voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] Deze gevolgen ontstaan echter door hun eigen handelen. Daar komt bij dat ter zitting is gebleken dat de huidige situatie niet in stand kan blijven voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , omdat hun inkomen niet hoog genoeg is om de huur van de woning te (blijven) betalen en de huurachterstand binnen een redelijke termijn in te lopen. De kantonrechter oordeelt dan ook dat de betalingsachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
De kantonrechter kent geen terme de grâce toe
2.7.
De kantonrechter kent geen terme de grâce toe, omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onvoldoende hebben onderbouwd dat de volledige huur en kosten binnen afzienbare tijd aan Aegon kunnen worden betaald. Een terme de grâce is een termijn van ten hoogste één maand die de kantonrechter kan geven aan de huurder om alsnog de volledige huurachterstand te betalen. Als de huurder dit doet dan wordt de huurovereenkomst niet ontbonden. Tijdens de zitting is gebleken dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de lopende huur inmiddels weer betalen, maar moeite hebben om de huidige maandelijkse lasten te blijven betalen, waardoor niet is gebleken dat zij binnen korte termijn de volledige huurschuld kunnen aflossen.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.8.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moeten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de woning met al hun spullen verlaten. De ontruimingstermijn wordt, omdat er een minderjarig kind bij betrokken is, bepaald op drie maanden na betekening van het vonnis. Tot en met de dag van de ontruiming moeten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk een gebruiksvergoeding van € 1.288,38 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Aegon heeft niet uitgelegd waarom [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand. Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoeven geen incassokosten en rente te betalen
2.9.
De kantonrechter wijst de incassokosten en de rente af. In artikel 20.6 van de algemene voorwaarden van Aegon staat hierover namelijk een oneerlijke bepaling. Omdat die bepaling oneerlijk is, mag Aegon daar geen beroep op doen en kan zij ook geen aanspraak maken op de incassokosten en rente uit de wet. [2] De bepaling is oneerlijk, omdat daarin staat dat de huurders een boete moeten betalen als zij niet aan de verplichtingen uit de overeenkomst en de algemene voorwaarden voldoen. Daaronder valt ook het op tijd betalen van de huur (artikel 4.3 van de huurovereenkomst). Op grond van de wet zouden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als zij te laat betalen alleen de wettelijke rente en incassokosten moeten betalen. Aegon wijkt met de boete dus in het nadeel van een consument af van de wet door daarnaast een boete op te leggen. Dat maakt deze bepaling hier oneerlijk.
Verder geen oneerlijke bepalingen
2.10.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak nog van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor de beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten de proceskosten betalen
2.11.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). Zij zijn daarvoor hoofdelijk aansprakelijk (artikel 6:7 BW). [3] De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan Aegon moeten betalen op € 147,81 aan dagvaardingskosten, € 543,00 aan griffierecht, € 678,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 339,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.503,81. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Aegon dat eist en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] daar geen bezwaar tegen hebben gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan Aegon te betalen € 5.366,94 ;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om binnen drie maanden na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning aan de [adres] in Capelle aan den IJssel te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Aegon te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om vanaf augustus 2025 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Aegon te betalen € 1.288,38 per maand met de verhoging die is toegestaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van Aegon worden begroot op € 1.503,81;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
64363

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810
2.Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021 (Dexia)
3.Hoge Raad 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1942