In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 september 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Aegon Levensverzekering N.V. en de huurders, aangeduid als [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De huurders huren sinds 1 november 2010 een woning van Aegon en hebben een huurachterstand opgebouwd van € 5.366,94. Aegon heeft de kantonrechter verzocht om de huurovereenkomst te ontbinden en de huurders te veroordelen tot betaling van de achterstand. De huurders hebben verzocht om een betalingsregeling en een terme de grâce, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter heeft rekening gehouden met de belangen van de minderjarige dochter van de huurders en heeft hen een ruimere ontruimingstermijn van drie maanden gegeven. De kantonrechter heeft de huurders ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten en heeft de vordering van Aegon tot incassokosten en rente afgewezen, omdat deze gebaseerd waren op een oneerlijke bepaling in de algemene voorwaarden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.